ECLI:NL:RBMNE:2025:2470

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
C/16/588270
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek tot meerderjarigenadoptie ondanks het niet voldoen aan het minderjarigheidsvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 mei 2025 een beschikking gegeven inzake de adoptie van twee meerderjarige kinderen, [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2], door hun pleegouders, [verzoeker] en [verzoekster]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de biologische ouders van de kinderen zijn overleden en dat de kinderen in hun jeugd een traumatische ervaring hebben gehad door de gewelddadige dood van hun moeder door hun vader. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen, ondanks dat de kinderen op het moment van indiening van het verzoek meerderjarig waren, en heeft geoordeeld dat het vasthouden aan het minderjarigheidsvereiste in deze zaak een ongeoorloofde inbreuk op het recht op gezinsleven zou opleveren, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de kinderen in de pleegzorg van verzoekers zijn opgegroeid en dat er een sterke emotionele band is ontstaan. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en bepaald dat de kinderen de geslachtsnaam van hun moeder zullen behouden. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/588270 / FO RK 25-119 (meerderjarigenadoptie)
Beschikking van 14 mei 2025
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat mr. N.R. Coffi,
en
[verzoekster],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
hierna samen te noemen: verzoekers,
advocaat mr. N.R. Coffi,
met als belanghebbenden
[meerderjarige 1],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [meerderjarige 1] ,
[meerderjarige 2],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [meerderjarige 2] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift met bijlagen van verzoekers van 4 februari 2025;
  • het e-mailbericht van verzoekers van 25 maart 2025.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling gehouden op 9 april 2025. Hierbij waren aanwezig: [meerderjarige 1] , [meerderjarige 2] en verzoekers met hun advocaat.

2.De belangrijke feiten

2.1.
Het gaat in deze zaak om de volgende twee kinderen:
  • [meerderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ;
  • [meerderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] .
2.2.
De moeder van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] is:
[moeder], geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] (Vietnam).
2.3.
De vader van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] is:
[vader], geboren op [geboortedatum] 1957 in [geboorteplaats] (Vietnam).
2.4.
De moeder is overleden op [overlijdensdatum] 2005 in [plaats] . De vader is overleden op [overlijdensdatum] 2022 in [plaats] .
2.5.
Op 3 september 2002 zijn [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] door de kinderrechter van de rechtbank Haarlem voorlopig onder toezicht gesteld en met een machtiging uit huis geplaatst. Deze beslissing is op 17 september 2002 bekrachtigd.
2.6.
Op 21 december 2005 heeft de vader zich gemeld bij het politiebureau in Heemskerk met de mededeling dat hij de moeder van het leven had beroofd. Op dezelfde dag heeft de kinderrechter van de rechtbank Haarlem de vader geschorst in de uitoefening van het gezag over [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] en is de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord Holland belast met de voorlopige voogdij over [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] .
2.7.
De vader is op 2 juni 2006 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Haarlem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar voor het opzettelijk van het leven beroven van de moeder.
2.8.
Bij beschikking van de rechtbank Haarlem van 16 juni 2006 is de vader ontzet uit het gezag over [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] en is de Stichting Bureau Jeugdzorg belast met de voogdij over hen. Met ingang van 10 november 2009 is de voogdij overgedragen aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, locatie Amersfoort.
2.9.
In januari 2007 zijn [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] geplaatst in het pleeggezin van [verzoeker] en [verzoekster] . Zij hebben samen vier kinderen:
  • [A], geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ;
  • [B], geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ;
  • [C], geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ;
  • [D], geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] .
2.10.
Partijen hebben allen de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] en [verzoekster] verzoeken de rechtbank om de adoptie uit te spreken van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] door verzoekers. Daarbij is het de bedoeling dat [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam] ’ zullen behouden.
3.2.
[meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] zijn het eens met het verzoek.
3.3.
De biologische ouders van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] zijn beiden overleden en kunnen daarom het verzoek tot adoptie niet tegenspreken.

