Het oordeel van de rechtbank
Voordat de rechtbank overgaat tot een inhoudelijke beoordeling van deze zaak, merkt zij op dat een zaak als deze op geen enkele manier een goede uitkomst kan hebben. Er heeft een tragisch verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] zijn overleden. Dat heeft niemand gewild, ook verdachte niet. Het intense verdriet van de nabestaanden is zeer invoelbaar. De kinderen van de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] hebben dat in hun aangrijpende spreekrechtverklaringen duidelijk gemaakt.
Hieronder, na de bewijsmiddelen, zal de rechtbank nader uitleggen waarom zij tot dat oordeel komt en ingaan op het standpunt van de officier van justitie en op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
4.3.1Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van aanrijding misdrijf, genummerd PL0900-2024219787-l, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betrokken partijenBetrokken 1 (voertuig): bedrijfsauto [kenteken]
Bestuurder: [verdachte]
Betrokken 2 (voertuig): personenauto [kenteken] , Toyota
Bestuurder: [slachtoffer 1]
Dodelijke slachtoffers
Bij of kort na het ongeval zijn onderstaande personen overleden.
[slachtoffer 1] , bestuurder van personenauto [kenteken]
[slachtoffer 2] , passagier van personenauto [kenteken]
Een proces-verbaal verkeerongevalsanalyse, genummerd 2024219787-3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 juli 2024 heeft op de Ingenieur Enschedeweg (N212) te Kamerik een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een bedrijfsauto en een personenauto betrokken waren.
Ter hoogte van hectometerpaal 6,7 is de bedrijfsauto de dubbele doorgetrokken middenstreep overschreden en is daarbij op de weghelft van de personenauto terechtgekomen.Beide voertuigen hebben elkaar frontaal geraakt. De inzittenden van de personenauto zijn ten gevolge van het verkeersongeval overleden.
Het verkeersongeval vond plaats op een recht weggedeelte van de Ingenieur Enschedeweg. De rijbaan was door middel van twee doorgetrokken witte middenstrepen
verdeeld in twee rijstroken. De ter plaatse toegestane maximumsnelheid
voor motorvoertuigen 80 km/h.
Het schouwverslag van 11 juli 2024 van [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Cliënt: [slachtoffer 1]
Conclusie: Niet natuurlijk overlijden (verkeersongeval) op 11-07-2024 te Kamerik.
Het schouwverslag van 11 juli 2024 van [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Cliënt: [slachtoffer 2]
Conclusie: Niet-natuurlijk overlijden van autopassagier ten gevolge van een frontale
botsing tussen bakwagen en auto op 11-07-2024 te Kamerik.
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2024219787-28, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De data van de telefoon van verdachte [verdachte] werd veiliggesteld en inzichtelijk gemaakt.
Hierop onderzocht ik de tijdlijn van gebeurtenissen die door de telefoon werden
geregistreerd.
Ik zag in chronologie de navolgende handelingen:
- Gebruik van Google maps van 11:51:07 tot en met 12:01:58.
- 12:01:59 uur bleek Facebook naar de achtergrond gebracht, "splashboard snapshot''
- 12:02:02 tot 12:02:10 was Spotify in beeld. Op de "splashboard snapshot''* was
te zien dat de muziek kennelijk werd afgespeeld via Bluetooth naar een apparaat genaamd "CAR-KITWn".
- 12:02:10 tot 12:02:32 was Google Maps in beeld.
- 12:02:32 tot 12:02:40 was de telefoon functie in gebruik.
- 12:02:40 tot 12:02:46 was de in call service in gebruik. Dit betekent dat er werd gebeld met het toestel.
- 12:02:40 werd er een uitgaand telefoon gesprek gevoerd met "Lieffie" met nummer
[telefoonnummer] voor de duur van 1 minuut en 8 seconden, tot 12:03:48 uur.
12:02:46 tot 12:04:39 werd Google Maps weer op het scherm actief
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2024219787-33, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de GPS triplog onderzocht. Tevens zag ik dat er vanaf het tijdstip 12:02:57 uur tot en met 12:07:58 uur meer dan 300 GPS fixes waren op het zelfde punt. Dit betekent dat op dat moment, in die periode, de auto stilstond. Ook betekent dit dat dit dus hoogstwaarschijnlijk de plek van aanrijding is en dat deze dus vóór 12:02:57 uur heeft plaats gevonden.
