ECLI:NL:RBMNE:2025:2449

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
UTR 24/5571
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongegrond bezwaar betreffende buiten behandeling stellen aanvraag omgevingsvergunning voor beschoeiing Vinkeveense Plassen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het ongegrond verklaarde bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen. Eiser had op 29 december 2023 een aanvraag ingediend voor het aanbrengen van beschoeiing op zijn perceel aan de Vinkeveense Plassen. Het college heeft deze aanvraag op 21 februari 2024 buiten behandeling gesteld, omdat deze niet voldeed aan de vereisten voor een omgevingsvergunning. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard op 15 juli 2024. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 28 maart 2025 de zaak behandeld. Eiser betoogde dat zijn melding ten onrechte als een aanvraag voor een omgevingsvergunning was aangemerkt, omdat het plaatsen van beschoeiing volgens hem vergunningvrij zou zijn. Het college daarentegen stelde dat er wel degelijk een vergunningplicht gold en dat de melding van eiser als aanvraag moest worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld door de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat eiser onvoldoende gegevens had verstrekt voor een inhoudelijke beoordeling. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5571

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen(het college), verweerder
(gemachtigde: A. Krijgsman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het ongegrond bezwaar betreffende het buiten behandeling stellen van een aanvraag voor het aanbrengen van beschoeiing op het perceel [adres] , legakker [nummer] (kadestraal opgedeeld in 16 delen ( [nummers] ).
2. Op 29 december 2023 heeft eiser het online formulier ‘
Publiceerbare aanvraag/melding omgevingsvergunning’ ingediend voor het aanbrengen van beschoeiing. Per brief van 15 januari 2024 heeft het college aan eiser laten weten dat zijn aanvraag onvolledig is en dat deze aangevuld dient te worden. Het college heeft daarbij een lijst gegeven van benodigde gegevens.
3. Per besluit van 21 februari 2024 heeft het college aan eiser medegedeeld dat zijn aanvraag niet voldoet aan de voorschriften voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een omgevingsvergunning en dat zij daarom op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de aanvraag niet in behandeling nemen.
4. Eiser heeft naar aanleiding van dit besluit bezwaar gemaakt per brief van 2 april 2024. Met de beslissing op bezwaar van 15 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft het college, conform het advies van de commissie bezwaarschriften gemeente De Ronde Venen, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.
5. De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2025 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig: eiser en de gemachtigde van het college, vergezeld door [A] .

Geschil

6. Partijen worden verdeeld gehouden over de aard van het ingevulde formulier van 29 december 2023. Eiser stelt dat het college zijn melding ten onrechte heeft aangemerkt als een aanvraag voor een omgevingsvergunning, nu het plaatsen van beschoeiing in dit geval volgens hem vergunningvrij is. Het college stelt dat er wel een vergunningplicht geldt voor het plaatsen van de beschoeiing en dat zij de melding van eiser daarom op moesten vatten als een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Vervolgens hebben zij op terechte gronden de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat eiser onvoldoende gegevens heeft verstrekt voor een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. In onderhavige beroepsprocedure gaat het om de vraag of het college de melding van eiser van 29 december 2023 op terechte gronden als aanvraag hebben mogen aanmerken, en vervolgens terecht buiten behandeling hebben gesteld. Het gaat in deze procedure niet om een eventuele vervolgstap, te weten een inhoudelijke beoordeling van de melding/vergunningaanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Het formulier van 29 december 2023
7. Eiser voert aan dat zijn melding van 29 december 2023, inhoudende het online formulier genaamd ‘
publiceerbare aanvraag/melding omgevingsvergunning’ten onrechte is aangemerkt als een aanvraag omgevingsvergunning. Eiser stelt dat het plaatsen van beschoeiing op zijn legakker vergunningvrij is, nu de beschoeiing vanaf de bodem tot de bovenkant gemeten niet langer is dan één meter, namelijk maximaal 80 of 90 centimeter. Eiser stelt dat hij een melding heeft willen doen omdat hij tevens een watervergunning nodig had. Omdat het college zijn melding ten onrechte heeft opgevat als een aanvraag hadden zij deze niet buiten behandeling mogen stellen.
8. Het college stelt in dit kader dat zij de melding terecht als aanvraag hebben aangemerkt. Op de zitting is door de gemachtigde van het college toegelicht dat een beschoeiing vergunningvrij kán zijn, wanneer deze vanaf de bodem tot aan de bovenkant boven het water niet langer is dan één meter. Het college stelt zich op het standpunt dat daar in onderhavig geval geen sprake van kan zijn. Zo heeft de gemachtigde van het college op de zitting nog toegelicht dat het best mogelijk is dat er op een bepaald punt rondom de legakker van eiser sprake is van een diepte van 80 of 90 centimeter. Echter kan dit niet voor de gehele legakker gelden nu de Vinkeveense Plassen op de meeste plekken tussen de 2 en de 15 meter diep zijn.
9. De rechtbank volgt het college in zijn standpunt dat de melding van 29 december 2023 een aanvraag voor een omgevingsvergunning betreft. Zij neemt daarbij in aanmerking dat door eiser onvoldoende is onderbouwd dat rondom zijn gehele legakker de afstand tot de bodem binnen de vergunningvrije meter blijft. De rechtbank stelt vast dat er een vergunningplicht geldt voor het plaatsen van beschoeiing rondom de legakker van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
Het buiten behandeling stellen van de aanvraag
10. De rechtbank stelt vast dat het buiten behandeling stellen van de aanvraag van eiser niet in geschil is. Eiser heeft de stelling van het college dat hij niet tijdig voldoende gegevens heeft verstrekt voor een inhoudelijke beoordeling van zijn aanvraag niet weersproken. De wet bepaalt dat de aanvrager de gegevens en bescheiden aan het bestuursorgaan verschaft die nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. [1] Als de aanvrager hier niet aan heeft voldaan, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c en slot, van de Algemene wet bestuursrecht, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een gestelde termijn aan te vullen. Nu dit niet wordt weersproken door eiser staat vast dat het buiten behandeling stellen van de aanvraag op goede gronden is gebeurd.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de melding van eiser van 29 december 2023 terecht heeft aangemerkt als aanvraag omgevingsvergunning en de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr.T. Mennen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2025.
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.