In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van 28 februari 2023, waarin de waarde van zijn woning voor het belastingjaar 2023 is vastgesteld op € 761.000,-. Eiser ging in bezwaar tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond in een besluit van 7 april 2023. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Op 3 oktober 2023 heeft eiser nieuwe informatie over een fout in het kadaster ingediend, wat leidde tot een tweede uitspraak op bezwaar op 13 oktober 2023, waarin het bezwaar gegrond werd verklaard en de aanslag werd vernietigd. De heffingsambtenaar heeft echter betoogd dat een tweede uitspraak op bezwaar niet mogelijk is, maar dat de rechtsgevolgen in stand moeten blijven.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de bezwaarfase eindigde met de uitspraak op bezwaar van 7 april 2023 en dat de eerste uitspraak op bezwaar niet meer ter discussie kan worden gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad een fout in het kadaster was, waardoor eiser op de waardepeildatum geen eigenaar was van de woning. Gelet op deze bevindingen heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de eerdere uitspraak op bezwaar en de aanslag vernietigd, en bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.