In deze zaak vordert eiseres in kort geding een veroordeling van gedaagde sub 2 tot betaling van € 14.000. Eiseres stelt dat zij eind december 2022 een bedrag van 50.000 dollar, afkomstig uit de verkoop van een huis in Nicaragua, tijdelijk in depot heeft gegeven bij gedaagde sub 1. Gedaagde sub 2, als advocaat van gedaagde sub 1, zou zich schuldig hebben gemaakt aan heling van verduisterd geld door betalingen van gedaagde sub 1 uit het depot van eiseres te accepteren. Eiseres stelt dat gedaagde sub 2 op de hoogte was van de herkomst van het geld en daarmee ongerechtvaardigd is verrijkt. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de vorderingen in een bodemprocedure zouden worden toegewezen. De kantonrechter oordeelt dat eiseres een spoedeisend belang heeft, maar dat de feiten en omstandigheden niet voldoende zijn om de vordering in kort geding toe te wijzen. Eiseres heeft tijdens de mondelinge behandeling haar vordering tegen gedaagde sub 1 ingetrokken, waardoor deze niet meer beoordeeld wordt. De proceskosten worden toegewezen aan gedaagde sub 2, omdat eiseres in het ongelijk is gesteld. De totale proceskosten bedragen € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.