Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/16/563050 / HA ZA 23-608
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
[de vrouw],
wonende in [plaatsnaam],
eiseres in conventie
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. Bagasrawalla,
tegen
[de man],
wonend in [plaatsnaam],
gedaagde in conventie
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.G. Ouwejan.
Partijen zullen hierna ‘de vrouw’ en ‘de man’ worden genoemd.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 11 september 2023;
de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, en
de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte vermeerdering van eis in conventie.
1.2.
De vorderingen en de verweren zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling van 13 december 2024. Hiervan zijn aantekeningen gemaakt (het proces-verbaal) die aan het dossier zijn gevoegd. Tijdens de mondelinge behandeling zijn via videobellen gehoord:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
2.De feiten
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Zij hebben samengewoond in de woning aan de [adres] in [plaatsnaam], die volledig in eigendom van de man is.
2.3.
Aan deze woning zijn tweetal hypothecaire geldleningen gekoppeld.
2.3.
Op 2 februari 2023 hebben partijen een notariële overeenkomst gesloten waarin onder meer is afgesproken:
‘(…)
In geval de samenwoning van partijen eindigt anders dan door overlijden, is [de man] verplicht uit te keren aan [de vrouw] een bedrag ter grootte van twintig procent (20%) van de overwaarde van de woning aan de [adres] te [plaatsnaam], met een minimum van vijfenzestigduizend euro (€ 65.000,00), ook als de overwaarde lager is. (…) Een bedrag groot vijfenzestigduizend euro(€ 65.000,00) dient te worden uitgekeerd uiterlijk zestig dagen hun samenwoning is geëindigd. Het eventueel meer verschuldigde dient te worden uitgekeerd uiterlijk één jaar nadat hun samenwoning is geëindigd.(…)’
2.4.
De relatie van partijen is – in elk geval – tussen 2 en 15 februari 2023 geëindigd. De vrouw heeft de woning in maart 2023 verlaten.
3.Het geschil
In conventie
3.1.
De vrouw vordert – na vermeerdering van haar eis – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te veroordelen om aan haar te voldoen:
o hoofdsom: € 120.800,- althans een bedrag in goede justitie te bepalen;
o buitengerechtelijke incassokosten: € 1.983,-;
o proceskosten: P.M.
II. de man te veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan een taxatie van zijn woning onder meer doch niet uitsluitend door een nader te bepalen taxateur opdracht te geven tot een taxatie, de taxateur onbelemmerde toegang te geven tot de woning met toebehoren en de taxateur ongehinderd de taxatiewerkzaamheden te laten verrichten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 50.000,00 voor ieder dag (een gedeelte van een dag inbegrepen) dat eiser het vonnis niet nakomt;
3.2.
De conclusie van de man strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van de vorderingen van de vrouw dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure.
In reconventie
3.3.
de man vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
III. voor recht te verklaren dat het door partijen op 2 februari 2023 ondertekende notariële overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd dan wel vernietigd wordt, en
IV. de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.4.
De conclusie van de vrouw strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van de vorderingen van de man dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van de man (ook in conventie) in de kosten van de procedure.
4.De beoordeling
De overeenkomst
4.1.
Partijen hebben op 2 februari 2023 een notariële overeenkomst ondertekend, met de titel
‘verklaring van samenwonen en overeenkomst’. In de overeenkomst is opgenomen dat de vrouw een deel van de overwaarde van de woning ontvangt als de samenwoning wordt beëindigd. De relatie van partijen is kort na de ondertekening van de overeenkomst verbroken. De vrouw heeft de woning in maart 2023 verlaten, waarmee de samenwoning feitelijk is geëindigd.
‘verklaring van samenwonen en overeenkomst’. In de overeenkomst is opgenomen dat de vrouw een deel van de overwaarde van de woning ontvangt als de samenwoning wordt beëindigd. De relatie van partijen is kort na de ondertekening van de overeenkomst verbroken. De vrouw heeft de woning in maart 2023 verlaten, waarmee de samenwoning feitelijk is geëindigd.
4.2
Partijen zijn het erover eens dat op grond van de overeenkomst de man binnen 60 dagen na de beëindiging van de samenwoning in elk geval een bedrag van € 65.000,- aan de vrouw moet voldoen en binnen één jaar het resterende deel van de overwaarde. De vrouw heeft op de mondelinge behandeling toegegeven dat bij de berekening van de overwaarde rekening gehouden moet worden met de beide hypotheken die op de woning zijn gevestigd, ook met de hypotheek die niet is genoemd in de overeenkomst.
