ECLI:NL:RBMNE:2025:2504

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
11439647
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van betalingsverplichtingen uit huurkoopovereenkomst en onrechtmatige opzegging

In deze zaak vordert eiseres, een B.V., een bedrag van € 4.559,91 van gedaagde, een commanditaire vennoot van een C.V., op basis van een huurkoopovereenkomst voor een oplegger. Eiseres heeft de overeenkomst opgezegd wegens te late betalingen door gedaagde. Gedaagde stelt dat er een betalingsregeling tot stand is gekomen en dat de opzegging onrechtmatig was. In reconventie vordert gedaagde een verklaring van recht dat de opzegging onrechtmatig was, alsook schadevergoeding voor operationele schade, gederfde omzet en reputatieschade, en kosten voor de vervanging van vijf banden. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde ongelijk krijgt. De vorderingen van eiseres worden toegewezen, terwijl de vorderingen van gedaagde in reconventie worden afgewezen. De rechter stelt vast dat gedaagde niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de betalingsregeling en dat de opzegging van de huurkoopovereenkomst rechtmatig was. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden ook aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11439647 \ AC EXPL 24-3035
Vonnis van 14 mei 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. L.E.M. Zanderink,
tegen

1.[gedaagde sub 1] C.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2], de commanditaire vennoot van gedaagde sub 1,
woonachtig in [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen en in mannelijk enkelvoud te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 december 2024;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 11 december 2024;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van 2 april 2025;
  • de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de mondelinge behandeling van 9 april 2025; van wat tijdens deze mondelinge behandeling is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vandaag het vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] verhuurde met ingang van 23 mei 2023 een oplegger aan [gedaagde] . [eiseres] heeft de tussen partijen gesloten huurkoopovereenkomst op 29 augustus 2024 per direct opgezegd vanwege te late betaling van facturen door [gedaagde] . In deze procedure vordert [eiseres] nakoming van de (betalings)verplichtingen die voortvloeien uit de huurkoopovereenkomst en de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden (hierna: de algemene voorwaarden), zowel vóór als na de opzegging. Dit komt volgens [eiseres] neer op € 4.559,91, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en kosten. [gedaagde] stelt daartegenover dat een betalingsregeling tot stand is gekomen waaraan hij zich heeft gehouden en dat [eiseres] daarom de huurkoopovereenkomst onrechtmatig heeft opgezegd. De gevolgen hiervan zijn volgens hem naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Hierom vordert [gedaagde] in reconventie een verklaring van recht dat de opzegging onrechtmatig was en een schadevergoeding voor operationele schade, gederfde omzet en reputatieschade. Tevens vordert [gedaagde] schadevergoeding met betrekking tot de kosten van de vervanging van vijf banden, omdat hij vindt dat [eiseres] daarmee is verrijkt.
2.2.
[gedaagde] krijgt ongelijk. Dit betekent dat de vorderingen in conventie van [eiseres] worden toegewezen en de vorderingen in reconventie van [gedaagde] worden afgewezen. Hieronder wordt deze beslissing uitgelegd.

