In deze zaak heeft de woningstichting Veenvesters de bewindvoerder van een onder bewindgestelde huurder gedagvaard in een kort geding. De huurovereenkomst was buitengerechtelijk ontbonden door Veenvesters na sluiting van de woning door de burgemeester op grond van de Opiumwet. De burgemeester had de woning gesloten vanwege de aanwezigheid van harddrugs. Veenvesters vorderde ontruiming van de woning en een contractuele boete van € 2.500,00. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2025 was de kantonrechter van oordeel dat er een spoedeisend belang was bij de ontruiming, omdat de huurder geen recht meer had om in de woning te verblijven. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar wees de vordering tot betaling van de contractuele boete af, omdat hiervoor geen spoedeisend belang was aangetoond. De kantonrechter oordeelde dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst terecht was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de ontruiming onaanvaardbaar maakten. De bewindvoerder werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen en tot betaling van de proceskosten van € 952,47. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.