Dwaling?
4.3.
De man stelt in reactie op de vordering van de vrouw dat hij heeft gedwaald toen hij de overeenkomst tekenende en deze daarom (wegens vernietiging) niet na hoeft te komen. Aldus is tussen partijen in discussie of de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd.
4.4.
De man stelt hiertoe dat de vrouw heeft verzwegen dat ze ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst al bezig was met het beëindigen van de relatie en de samenwoning. Zo had de vrouw al gereageerd op een woning en de benodigde stukken voor het krijgen van de woning toegezonden naar de verhuurder voor de ondertekening. Op de dag waarop de overeenkomst werd ondertekend heeft de vrouw te horen gekregen dat die stukken in orde waren. De vrouw heeft deze informatie niet met de man gedeeld en dat lag volgens de man wel op haar weg. Als de man had geweten dat de vrouw al op een woning had gereageerd en dus voornemens was de samenwoning te beëindigen, dan zou hij nooit zijn overgegaan tot ondertekening van de overeenkomst waarin de verdere samenwoning werd geregeld.
4.5.
De vrouw voert verweer. Zij voert aan dat partijen al jaren bezig waren om een samenlevingsovereenkomst op te stellen. Zij had daar belang bij, omdat zij bij de aanvang van de samenwoning alles heeft achtergelaten en geen inkomen had. De relatie van partijen verliep volgens de vrouw niet goed. De man had meerdere malen gedreigd om haar met de kinderen uit huis te zetten. Zij is voor het geval dat de man daad bij woord zou voegen, zekerheidshalve op zoek gegaan naar een andere woning en ze heeft de man daarvan ook op de hoogte gesteld. Van een eventuele mededelingsplicht was daarom geen sprake. De vrouw stelt dat zij de intentie had om haar zoektocht naar een woning na ondertekening van de overeenkomst te staken of de woning eerst onder te verhuren aan iemand anders. Pas kort na de ondertekening heeft ze besloten de relatie te eindigen, omdat de man haar vertrouwen had geschonden
4.6.
Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en die niet zou zijn gesloten bij een juiste voorstelling van zaken is vernietigbaar als de wederpartij de dwalende had behoren in te lichten. [1]
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van dwaling aan de zijde van de man. Het is vast komen te staan dat de vrouw ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst al gereageerd had op een woning en dat ze al ver was gevorderd in het verhuurproces. Naar het oordeel van de rechtbank lag het op de weg van de vrouw om deze informatie met de man te delen. De overeenkomst bij de notaris was immers gericht op het regelen van de samenwoning, zodat het huren van een andere woning cruciale informatie was. De man stelt dat de vrouw deze informatie niet heeft gedeeld. De vrouw betwist dat de man niet op de hoogte zou zijn van het huren van deze andere woning en hier ook mee zou hebben ingestemd, maar deze betwisting wordt verder niet door de vrouw onderbouwd en is daarmee onvoldoende. De rechtbank acht het ook niet erg waarschijnlijk dat de man ervan op de hoogte was dat de vrouw iets anders zou hebben gehuurd en toch de overeenkomst inzake de samenwoning zou hebben getekend.
4.8
Dat de vrouw op zoek was naar een woning maar dat zij die zoektocht wilde staken en de relatie wilde voortzetten, wordt ook betwist door de man. Ook deze stelling heeft de vrouw niet nader onderbouwd. Gezien de korte tijd tussen het ondertekenen en de beëindiging van de relatie (ergens tussen een paar dagen en twee weken) en het feit dat de vrouw al concreet actie had ondernomen om iets anders te huren, acht de rechtbank het niet erg waarschijnlijk dat de vrouw pas na het ondertekenen van de overeenkomst tot de conclusie is gekomen dat ze de relatie wilde beëindigen.
4.9
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de man heeft gedwaald en dit rechtvaardigt de vernietiging van de overeenkomst. De door de man verzochte verklaring voor recht inhoudende dat de op 2 februari 2023 gesloten notariële overeenkomst tussen partijen rechtsgelding is vernietigd door dwaling is daarom toewijsbaar.
Kosten
4.10.
Partijen moeten allebei hun eigen proceskosten betalen, omdat zij een relatie met elkaar hebben gehad.
5.De beslissing
De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat de notariële overeenkomst tussen partijen van 2 februari 2023 rechtsgeldig is vernietigd op grond van dwaling;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
bepaalt dat de partijen allebei hun eigen proceskosten moeten betalen, en
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door rechter mr. B. Krijnen en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.