3.De beoordeling

In conventie
De facturen van [eiseres]
3.1.
vordert betaling van de hieronder vermelde gefactureerde bedragen.
Factuurnummer
Factuurdatum
Vervaldatum
Bedrag
NL5-1000144
25-03-2024
08-04-2024
€ 1.140,62
NL5-1000228
16-04-2024
30-04-2024
€ 1.292,89
NL1-1001903
31-08-2024
14-09-2024
€ 695,75
NL1-1002219
30-09-2024
14-10-2024
€ 466,15
NL5-1001270
02-10-2024
16-10-2024
€ 964,50
3.2.
De factuur met het nummer NL5-100144 ziet op het restant van de kosten van de vervanging van vijf banden van de oplegger. De factuur met het nummer NL5-1000228 betreft uitgevoerd onderhoud vanwege schade aan de oplegger. [eiseres] heeft tijdens de zitting uitgelegd dat de factuur met het nummer NL1-1001903 ziet op de huurtermijn van 1 augustus 2024 tot en met 28 augustus 2024 en op de gebruiksvergoeding na de opzegging voor 29, 30 en 31 augustus 2024. De factuur met het nummer NL1-1002219 betreft een gebruiksvergoeding voor de periode van 1 september 2024 tot en met 20 september 2024 (de dag waarop [gedaagde] de oplegger heeft ingeleverd). Tot slot ziet de factuur met het nummer NL5-1001270 ook op uitgevoerd onderhoud vanwege schade aan de oplegger.
[gedaagde] is € 3.398,01 (facturen -144, -228 en -270) voor het onderhoud en vijf nieuwe banden aan [eiseres] verschuldigd
3.3.
In punt 2 van de huurkoopovereenkomst en artikel 8.4 van de algemene voorwaarden is bepaald dat kosten voor onderhoud/reparatie en slijtage aan de oplegger en de banden voor rekening van de huurder ( [gedaagde] ) komen. [gedaagde] is daarom het bedrag voor de vervanging van de vijf banden en het onderhoud aan de oplegger verschuldigd aan [eiseres] . [gedaagde] heeft weliswaar aangegeven dat hij bij [eiseres] was langsgegaan in de veronderstelling dat slechts één band vervangen moest worden, maar door [eiseres] is vastgesteld dat alle vijf banden aan vervanging toe waren. Dit heeft [gedaagde] niet (gemotiveerd en/of onderbouwd) betwist. [gedaagde] heeft ook niet betwist dat de kosten van dit onderhoud contractueel voor zijn rekening komen.
[gedaagde] is € 1.161,90 (facturen -903 en -219) aan huur en gebruiksvergoeding aan [eiseres] verschuldigd
3.4.
De kantonrechter stelt vast, dat partijen in de huurkoopovereenkomst en de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden onder meer hebben voorzien in een regeling van opzegging. [1]
3.5.
In artikel 15 lid 2 sub b van de algemene voorwaarden, is geregeld dat [eiseres] de overeenkomst met onmiddellijke ingang mag opzeggen in het geval dat [gedaagde] te laat is met het betalen van de huurprijs. [eiseres] heeft in haar brief van 29 augustus 2024 de huurkoopovereenkomst per direct opgezegd en aangegeven dat de oplegger vóór 4 september 2024 ingeleverd moest zijn. Later heeft zij uit coulance de inlevertermijn verlengd naar 23 september 2024. [eiseres] mag op grond van artikel 15 lid 4 van de algemene voorwaarden na opzegging een schadevergoeding (gebruiksvergoeding) vorderen van [gedaagde] die gelijk is aan de maandelijkse huurprijs van de oplegger, zolang de oplegger niet is ingeleverd bij [eiseres] .
3.6.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij bepaalde huurtermijnen te laat heeft betaald. Hij vindt wel dat [eiseres] desondanks de huurovereenkomst niet mocht opzeggen
omdateen betalingsregeling tot stand is gekomen, aan de inhoud waarvan hij zich heeft gehouden. Volgens [gedaagde] is daarom sprake van een onrechtmatige opzegging van de huurkoopovereenkomst door [eiseres] .
3.7.
[eiseres] heeft gesteld en [gedaagde] heeft niet weersproken, dat een voorwaarde voor de totstandkoming van de door [eiseres] voorgestelde betalingsregeling was, dat [gedaagde] de schriftelijke betalingsregeling ondertekend terugstuurde naar [eiseres] . Dit heeft [gedaagde] niet gedaan; er is dus niet voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste. De betalingsregeling is dan ook niet tot stand gekomen.
3.8.
Anders dan [gedaagde] heeft gesteld, heeft hij de eerste termijn van de door [eiseres] voorgestelde betalingsregeling niet tijdig voldaan. [gedaagde] had ervoor moeten zorgen dat deze termijn uiterlijk op 23 augustus 2024 op de Duitse bankrekening van [eiseres] stond, maar dit is niet gebeurd. Dat drie dagen gemoeid zijn met girale overschrijvingen van de Nederlandse bankrekening van [gedaagde] naar de Duitse bankrekening van [eiseres] , is een omstandigheid waarmee [gedaagde] rekening had moeten houden in het kader van de voorgestelde betalingsregeling. Gelet op het voormelde kan [gedaagde] dan ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij zich aan de inhoud van de door [eiseres] voorgestelde betalingsregeling heeft gehouden.
