ECLI:NL:RBMNE:2025:2346

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
UTR 25/1874
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WIA-uitkering en proceskostenvergoeding na beroep

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had op 27 februari 2025 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen een besluit van 5 september 2023. Na een beslissing van verweerder op 11 maart 2025 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft besloten de zaak zonder zitting te behandelen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. Volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van verzoekster moet vergoeden, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan verzoekster tegemoet is gekomen. De rechtbank concludeert dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten, aangezien er geen reactie is gekomen op het verzoek van verzoekster.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten, berekend op basis van de bijstand door een gemachtigde. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 mei 2025 door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1784

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. G.J.A.M. Gloudi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 27 februari 2025 omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar tegen het besluit van verweerder van 5 september 2023
Verweerder heeft op 11 maart 2025 alsnog een beslissing genomen op het bezwaar van verzoekster. Verzoekster heeft het beroep daarna ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.