Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- een niet betekende dagvaarding met bijlagen, op 26 maart ontvangen door de rechtbank.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats 1], een kort geding aangespannen tegen gedaagde partijen, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], over de terugvordering van een geldbedrag dat in depot is gesteld. Eiser stelt dat zij eind december 2022 een bedrag van 50.000 dollar, afkomstig uit de verkoop van een huis in Nicaragua, tijdelijk in depot heeft gegeven aan gedaagde partijen vanwege een dreigende confiscatie. Eiser vordert een terugbetaling van € 20.875, maar gedaagde partijen betwisten deze vordering en stellen dat er een vaststellingsovereenkomst is gesloten waaruit volgt dat eiser niets meer van hen te vorderen heeft. De kantonrechter heeft op 10 april 2025 uitspraak gedaan en de vordering van eiser afgewezen. De rechter oordeelt dat er nader onderzoek nodig is naar de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst en dat een kort geding hiervoor niet geschikt is. Eiser is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen.