ECLI:NL:RBMNE:2025:2356

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
UTR 24/8363
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken bezwaarschriftprocedure

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 maart 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van [bedrijf] B.V. niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek betreft de verlenging van een begunstigingstermijn die eerder door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren was verleend. Verzoeker had een besluit van 13 december 2024 overgelegd, waarin de begunstigingstermijn voor de derde keer werd verlengd tot 15 januari 2025. In dit besluit werd vermeld dat verzoeker vanaf die datum een dwangsom zou verbeuren wegens het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van een woning.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek niet-ontvankelijk is omdat er geen connexe bezwaarschriftprocedure loopt. Verzoeker had de rechtbank niet voorzien van een bezwaarschrift tegen het besluit van 13 december 2024, ondanks een verzoek daartoe van de rechtbank. Dit gebrek aan een lopende bezwaarprocedure maakt het niet mogelijk om een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek niet inhoudelijk beoordeeld en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/8363

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] ,mede namens en als directeur van
[bedrijf] B.V., uit [plaats] , verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, het college
(gemachtigde: mr. B.M. Plat).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker over de verlenging van een begunstigingstermijn.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
Verzoeker heeft een verzoek om voorlopige voorziening ingediend en daarbij een besluit overgelegd van het college van 13 december 2024, waarin een eerder aan hem verleende begunstigingstermijn voor de derde keer is verlengd tot 15 januari 2025. Daarbij is aan verzoeker medegedeeld dat hij vanaf 15 januari 2025 de opgelegde dwangsom verbeurt wegens het laten gebruiken van de woning aan de [adres] in [plaats] in strijd met het bestemmingsplan en de Huisvestingswet en -verordening. Onder dit besluit staat dat verzoeker daartegen bezwaar kan maken.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Het verzoek om voorlopige voorziening gaat over het besluit van 13 december 2024. De rechtbank heeft verzoeker bij brief van 30 december 2024 verzocht om een kopie toe te sturen van het bezwaarschrift. Verzoeker heeft daarop gereageerd en de rechtbank stukken toegestuurd, maar geen bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 13 december 2024. Ook bij de stukken die het college aan de rechtbank heeft toegestuurd, zit geen bezwaarschrift gericht tegen dit besluit. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen bezwaarprocedure loopt tegen het besluit van 13 december 2024. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen.

Conclusie en gevolgen

2. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2025.
de griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.