ECLI:NL:RBMNE:2025:2422

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
11559055 UV EXPL 25-48
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in kort geding met betrekking tot een depotbedrag en beschuldigingen van verduistering en heling

In deze zaak vordert eiseres in kort geding een veroordeling van gedaagde tot betaling van € 14.990. Eiseres stelt dat zij in 2022 een bedrag van 50.000 dollar tijdelijk in depot heeft gegeven bij de vader van gedaagde, en dat dit bedrag op de bankrekening van gedaagde is terechtgekomen. Eiseres beschuldigt gedaagde van verduistering, omdat het depot niet is terugbetaald en gedaagde privébetalingen heeft gedaan van het depotbedrag. Gedaagde heeft de beschuldigingen betwist en stelt dat hij niet verantwoordelijk is voor de betalingen, omdat hij op het moment van de betalingen in Italië was. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter oordeelt dat de zaak niet geschikt is voor een beslissing in kort geding, en dat eiseres de proceskosten moet betalen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11559055 \ UV EXPL 25-48 MvdH/40201
Vonnis in kort geding van 10 april 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: [A] ,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
vertegenwoordigd door: [gedaagde sub 2] ,

2.[gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
procederend in persoon,
gedaagde partijen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 26 februari 2025 betekende dagvaarding zonder bijlagen;
- het e-mailbericht van 21 maart 2025 met een volmacht van [gedaagde sub 1] aan [gedaagde sub 2] ;
- een niet betekende dagvaarding met bijlagen, op 26 maart 2025 ontvangen door de rechtbank.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 maart 2025. Hierbij was [eiseres] samen met haar echtgenoot de heer [A] , tevens gemachtigde, aanwezig. Ook [gedaagde sub 2] was, tevens als gevolmachtigde van [gedaagde sub 1] , aanwezig. De griffier heeft aantekeningen gemaakt. Aan het einde van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat op 10 april 2025 vonnis wordt gewezen.
1.3.
Tegelijk met deze procedure is ook de verzetprocedure tussen [gedaagde sub 2] en [eiseres] met het kenmerk 11540796 UV EXPL 25-40 behandeld. Ook het door [eiseres] aangespannen kort geding tegen [gedaagde sub 2] en [onderneming] met het kenmerk 11558876 UV EXPL 25-46 is gelijktijdig behandeld. Hetzelfde geldt voor het door [eiseres] aangespannen kort geding tegen [B] , advocaat van [gedaagde sub 2] , met het kenmerk 11558901 UV EXPL 25-47, dit in aanwezigheid van [B] en zijn gemachtigde. In al deze kort gedingen wordt vandaag, bij afzonderlijk vonnis, uitspraak gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] vordert veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van € 14.990. Volgens [eiseres] heeft zij eind december 2022 bij [gedaagde sub 2] een bedrag van 50.000,00 dollar, afkomstig uit de verkoop van een huis in Nicaragua, tijdelijk in depot gegeven vanwege een dreigende confiscatie van dit geld in Nicaragua. [eiseres] stelt dat het depot terecht is gekomen op de bankrekening van [gedaagde sub 1] , de zoon van [gedaagde sub 2] , en dat het depot vervolgens niet is terugbetaald waardoor er sprake is van verduistering. [gedaagde sub 1] heeft zich volgens [eiseres] schuldig gemaakt aan heling, althans is hij ongerechtvaardigd verrijkt, door uit het depot privébetalingen te doen voor een totaalbedrag van € 14.990. Volgens [eiseres] is [gedaagde sub 1] als enige rekeninghouder verantwoordelijk voor het gebruik en misbruik van zijn rekening. Op de zitting heeft [eiseres] in deze procedure de vorderingen tegen [gedaagde sub 2] ingetrokken.
2.2.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] tegen [gedaagde sub 1] in deze procedure af. Hierna wordt toegelicht waarom.

