In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke kwestie waarbij eiseres, vertegenwoordigd door R. Grijpstra, een beroep had ingesteld tegen de Minister van Financiën. Eiseres had een melding gedaan bij de Minister, waarin zij verzocht om een onderzoek naar onterechte gevolgen van haar registratie in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). De rechtbank oordeelde dat de melding van eiseres niet kon worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor was er geen sprake van een appellabel besluit en kon de rechtbank zich niet bevoegd verklaren om van het beroep kennis te nemen.
De rechtbank concludeerde dat er geen publiekrechtelijke grondslag was voor de Minister om op de melding van eiseres te beslissen, waardoor het beroep niet ontvankelijk was. De rechtbank heeft besloten om het door eiser betaalde griffierecht terug te betalen, maar er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en partijen werden niet uitgenodigd voor een zitting, aangezien de rechtbank van oordeel was dat zij kennelijk onbevoegd was om van het beroep kennis te nemen. Eiseres had eerder, in maart 2022, haar melding gedaan en had in september 2022 de Minister in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een reactie. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat er geen rechtsgrond was voor een besluit, waardoor het beroep niet ontvankelijk was.