3.9.
Gelet op het voorgaande verwerpt de kantonrechter de onder 3.6. vermelde stelling van [gedaagde] .
3.10.
De stelling van [gedaagde] dat [eiseres] jegens hem in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid handelt door te weigeren aan hem nog een redelijke kans te bieden om geschillen op lossen, faalt. Immers, [eiseres] heeft gesteld en [gedaagde] heeft niet weersproken, dat reeds eerder, in het jaar 2023 [gedaagde] ook meermaals zijn betalingsverplichtingen niet tijdig was nagekomen en [eiseres] hem toen een kans heeft geboden door een opzegging van de huurkoopovereenkomst per 22 september 2023 in te trekken. Ook in 2024 heeft [eiseres] [gedaagde] een kans willen bieden onder de voorwaarde dat het een en ander in een schriftelijke ondertekende betalingsregeling wordt vastgelegd. [gedaagde] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt door deze betalingsregeling niet te tekenen. Gelet op het voormelde kan de kantonrechter [gedaagde] niet in zijn stelling volgen, dat [eiseres] met de opzegging per 29 augustus 2024 in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid jegens [gedaagde] heeft gehandeld.
3.11.
Gelet op het voorgaande verwerpt de kantonrechter de stelling van [gedaagde] dat de opzegging van de huurkoopovereenkomst per 29 augustus 2024 onrechtmatig is. Door de onmiddellijke opzegging is de huurovereenkomst per 29 augustus 2024 beëindigd. Op grond van de huurkoopovereenkomst en de algemene voorwaarden is [gedaagde] tot en met 28 augustus 2024 de huurprijs van de oplegger verschuldigd en met ingang van 29 augustus 2024 de gebruiksvergoeding.
Gevorderde gefactureerde bedragen voor een deel betaald? Nee
3.12.
[gedaagde] stelt, dat hij niet de hoofdsom € 4.559,91 aan [eiseres] hoeft te betalen omdat hij een deel van dit bedrag al heeft betaald.
3.13.
[gedaagde] heeft bewijzen van vier girale overschrijvingen overgelegd. Drie girale overschrijvingen hebben geen betrekking op de onder 3.1. vermelde facturen.
Gelet op wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, stelt de kantonrechter vast dat de girale betaling van € 695,75 op 13 september 2024 ziet op de factuur met het nummer NL51000144 dat als productie 6 bij dagvaarding is overgelegd. Deze girale betaling ziet niet op de factuur met het nummer NL51000144 dat als productie 5 bij dagvaarding is overgelegd. De conclusie is dan ook dat [gedaagde] niet een deel van de hoofdsom van € 4.559,91 heeft betaald. Hij wordt dan ook tot betaling van de hoofdsom veroordeeld.
De wettelijke handelsrente wordt toegewezen
3.14.
[eiseres] vordert de wettelijke handelsrente over de contractueel verschuldigde: onderhoudskosten, huur en gebruiksvergoeding, inclusief btw. [gedaagde] heeft deze vordering als zodanig niet weersproken. Deze vordering wordt toegewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen
3.15.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en wordt toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiseres] betalen
3.16.
[gedaagde] is in conventie in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiseres] aan haar moet betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,84
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.452,84
3.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
[gedaagde] wordt hoofdelijk veroordeeld
3.18.
Met inachtneming van artikel 19 lid 1 van het Wetboek van Koophandel worden de veroordelingen hoofdelijk uitgesproken, zoals [eiseres] heeft gevorderd. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
In reconventie
De vorderingen van [gedaagde]
3.19.
[gedaagde] vordert een verklaring van recht dat de opzegging van de huurkoopovereenkomst onrechtmatig is. [gedaagde] vordert verder een schadevergoeding van € 6.452,-, die volgens hem bestaat uit:
  • operationele schade ad € 1.980,-; en
  • gederfde omzet en reputatieschade ad € 2.400,-.
[gedaagde] stelt ter motivering van deze schadevergoedingsvordering het volgende. Voor zijn bedrijfsvoering heeft [gedaagde] een oplegger nodig. Hij heeft de oplegger van [eiseres] op 20 september 2024 ingeleverd, nadat [eiseres] de huurkoopovereenkomst onrechtmatig had opgezegd en van hem eiste dat hij de oplegger vóór 23 september 2024 zou inleveren. Hij had vier dagen nodig om een andere oplegger te regelen. Doordat hij vier dagen niet over een oplegger heeft beschikt, heeft hij voormelde schade geleden.
