ECLI:NL:RBMNE:2025:2376

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
C/16/590484 FV RK 25-728
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gedwongen medicatie gegrond verklaard wegens ernstige bijwerkingen

Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een klacht tegen gedwongen medicatie. Betrokkene, geboren in 1956, had op 20 maart 2025 een verzoekschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 april 2025, waarbij betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren. De rechtbank had eerder op 18 november 2024 een zorgmachtiging verleend, die het toedienen van medicatie als verplichte zorg omvatte. Betrokkene diende op 12 februari 2025 een klacht in bij de klachtencommissie, die deze op 24 februari 2025 processueel gegrond maar inhoudelijk ongegrond verklaarde. De rechtbank moest nu beoordelen of de verplichte zorg, in de vorm van antipsychotica, nog gerechtvaardigd was. Betrokkene had ernstige bijwerkingen van de medicatie ervaren, waaronder parkinsonisme, en de rechtbank concludeerde dat de verplichte toediening niet langer voldeed aan de eisen van proportionaliteit. De rechtbank verklaarde de klacht gegrond en oordeelde dat betrokkene de kans moest krijgen om zonder medicatie te functioneren, gezien zijn verbeterde situatie en de goede zorg die om hem heen was geregeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/590484 / FV RK 25-728
Beschikking van 23 april 2025
op het ingediende verzoekschrift van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1956 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat mr. A.M.P.M. Adank.

1.De procedure

1.1.
Betrokkene heeft op 20 maart 2025 een verzoekschrift met bijlagen bij de rechtbank ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 april 2025. Daarbij waren betrokkene met zijn advocaat aanwezig alsmede de persoonlijk begeleider van betrokkene. Betrokkene en zijn persoonlijk begeleider van Kwintes waren digitaal aanwezig, de advocaat was in de zittingszaal aanwezig.
1.3.
De geneesheer-directeur van de psychiatrische instelling Pro Persona te Ede is op 24 maart 2025 om 9.48 uur per mailbericht uitgenodigd om op de zitting aanwezig te zijn. Op 3 april 2025 om 16.54 uur heeft de rechtbank een bericht ontvangen van psychiater Ouderenzorg [A] waarin deze aangeeft niet aanwezig te kunnen zijn op de zitting vanwege de korte termijn en omdat hij op maandagen niet werkt, waarbij hij de wens heeft uitgesproken de agenda’s naast elkaar te leggen om te kijken wanneer het wel zou kunnen. De griffier van de rechtbank heeft de psychiatrische instelling vervolgens per mail en ook telefonisch bericht dat de zitting doorgaat. Namens de instelling is niemand verschenen, niet fysiek en niet per aangeboden videoverbinding.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Op 18 november 2024 heeft deze rechtbank een zorgmachtiging verleend voor betrokkene. De zorgmachtiging geldt tot en met 18 november 2025. De rechtbank heeft onder andere het toedienen van medicatie als vorm van verplichte zorg toegewezen.
2.2.
De instelling heeft op 3 januari 2023 een schriftelijke aanzegging voor verplichte zorg aan betrokkene afgegeven, te weten het toedienen van medicatie.
2.3.
Betrokkene heeft op 12 februari 2025 een klacht bij de klachtencommissie ingediend met betrekking tot de verplichte zorg én het ontbreken van een nieuwe aanzeggingsbrief met betrekking tot deze verplichte zorg.
2.4.
De klachtencommissie heeft op 24 februari 2025 de klacht processueel gegrond en inhoudelijk ongegrond verklaard.
2.5.
De instelling heeft op 27 februari 2025 een nieuwe schriftelijke aanzegging voor verplichte zorg aan betrokkene afgegeven.
2.6.
Betrokkene vraagt nu aan de rechtbank om een beslissing op de klacht.

3.De beoordeling

3.1.
De instelling heeft op 27 februari 2025 een nieuwe aanzeggingsbrief voor verplichte zorg aan betrokkene uitgereikt. Daarmee is het formaliteitsgebrek dat de klachtencommissie heeft geconstateerd hersteld. De rechtbank moet nu enkel nog beoordelen of de instelling de vorm van verplichte zorg mag gebruiken, te weten het toedienen van medicatie (antipsychotica) in depotvorm. Bij de beantwoording van deze vraag zijn de algemene uitgangspunten en de eisen van artikel 2:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) van toepassing. Dit houdt in dat de inzet van verplichte zorg moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid. Dat betekent dat het belang van de behandeling in verhouding moet staan tot de inbreuk en dat de minst ingrijpende vorm van behandeling moet worden gebruikt. De vorm van verplichte zorg mag ook niet langer dan nodig worden toegepast en de behandeling moet in de gegeven omstandigheden effectief en veilig zijn.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de beslissing niet voldoet aan deze eisen en zal de klacht daarom gegrond verklaren. De rechtbank legt hierna uit waarom.
3.3.
Betrokkene heeft altijd een reizend bestaan geleid. De diagnose schizofrenie en een neurocognitieve stoornis is pas laat bij betrokkene vastgesteld, namelijk toen betrokkene al [leeftijd] was. In die periode ging het niet goed met betrokkene vanwege een conflict met het UWV. Betrokkene bivakkeerde onder een brug nabij het kantoor van het UWV en is hier ontregeld van geraakt. Nu gaat het veel beter met betrokkene. Hij is ingebed in zorg, woont bij Kwintes en wordt ambulant begeleid door Pro Persona. Betrokkene functioneert goed, hij doet zijn boodschappen en houdt zijn huis netjes. Betrokkene krijgt medicatie, maar hij ondervindt hier ernstige bijwerkingen van. Hij heeft onder meer last van heftig trillende handen, waardoor hij wordt beperkt in zijn doen en laten. Volgens de neuroloog is dit parkinsonisme, een bijwerking van de medicatie. Hoewel de psychiater het hier niet mee eens is (hij schrijft de trillingen toe aan Parkinson) en een second opinion heeft aangevraagd, gaat de rechtbank er vooralsnog van uit dat dit een bijwerking van de medicatie is, ook omdat betrokkene heeft verklaard dat de trillingen het heftigst zijn nadat hem een depot is toegediend. De medicatie is al afgebouwd van eenmaal per drie maanden naar eenmaal per vier maanden. Betrokkene wil de medicatie verder afbouwen, omdat de trillingen hem ernstig hinderen. Volgens de persoonlijk begeleider van Kwintes is betrokkene in staat deze keuze weloverwogen te maken. De rechtbank heeft geen reden hieraan te twijfelen. Betrokkene heeft zijn standpunt op zitting goed kunnen verwoorden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de afbouw moet worden doorgezet. Betrokkene moet de kans krijgen om te proberen zonder medicatie te functioneren, zoals hij tot zijn [leeftijd] ook heeft gedaan. Omdat de zorg rond betrokkene goed geregeld is, kan bij een eventuele verslechtering tijdig en adequaat worden ingegrepen, maar op dit moment voldoet de verplichte toediening van antipsychotica niet langer aan de eisen van proportionaliteit. Het middel lijkt zogezegd op dit moment erger dan de kwaal.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart de klacht gegrond.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025 door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter, in samenwerking met mr. C.M. Bosma als griffier.
AFSCHRIFT
Voor eensluidend afschrift.
De griffier van de rechtbank.
23 april 2025