Uitspraak
1.De procedure
- de producties 1-12 van [gedaagde partij]
- de mondelinge behandeling van 13 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [gedaagde partij] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert de werknemer nakoming van een vaststellingsovereenkomst die hij met zijn werkgever heeft gesloten ter beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, die op 1 april 2017 is aangegaan. De werknemer stelt dat de overeenkomst rechtsgeldig is, maar de werkgever betwist dit en stelt dat de bestuursleden die de overeenkomst hebben ondertekend niet bevoegd waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat de werkgever niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen. De vordering van de werknemer wordt afgewezen omdat het spoedeisend belang ontbreekt en er te veel vragen zijn over de totstandkoming van de overeenkomst. De werknemer wordt veroordeeld in de proceskosten van de werkgever, die op € 949,00 zijn begroot.