4.De beoordeling

Conclusie
4.1.
De rechtbank zal het verzoek tot adoptie toewijzen en de beslissing hierna toelichten.
Het wettelijk kader
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat adoptie een kinderbeschermingsmaatregel is. Het verzoek tot adoptie moet worden getoetst aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van artikel 1:228 lid 1 sub a BW is een voorwaarde voor adoptie onder meer dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is. Vaststaat dat [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] ten tijde van de indiening van het verzoekschrift meerderjarig waren. Dit betekent dat niet is voldaan aan de gestelde voorwaarde van minderjarigheid en dat de adoptie van [meerderjarige 2] en [meerderjarige 1] door verzoekers op grond van nationale wetgeving niet mogelijk is.
4.3.
Verzoekers stellen dat het feit dat [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] meerderjarig zijn niet in de weg staat aan adoptie. Zij verwijzen daarbij naar artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) waarin het recht op ‘family life’ is neergelegd. Volgens verzoekers moet het minderjarigheidsvereiste op grond van het EVRM terzijde worden gesteld.
4.4.
Volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is het recht op adoptie niet één van de door het EVRM beschermde rechten. Dit betekent dat het feit dat een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch gezinsverband op zichzelf niet in strijd is met artikel 8 EVRM. Dat adoptie op grond van in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden niet mogelijk is, maakt dus niet dat er sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het recht op family life. Ook de Hoge Raad heeft beslist dat aan artikel 8 EVRM weliswaar het recht op bescherming van family life tussen de ouders en een door hen geadopteerd kind kan worden ontleend, maar niet het recht om een kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de door de nationale wet voor adoptie gestelde eisen. [1]
4.5.
Het weigeren van een adoptie kan onder zeer bijzondere omstandigheden zo’n inbreuk maken op het bestaande gezinsleven dat een terzijdestelling van het minderjarigheidsvereiste in artikel 1:228 lid 1 sub a BW gerechtvaardigd is. Het moet dan gaan om zeer uitzonderlijke gevallen waarin de weigering van de adoptie vanwege enkel de meerderjarigheid bij de indiening van het verzoek een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven met zich mee zou brengen.
De beoordeling
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die maken dat het verzoek tot adoptie moet worden toegewezen, ondanks dat niet is voldaan aan het minderjarigheidsvereiste. Gebleken is dat [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] in hun jeugd veel hebben meegemaakt. In de thuissituatie bij de ouders was veelvuldig sprake van ruzie tussen de ouders en zowel fysieke als mentale mishandeling over en weer. [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] hebben hier veel van meegekregen. In 2002 zijn de kinderen onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Vervolgens heeft de vader de moeder om het leven gebracht, wat opnieuw zeer traumatisch is geweest voor de beide kinderen. In 2007 zijn [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] liefdevol opgevangen in het gezin van verzoekers. In de periode dat [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] in het gezin zijn geplaatst en de jaren daarna lag de focus vooral op verwerking van trauma en herstel van hechtingsproblematiek. Zij hebben daarvoor specialistische hulp gehad. Er was daarom toen nog geen ruimte om na te denken over een mogelijke adoptie. In de loop der tijden zijn [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] in rustiger vaarwater gekomen en is de band gegroeid. Zo volwaardig als de band de afgelopen jaren is geworden, is het resultaat van hard werken.
4.7.
Tot aan het overlijden van de vader in 2022 waren verzoekers van mening dat het niet in het belang was van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] om een adoptieprocedure te starten. Het enkele feit dat de vader als belanghebbende zou moeten worden betrokken in een adoptieprocedure had al een onwenselijke en onacceptabele druk op [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] kunnen uitoefenen. Daarom ontstond het idee van adoptie pas na het overlijden van de vader. In die periode daarna hebben verzoekers juridische bijstand gezocht en veel tijd besteed aan het opvragen van de omvangrijke dossiers van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] bij instanties. Dit heeft ook veel tijd gekost. De rechtbank vindt dan ook dat verzoekers niet kan worden tegengeworpen dat zij pas tijdens de meerderjarigheid van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] een verzoek tot adoptie hebben ingediend. Bovendien gaat het slechts om een geringe termijnoverschrijding.
4.8.
Verzoekers hebben verklaard dat zij [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] liefhebben zoals zij ook hun vier biologische kinderen liefhebben. [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] ervaren het gezin van verzoekers als hun thuis. De zes kinderen beschouwen elkaar als volwaardige broers en zussen. Ook de relatie met bijvoorbeeld de opa's en oma's van beide zijden is voor alle kinderen gelijkwaardig. [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] zijn dus volledig opgenomen in het leven van verzoekers. Voor [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] zal het dan ook enorm veel betekenen als zij ook juridisch gezien als kinderen van verzoekers geregistreerd zullen staan.
4.9.
De rechtbank overweegt dat nu de beide ouders zijn overleden, zij de adoptie niet langer kunnen tegenspreken. [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] hebben daardoor ook niet langer iets te verwachten van hen als ouder. Volgens verzoekers is het juist belangrijk voor [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] dat de juridische band met hun vader definitief wordt verbroken, omdat hij hen in het verleden ernstige psychische schade heeft toegebracht. [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] hebben tijdens de zitting verklaard dat zij van hun moeder (spijtig genoeg) nauwelijks nog herinneringen hebben, zodat dit geen bezwaar oplevert voor het verbreken van de familierechtelijke betrekking die zij met haar hebben.
4.10.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het vasthouden aan het minderjarigheidsvereiste in deze zaak een ongeoorloofde inbreuk op artikel 8 EVRM zou opleveren. Dit betekent dat het bepaalde in artikel 1:228 lid 1 sub a BW terzijde wordt geschoven. De rechtbank stelt verder vast dat aan de overige voorwaarden zoals vermeld in artikel 1:228 lid 1 BW is voldaan.
Ingangsdatum
4.11.
De adoptie heeft gevolgen vanaf de dag waarop deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. [2]
Geslachtsnaam
4.12.
Partijen hebben verklaard dat zij wensen dat [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] de geslachtsnaam van hun moeder ‘Mai’ zullen blijven dragen. De rechtbank zal dit vaststellen in de beslissing. [3]
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1.
spreekt uit de adoptie van:
  • [meerderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ;
  • [meerderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ;
door:
  • [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ;
  • [verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ;
5.2.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Haarlem en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Beverwijk om een latere vermelding van de adoptie door verzoekers aan de daarvoor in aanmerking komende geboorteakten toe te voegen;
5.3.
stelt vast dat partijen hebben verklaard dat [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam] ’ zullen dragen na de adoptie, zodat zij zullen blijven heten:
[meerderjarige 1]en
[meerderjarige 2].
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter, in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!

Voetnoten

1.HR 30 juni 2000, NJ 2001, 103, ECLI:NL:2000:AA6339.
2.Artikel 1:230 lid 1 BW
3.Artikel 1:5 lid 3 BW