In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 april 2025, wordt het verzet van de opposant tegen de uitspraak van 11 oktober 2023 behandeld. In die eerdere uitspraak had de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep van de opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De opposant had verzocht om informatie over dossierstukken die ten grondslag lagen aan besluiten uit 2008, waarbij hij verwees naar de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De rechtbank oordeelt dat het verzoek van de opposant onvoldoende gespecificeerd en te algemeen geformuleerd is, waardoor het niet kan worden aangemerkt als een verzoek in de zin van de AVG. De rechtbank bevestigt dat er geen sprake is van een aanvraag zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en dat er dus geen beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingesteld.
De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of de eerdere uitspraak terecht is gedaan. Na beoordeling van de gronden van het verzet komt de rechtbank tot de conclusie dat het verzet ongegrond is. De rechtbank legt uit dat het verzoek van de opposant niet voldoet aan de vereisten van de AVG en dat er geen aanleiding is om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.