3.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.1.
Omdat [gedaagde sub 1] in het buitenland woonachtig is en de vordering daarom een internationaal karakter draagt, dient eerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend op grond van art. 26 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012). [gedaagde sub 1] heeft immers de exceptie van onbevoegdheid niet opgeworpen, dat wil zeggen dat hij zich niet op het standpunt heeft gesteld dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om over het geschil te oordelen. Op grond daarvan kan ervan worden uitgegaan dat partijen het eens zijn over deze keuze (een stilzwijgende forumkeuze).
3.2.
De bepaling van het toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Verordening Rome II) omdat de vordering betrekking heeft op een door deze verordening bestreken onderwerp en de gestelde schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden na inwerkingtreding van de verordening (11 januari 2009). Nu niet is gesteld, noch gebleken, dat door partijen een keuze is gedaan ten aanzien van het toepasselijke recht, is ingevolge artikel 4 van Verordening Rome II het recht van toepassing van het land waar de schade zich voordoet. De gestelde schade heeft zich voorgedaan in Nederland, zodat op de vordering Nederlands recht van toepassing is.
Spoedeisend belang en toetsingskader in kort geding
3.3.
Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiseres] daarbij een spoedeisend belang heeft. [eiseres] heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen door aan te voeren dat zij het geld nodig heeft om een nieuw leven op te bouwen in Europa. Dit heeft [gedaagde sub 1] ook niet weersproken.
3.4.
Daarnaast is voor toewijzing van een vordering in kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in een kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
3.5.
Daar komt bij dat bij een gevraagde voorziening in kort geding, die bestaat uit een veroordeling tot betaling van een geldsom zoals in deze zaak, terughoudendheid op zijn plaats is. De kantonrechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de rechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
De vordering tegen [gedaagde sub 2]
3.6.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling de vordering in deze procedure tegen [gedaagde sub 2] ingetrokken. Dit betekent dat de kantonrechter deze vorderingen niet zal beoordelen.
De producties van [eiseres]
3.7.
[gedaagde sub 1] heeft gesteld dat hij de door [eiseres] op de ochtend van de zitting bij de rechtbank ontvangen producties niet heeft ontvangen. De kantonrechter zal deze daarom niet betrekken in de beoordeling. Wel is het zo dat de meeste ervan in ieder geval bij [gedaagde sub 2] , in deze procedure de gevolmachtigde van [gedaagde sub 1] , bekend zijn uit één of meer van de andere procedures. De door [eiseres] aan de rechtbank toegestuurde niet betekende dagvaarding (met van de betekende dagvaarding afwijkende inhoud) blijft eveneens buiten beschouwing.
De vordering van [eiseres] tegen [gedaagde sub 1]
3.8.
De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] stelt dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld doordat er met het op zijn rekening gestorte depot van [eiseres] kleine huishoudelijke betalingen zijn gedaan voor in totaal € 14.990,-.
3.9.
[gedaagde sub 1] heeft daartegenover gesteld dat hij de gestelde betalingen, met uitzondering van één betaling op het vliegveld van [.] , niet heeft gedaan omdat hij op het moment dat de betalingen zijn gedaan niet in Nederland, maar in Italië, was. Verder heeft hij gesteld dat hij niets te maken heeft met de kwesties tussen zijn vader en [eiseres] en/of [A] .
3.10.
De kantonrechter kan op dit moment niet vaststellen dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig betalingen heeft gedaan uit het depot van [eiseres] op zijn rekening. De kantonrechter acht het op basis van de stellingen op de zitting over en weer aannemelijk dat er door [eiseres] naar aanleiding van afspraken met [gedaagde sub 2] een bedrag op de rekening van [gedaagde sub 1] is gestort. Dat [gedaagde sub 1] op de hoogte was van de over het depotbedrag gemaakte afspraken en daarom dit geld niet mocht (laten) gebruiken voor privébetalingen, is door [eiseres] niet onderbouwd en daarom niet voldoende aannemelijk. Daarbij komt dat, gelet op de betwisting van [gedaagde sub 1] , niet vast staat dat hij de door [eiseres] gestelde betalingen heeft gedaan, overigens met name omdat door [gedaagde sub 2] is verklaard dat hij zelf ook toegang had tot de betreffende rekening en vanaf die rekening betalingen deed. Op dit moment is daarom onvoldoende aannemelijk dat de uitkomst van een bodemprocedure zal zijn dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden toegewezen. Gelet hierop is de zaak ongeschikt om in kort geding op te kunnen beslissen. De vorderingen van [eiseres] worden daarom afgewezen.
Proceskosten
3.11.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde sub 1] worden begroot op € 50,00 aan verletkosten.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2025.