De navigatie gebeurde echter kennelijk vanaf de iPhone zelf.
4.3.2Bewijsoverweging
Het verkeersongeval op 11 juli 2024
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en wat op de zitting is besproken het volgende vast.
Verdachte reed op 11 juli 2024 in zijn bedrijfsauto over de provinciale weg N212 (de Ingenieur Enschedeweg), waar een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur gold. De rijbaan van de N212 was verdeeld in twee rijstroken voor het verkeer in beide richtingen en deze werden van elkaar gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep. Ter hoogte van hectometerpaal 6.7 is verdachte met zijn bedrijfsauto over de doorgetrokken streep gereden en is hij op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen. De bedrijfsauto van verdachte en de personenauto waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden, zijn vervolgens frontaal op elkaar gebotst. Meneer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] zijn als gevolg van dat verkeersongeval ter plaatse overleden.
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet (WVW)
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte schuld in strafrechtelijke zin (artikel 6) heeft gehad aan het ongeval. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën van schuld, namelijk (in oplopende mate) aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend, zeer onvoorzichtig of onoplettend, en roekeloos rijgedrag. Voor de beantwoording van de vraag of verdachte schuld aan het ongeval heeft moet volgens de rechtspraak van de Hoge Raad worden gekeken naar het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en naar de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank benadrukt dat - hoe begrijpelijk het ook is dat vanuit de nabestaanden gekeken wordt naar de fatale gevolgen van het verkeersgedrag van verdachte - uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de hiervoor bedoelde zin, of dat voor bepaald gedrag een hogere gradatie van schuld van toepassing is, omdat de gevolgen daarvan heel groot zijn. Kortom: niet iedere verkeersovertreding of onvoorzichtigheid, hoe ernstig de gevolgen daarvan ook zijn, betekent dat iemand schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW. Om hiervan te kunnen spreken, moet tenminste sprake zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Het gaat niet om lichte onachtzaamheid, maar grove onachtzaamheid. Een kort moment van onoplettendheid in het verkeer hoeft geen schuld op te leveren.
Het rijgedrag van verdachte was aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW en dat het rijgedrag van verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. De rechtbank zal dat hieronder uitleggen.
De rechtbank stelt voorop dat het besturen van een auto in het algemeen voortdurende voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder eist. In de verkeerssituatie in deze zaak mocht daarnaast extra voorzichtigheid van verdachte worden verwacht. Verdachte reed namelijk over een provinciale weg waar een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur gold en waarbij de rijstroken voor het tegemoetkomende verkeer niet fysiek van elkaar gescheiden waren. Dat het in deze wegsituatie van belang is dat weggebruikers extra oplettend en voorzichtig zijn, wordt benadrukt door de dubbele doorgetrokken streep in het midden van de weg, die erop wijst dat niet mag worden ingehaald.
Verdachte heeft echter niet, althans onvoldoende, zijn aandacht op de weg gehouden en is daardoor op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen.
De politie heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van de telefoon van verdachte direct vóór het ongeval, dat naar schatting kort voor 12:02:57 uur heeft plaatsgevonden. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat om 12:02:40 uur met de telefoon van verdachte een uitgaand telefoongesprek werd gestart naar zijn vrouw voor de duur van 1 minuut en 8 seconden en dat om 12:02:46 Google Maps weer actief werd op het scherm. Overigens heeft de vrouw van verdachte op de zitting als getuige verklaard dat zij voorafgaand aan het ongeval niet door verdachte is gebeld, maar pas daarna. De rechtbank gaat echter uit van de uitkomst van de onderzoeken naar de telefoon van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat op de telefoon van verdachte, die zich in een houder op het dashboard bevond, op momenten kort voor het ongeluk verschillende applicaties actief zijn geweest. Niet van elke activiteit kan echter worden achterhaald of hier actief handelen van verdachte voor nodig was, of hij daarvoor handmatig zijn telefoon heeft moeten bedienen en of, als dat wel zo was, zijn handelen bestond uit meer dan een enkele tik om een andere applicatie, zoals Google Maps, op het scherm naar voren te halen.