Verder vindt [gedaagde] dat [eiseres] ongerechtvaardigd is verrijkt door de vervanging van vijf banden die [gedaagde] heeft betaald. Hij vordert daarom terugbetaling van de kosten van de vijf nieuwe banden ad € 2.072,-.
De vorderingen van [gedaagde] worden afgewezen
3.20.
Zoals hierboven (zie onder 3.5 tot en met 3.11.) is overwogen en geoordeeld, is geen sprake van een onrechtmatige opzegging door [eiseres] . Daarom wordt de gevorderde verklaring van recht dat de opzegging per 29 augustus 2024 onrechtmatig is, afgewezen.
3.21.
De gevorderde schadevergoeding komt evenmin voor vergoeding in aanmerking, omdat i) geen sprake is van een onrechtmatige opzegging – zie hierboven – en ii) geen sprake is van een te korte inlevertermijn. Ter motivering van dit laatste overweegt de kantonrechter het volgende. Vaststaat dat [eiseres] goed heeft gevonden dat [gedaagde] na de opzegging van de huurkoopovereenkomst nog een maximale periode van 24 dagen over haar oplegger mocht beschikken, opdat [gedaagde] in deze periode op zoek kon gaan naar een andere oplegger. Gezien de omstandigheid dat [gedaagde] vier dagen nodig heeft gehad om een andere oplegger te regelen, kan voormelde periode van 24 dagen om de oplegger van [eiseres] in te leveren niet als (te) kort en dus niet als onrechtmatig worden aangemerkt. [gedaagde] heeft zelf ervoor gekozen om de oplegger op 20 september 2024 in te leveren. Dat [gedaagde] kennelijk niet meteen na de opzegging van 29 augustus 2024 maar kort vóór de inlevering van de oplegger op 20 september 2024 naar een andere oplegger is gaan zoeken en daardoor bepaalde kosten heeft moeten maken en schade heeft geleden, is een omstandigheid die niet voor rekening van [eiseres] komt maar voor risico en rekening van [gedaagde] komt en blijft.
3.22.
Voor het vervangen van de banden was een rechtsgrond aanwezig (zie onder 3.3) en dat alle vijf banden niet aan vervanging toe waren, is niet gebleken. Van ongerechtvaardigde verrijking door [eiseres] is op dit punt dan ook geen sprake. De vordering van [gedaagde] om [eiseres] te veroordelen tot schadevergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking wordt dan ook afgewezen.
3.23.
[gedaagde] verwijt [eiseres] nog dat zij niet schadebeperkend heeft gehandeld en geen alternatieven heeft overwogen, maar ook deze stelling faalt. [eiseres] heeft [gedaagde] eerder al (in 2023) een herkansing gegeven om zijn verplichtingen uit de huurkoopovereenkomst na te komen. Daarna heeft [eiseres] overwogen om [gedaagde] nog een kans te geven via de eerder genoemde voorgestelde betalingsregeling, maar die is door zijn toedoen niet tot stand gekomen (zie onder 3.10.).
[gedaagde] moet de proceskosten in reconventie betalen
3.24.
[gedaagde] is in reconventie in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van [eiseres] aan haar betalen. De proceskosten, exclusief nakosten [2] , van [eiseres] in reconventie worden begroot op € 339,00 (= 2 punten x factor 0,5 vanwege de samenhang tussen de zaak in conventie en in reconventie x tarief € 339,00).
3.25.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In conventie en in reconventie
Uitvoerbaar bij voorraad
3.26.
[eiseres] heeft verzocht het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daartegen is [gedaagde] niet opgekomen. Evenmin zijn feiten en/of omstandigheden danwel belangen gebleken die aan toewijzing van die vordering in de weg staan. Het vonnis wordt daarom op grond van het bepaalde in artikel 233 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.559,91, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit toegewezen bedrag, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 683,99 aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk in de kosten; hij moet de proceskosten van [eiseres] van € 1.452,84, aan haar betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
In reconventie
4.5.
wijst de vorderingen af,
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; hij moet de proceskosten van [eiseres] van € 339,00 aan haar betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
In conventie en in reconventie
4.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025. [3]
De griffier, De kantonrechter,

Voetnoten

1.Zie voor het toepasselijk toetsingskader het arrest van de Hoge Raad van 29 november 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1709; r.o. 3.2)
2.Die zijn reeds in conventie toegekend.
3.Typ: 61312