ECLI:NL:RBMNE:2025:2515

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
C/16/581638 / FL RK 24-968
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van het gezag over een minderjarige na beëindiging door de rechtbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 april 2025 een mondelinge uitspraak gedaan over het herstel van het gezag van een moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2010. De moeder had eerder, op 3 maart 2021, haar ouderlijk gezag verloren, waarna de William Schrikker stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als voogd was aangesteld. Deze beslissing was bevestigd door het hof Arnhem-Leeuwarden op 18 november 2024. De moeder verzocht de rechtbank om haar gezag te herstellen, wat werd besproken tijdens een zitting waar ook vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het minderjarige kind inmiddels weer twee jaar bij de moeder woont en dat zij feitelijk al die tijd het gezag over het kind uitoefent. De rechtbank concludeert dat de moeder in staat is om goede beslissingen te nemen voor het welzijn van het kind, wat blijkt uit de positieve ontwikkeling van het kind op school en in de sociale omgeving. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om het gezag te herstellen toegewezen en verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en de processtukken zijn opgemaakt en verzonden op 1 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/581638 / FL RK 24-968
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tijdens de zitting van de meervoudige kamer op 17 april 2025
in de zaak van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R.W. de Gruijl,
tegen
William Schrikker stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek gaat over het minderjarige kind van de moeder:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats] .
1.2.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 maart 2021 het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en de GI benoemd tot voogd over [minderjarige] . Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft deze beslissing van de rechtbank bekrachtigd bij de beschikking van 18 november 2024.
1.3.
De moeder verzoekt om haar ouderlijk gezag over [minderjarige] te herstellen.
1.4.
Het verzoek is door de meervoudige kamer (drie rechters) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 17 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • [A] , een vertegenwoordiger van de GI;
  • [B] en [C] , vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.5.
De rechtbank heeft aan [minderjarige] gevraagd wat zij van het verzoek vindt. [minderjarige] heeft daarover op 17 april 2025 met de voorzitter van de meervoudige kamer gesproken.
1.6.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden waarop deze is gebaseerd zijn hieronder weergegeven.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
herstelt
[de moeder], geboren op [geboortedatum 2] 1971, in het gezag over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [woonplaats] ;
2.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.

3.De gronden van de beslissing

De moeder neemt voortaan weer de belangrijke beslissingen over [minderjarige]
3.1.
De rechtbank wijst het verzoek van de moeder om haar gezag over [minderjarige] te herstellen toe op grond van artikel 1:277, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). [minderjarige] woont al ongeveer twee jaar weer thuis bij haar moeder. De moeder oefent feitelijk al die tijd al het gezag over [minderjarige] uit. De rechtbank ziet dat de moeder het beste met [minderjarige] voor heeft en haar best doet om goede beslissingen te nemen. Dat dit haar de afgelopen tijd gelukt is, blijkt uit het feit dat het goed gaat met [minderjarige] . Thuis is er meer rust gekomen en [minderjarige] heeft een hechte band met haar familie. Ook gaat het goed op school en zij heeft veel vriendinnen met wie zij in haar vrije tijd leuke dingen doet en een bijbaantje. Wat verder meeweegt in het oordeel van de rechtbank is dat de moeder een netwerk heeft opgebouwd waar zij op kan terugvallen als ze tegen problemen aanloopt. Opvoeden is niet altijd makkelijk en het is belangrijk dat de moeder ergens terecht kan met haar vragen. