ECLI:NL:RBMNE:2025:2430

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
11405372 UV EXPL 24-249
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering huurder tot aanlevering van plan van aanpak en plaatsing van mobiele airco's in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] N.V. en [gedaagde] B.V. De vordering van [eiseres] om [gedaagde] te veroordelen tot het aanleveren van een plan van aanpak en het plaatsen van mobiele airco's is afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] voldoende inspanningen heeft geleverd om tot een structurele oplossing van de problemen met de klimaatinstallatie te komen. De kantonrechter was van mening dat het niet redelijk was om meer van [gedaagde] te eisen, gezien de reeds genomen stappen en de rapporten van de betrokken ondernemingen. Daarnaast werd de vordering van [eiseres] om een vergoeding van € 14.924,75 voor de huur van mobiele airco's in de zomer van 2024 te ontvangen, afgewezen omdat deze vordering niet voldoende vaststond en er geen spoedeisend belang was aangetoond. De proceskosten werden toegewezen aan [gedaagde], aangezien [eiseres] in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Locatie Utrecht
Zaaknummer: 11405372 \ UV EXPL 24-249 MvdH/40201
Vonnis in kort geding van 14 maart 2025
in de zaak van
[eiseres] N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M.J.M. Derks,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. O.A.H. Van Dalsum.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de akte overlegging producties tevens conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
- de e-mailberichten van 30 en 31 januari 2025 met aanvullende producties van [eiseres] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 31 januari 2025 plaatsgevonden. [eiseres] heeft toen een pleitnota voorgedragen en overhandigd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt. De kantonrechter heeft de zaak daarna aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te treffen. In haar e-mailbericht van 11 februari 2025 heeft [gedaagde] de kantonrechter bericht dat partijen geen minnelijke regeling hebben getroffen en dat [gedaagde] haar eis in reconventie intrekt. Daarop is nog een mailwisseling gevolgd over de mogelijke voortzetting van de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft naar aanleiding daarvan besloten dat er geen nut of noodzaak bestaat voor een verdere mondelinge behandeling en dat vonnis zal worden gewezen indien [eiseres] dat wenst. [eiseres] is daarop in de gelegenheid gesteld om te reageren op de stelling van [gedaagde] dat [eiseres] heeft bevestigd dat er thans geen klachten zijn over het klimaat en de ventilatie op de vijfde verdieping. [eiseres] heeft vervolgens met haar e-mailbericht van 20 februari 2025 gereageerd. Daarna heeft de kantonrechter bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.
2. De kern van de zaak
2.1.
[eiseres] huurt van [gedaagde] een kantoor- en bedrijfsruimte in [plaats] . [eiseres] eist in deze zaak dat [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen een week aan te leveren:
een plan van aanpak waarin beschreven is welke concrete maatregelen getroffen kunnen worden om een structurele oplossing te bewerkstelligen voor een goed werkende klimaatinstallatie en goed werkend ventilatiesysteem in het gehuurde;
een plan van uitvoering van het plan van aanpak inclusief bewijs van opdrachtverlening en een bevestiging daarvan door de partijen die de werkzaamheden gaan verrichten;
bewijs dat de structurele oplossing uiterlijk op 31 mei 2025 gerealiseerd zal zijn.
Ook wil [eiseres] dat [gedaagde] wordt veroordeeld om steeds wanneer de temperatuur in (delen van) het gehuurde op een werkdag ten minste acht uren achtereen 23,5 graden Celsius of meer bedraagt, de volgende dag mobiele airco’s te plaatsen. Verder wil [eiseres] dat [gedaagde] haar het bedrag betaalt van € 14.924,75 dat [eiseres] in de zomer van 2024 heeft uitgegeven aan het huren van mobiele airco’s.
2.2.
Volgens [gedaagde] is een veroordeling niet nodig omdat er al een plan van aanpak ligt, dat in overleg met [eiseres] en afhankelijk van de beschikbaarheid van de opdrachtnemers van [gedaagde] kan worden uitgevoerd. [gedaagde] zegt verder dat er geen rechtsplicht bestaat om als verhuurder een maximale temperatuur van 23,5 graden Celsius te garanderen en dat de vordering van [eiseres] om mobiele airco’s te plaatsen hierop afstuit. [gedaagde] is tot slot niet bereid om het gevraagde bedrag voor de plaatsing van mobiele airco’s in de zomer van 2024 te betalen omdat er geen afspraak is gemaakt dat [gedaagde] deze kosten voor haar rekening zou nemen.
2.3.
De kantonrechter geeft [gedaagde] gelijk. Hierna wordt uitgelegd waarom.
2.4.
[gedaagde] heeft aanvankelijk in reconventie van [eiseres] de huurachterstand over de maanden december 2024 en januari 2025 gevorderd. Deze vordering heeft [gedaagde] met haar e-mailbericht van 11 februari 2025 ingetrokken omdat [eiseres] de bestaande huurachterstand na de zitting had voldaan. De kantonrechter doet daarom geen uitspraak in reconventie.

3.De beoordeling

Verloop van de zitting
3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn alle zaken die partijen verdeeld houden, ook de zaken die geen onderwerp zijn in dit kort geding, uitvoerig besproken. De kantonrechter ging er vanuit dat partijen na de zitting gezamenlijk tot een goede oplossing zouden komen. Uit de berichten van partijen begrijpt de kantonrechter dat dit helaas toch niet gelukt is. [eiseres] heeft nog laten weten dat zij een nieuwe voortzetting van de procedure wenste, maar hier is de kantonrechter niet in meegegaan omdat [gedaagde] daar niets voor voelde en alle onderwerpen uit het kort geding besproken waren.
Geen veroordeling tot aanlevering plan van aanpak, plan van uitvoering en bewijs
3.2.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] tot het aanleveren van een plan van uitvoering en een plan van aanpak af omdat er al een plan van aanpak en een plan van uitvoering ligt.
Voor wat betreft de klimaatinstallatie is er het rapport van [onderneming 1] van 14 januari 2025 waarin wordt samengevat welke problemen er zijn geconstateerd, hoe die problemen moeten worden opgelost en wat er al gedaan is en nog moet gebeuren. [gedaagde] heeft toegelicht dat de resterende werkzaamheden de komende periode in overleg met [eiseres] en afhankelijk van de beschikbaarheid van de opdrachtnemers van [gedaagde] zullen worden uitgevoerd.
Voor wat betreft het ventilatiesysteem is er de rapportage van [onderneming 2] van 23 december 2024. Uit dit rapport volgen diverse aanbevelingen voor werkzaamheden. [gedaagde] heeft toegezegd die werkzaamheden zo spoedig mogelijk in overleg met [eiseres] door [onderneming 2] te laten uitvoeren.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] , met deze rapporten en haar toezegging om de genoemde werkzaamheden in overleg met [eiseres] uit te laten voeren, heeft laten zien dat zij zich voldoende inspant om tot een structurele oplossing van de problemen te komen. De kantonrechter is het met [gedaagde] eens dat in redelijkheid niet meer van haar gevergd kan worden, ook omdat uit de te verrichten inspanningen moet volgen wat de structurele oplossing zal (moeten) zijn. Dat betekent dat ook de vordering van [eiseres] tot het aanleveren van bewijs dat de structurele oplossing uiterlijk op 31 mei 2025 gerealiseerd zal zijn, als te prematuur zal worden afgewezen.
Geen veroordeling tot plaatsing van mobiele airco’s
3.3.
De vordering van [eiseres] tot het plaatsen van mobiele airco’s ziet vooral op het voorkomen van problemen in de zomer. Voor problemen in de toekomst is het treffen van een voorlopige voorziening in kort geding niet bedoeld. [eiseres] heeft ook onvoldoende gemotiveerd toegelicht waarom er in de aankomende zomer problemen te verwachten zijn. Er zijn in het verleden weliswaar problemen geweest met de klimaatinstallatie, maar gelet op de recente aanpassingen aan de klimaatinstallatie en de nog uit te voeren verdere werkzaamheden is niet zonder meer aannemelijk dat de ervaren problemen zich opnieuw voor zullen doen en nopen tot het plaatsen van mobiele airco’s. In haar dagvaarding heeft [eiseres] onder punt 8 en 36 ook erkend dat er over het algemeen geen sprake meer is van te hoge temperaturen. In haar recente brief van 20 februari 2025 stelt [eiseres] dat er toch nog steeds grote variaties in de temperatuur zijn. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd gelet op haar eerder in de dagvaarding en op de zitting gegeven toelichting. De kantonrechter begrijpt bovendien uit de reactie van de [gedaagde] dat over de status quo geen overleg is geweest met [gedaagde] en haar installateur [onderneming 1] – die van de werknemers van [eiseres] kennelijk andere informatie heeft ontvangen – en aan [gedaagde] dus geen gelegenheid is geboden dit gegeven mee te nemen in haar plan van aanpak. De vordering is daardoor prematuur.
3.4.
Deze vordering van [eiseres] stuit overigens ook af op het feit dat zij onvoldoende heeft toegelicht dat er een rechtsplicht bestaat om als verhuurder een maximale temperatuur van 23,5 graden Celsius te garanderen.
Geen vergoeding voor gehuurde mobiele airco’s in zomer 2024
3.5.
De vordering van [eiseres] om [gedaagde] te veroordelen om aan haar het bedrag van € 14.924,75 te betalen dat zijn in de zomer van 2024 heeft uitgegeven aan het inhuren van mobiele airco’s stuit af op de criteria voor toewijzing van een geldvordering in kort geding. Om een geldvordering in kort geding te kunnen toewijzen, is nodig dat die vordering in voldoende mate vaststaat. Ook moet er sprake zijn van omstandigheden die meebrengen dat, vanwege een grote mate van spoedeisendheid, een onmiddellijke voorziening moet worden getroffen. Ten slotte moet rekening worden gehouden met het risico dat de eiser het geldbedrag niet kan terugbetalen in het geval hij in de bodemprocedure alsnog in het ongelijk wordt gesteld.
3.6.
In dit geval is geen sprake van een voldoende harde vordering. [gedaagde] heeft betwist dat zij aan [eiseres] een bedrag verschuldigd is voor de huur van de mobiele airco’s. Dit betekent dat niet vaststaat, en ook niet eenvoudig vastgesteld kan worden, dat [gedaagde] dit bedrag nog aan [eiseres] is verschuldigd. Hiermee is niet voldaan aan de belangrijkste eis voor toewijzing van een geldvordering in kort geding. Ook heeft [eiseres] onvoldoende toegelicht dat zij bij deze vordering een spoedeisend belang heeft. In het midden kan dan blijven of sprake is van een restitutierisico.
Proceskosten
3.7.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2025.