In deze zaak vordert eiseres in kort geding een veroordeling van gedaagde tot betaling van € 14.990. Eiseres stelt dat zij in 2022 een bedrag van 50.000 dollar tijdelijk in depot heeft gegeven bij de vader van gedaagde, en dat dit bedrag op de bankrekening van gedaagde is terechtgekomen. Eiseres beschuldigt gedaagde van verduistering, omdat het depot niet is terugbetaald en gedaagde privébetalingen heeft gedaan van het depotbedrag. Gedaagde heeft de beschuldigingen betwist en stelt dat hij niet verantwoordelijk is voor de betalingen, omdat hij op het moment van de betalingen in Italië was. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter oordeelt dat de zaak niet geschikt is voor een beslissing in kort geding, en dat eiseres de proceskosten moet betalen.