ECLI:NL:RBMNE:2025:2373

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
UTR 23/5863, UTR 23/5864 en UTR 23/5866
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke geschillen met betrekking tot ambtenaren

In deze zaak heeft de eiser verzoeken ingediend voor de toekenning en uitbetaling van een gratificatie vanwege zijn 40-jarig ambtsjubileum, alsook voor de uitbetaling van salaris voor twee functies aan de Universiteit Utrecht. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 18 april 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij zij zich onbevoegd heeft verklaard om van de beroepen kennis te nemen. Dit besluit is genomen naar aanleiding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, die bepaalt dat het college sinds 1 januari 2020 geen bevoegdheid meer heeft om beslissingen te nemen over de rechtspositie van (gewezen) ambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen van de eiser niet als bestuursrechtelijke besluiten kunnen worden aangemerkt, waardoor de bestuursrechter niet bevoegd is om hierover te oordelen. De rechtbank heeft de eiser erop gewezen dat hij zich kan wenden tot de burgerlijke rechter voor zijn verzoeken. De uitspraak is gedaan zonder zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft ook bepaald dat de eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt, gezien de onbevoegdheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/5863, UTR 23/5864 en UTR 23/5866

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2025 in de zaken tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht, het college

(gemachtigde: mr. F. Hoogeveen).

Inleiding

Eiser heeft op 8 (één) en 11 september 2023 (twee) aanvragen ingediend om toekenning en uitbetaling van de gratificatie vanwege zijn 40-jarig ambtsjubileum, uitbetaling van salaris voor Functie A ( universitair hoofddocent 2 bij [A]) en uitbetaling van salaris voor Functie B (niet-gepromoveerde Universitair Docent bij [B]).
Op 28 november 2023 heeft hij beroepen ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvragen. Het college heeft zich in een brief aan eiser van 30 november 2023 op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat zij niet bevoegd is om van de beroepen kennis te nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. Het college hoeft echter geen besluit in de zin van de Awb te nemen op de verzoeken van eiser, omdat het college sinds 1 januari 2020 geen in het publiekrecht geregelde bevoegdheid meer heeft om (primaire) beslissingen te nemen over de rechtspositie van (gewezen) ambtenaren. Dit is het gevolg van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren. In het overgangsrecht in artikel 16, tweede lid, van de Ambtenarenwet 2017 is opgenomen dat op besluiten of handelingen ten aanzien van een (gewezen) ambtenaar die vóór 1 januari 2020 bekend zijn gemaakt, de bestuursrechtelijke procedure van de Awb geldt. Voor besluiten of handelingen die na 1 januari 2020 zijn bekendgemaakt, is de burgerlijke rechter bevoegd.
Gelet op de datum van de aanvragen van eiser, is een antwoord hierop dan ook geen bestuursrechtelijk besluit en is de bestuursrechter niet bevoegd over een dergelijk antwoord een oordeel te geven. Dit geldt dan ook voor het uitblijven van een antwoord. Eiser kan desgewenst een vordering bij de burgerlijke rechter indienen.

Conclusie en gevolgen

De rechtbank is onbevoegd. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van de beroepen kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.