De rechtbank is van oordeel dat het rijgedrag van verdachte gelet op het voorgaande aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Bij de in aanmerking te nemen omstandigheden van het geval acht de rechtbank de verkeerssituatie van belang zoals hiervoor omschreven, waarin van hem extra voorzichtigheid mocht worden verwacht, en wat hierboven is omschreven over het gebruik van de telefoon van verdachte kort voor het ongeval. Ondanks de verkeerssituatie is de telefoon van verdachte echter in gebruik geweest vlak voor het ongeval en heeft verdachte gedurende een langere tijd, in ieder geval meerdere seconden, zijn blik en aandacht niet op de weg gehad. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte even door zijn telefoon was afgeleid. Zodoende is hij op de rijstrook van het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen.
De rechtbank vindt niet dat sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag (ernstige schuld), zoals de officier van justitie naar voren heeft gebracht. Om vast te kunnen stellen dat sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag (ernstige schuld), is meer nodig dan wat er in deze zaak is gebeurd. Uit de rechtspraak blijkt namelijk dat voor ernstige schuld in het algemeen sprake moet zijn van verkeersovertredingen die met een (grotere mate van) bewustheid zijn begaan. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan inhalen op een gevaarlijke plek, door rood rijden of (veel) te hard rijden. Ook kan het gaan om veelvuldig of handmatig gebruik maken van een telefoon, zoals het versturen van tekstberichten tijdens het rijden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de uitspraken die de officier van justitie heeft genoemd ter onderbouwing van zijn standpunt dat sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag (een vonnis van de rechtbank Gelderland van 18 augustus 2023 en een vonnis van de rechtbank Overijssel van 2 december 2024). In dit geval kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte in dezelfde mate als in die andere zaken bezig is geweest met zijn telefoon. Zijn telefoon zat in een houder en er kan niet bewezen worden dat hij handmatig iets heeft gedaan met zijn telefoon zo kort voor het ongeval dat het ongeval daardoor veroorzaakt moet zijn. Anders dan in de hiervoor genoemde uitspraken, is in deze zaak daarom geen sprake van zeer onvoorzichtig rijgedrag. De rechtbank zal verdachte daarom niet alleen vrijspreken van roekeloos rijgedrag, maar ook van zeer onvoorzichtig rijgedrag.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte in strafrechtelijke zin helemaal geen verwijt kan worden gemaakt en dus geen schuld heeft gehad aan het ongeval. Verdachte heeft verklaard dat hij een hoestbui kreeg kort voor het ongeval, waarna hij kort zijn bewustzijn verloor en sterretjes zag. Volgens de verdediging is verdachte daardoor ongewild en onbewust een enkel moment de macht over het stuur verloren en heeft hij daardoor niet geweten wat er is gebeurd. De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte dat hij een hoestbui heeft gehad ongeloofwaardig. Verdachte heeft weliswaar van meet af aan verklaard dat hij een hoestbui achter het stuur had gehad, maar zijn verklaring hierover is in de loop van de procedure veranderd. Eerst verklaarde hij alleen over een hoestbui, maar pas later voegde hij daaraan toe dat hij zijn bewustzijn verloor en sterretjes zag. Als verdachte voorafgaand aan het ongeluk inderdaad buiten bewustzijn was geweest, zou het voor de hand liggen dat hij daarover van meet af aan had verklaard. Verder is de verklaring van verdachte hierover weinig gedetailleerd, wat ook afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. En daar komt bij dat verdachte blijft verklaren dat hij zijn telefoon niet heeft gebruikt en niet heeft gebeld, terwijl uit het onderzoek naar zijn telefoon blijkt dat zijn telefoon kort voor het ongeval wel is gebruikt en dat er ook mee gebeld is. Het voorgaande maakt dat de rechtbank aan dit verweer voorbijgaat.
Conclusie: verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 WVW
Uit het voorgaande volgt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen, in die zin dat bewezen kan worden dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.