Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had op 27 februari 2025 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen een besluit van 5 september 2023. Na een beslissing van verweerder op 11 maart 2025 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft besloten de zaak zonder zitting te behandelen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. Volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van verzoekster moet vergoeden, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan verzoekster tegemoet is gekomen. De rechtbank concludeert dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten, aangezien er geen reactie is gekomen op het verzoek van verzoekster.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten, berekend op basis van de bijstand door een gemachtigde. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 mei 2025 door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui.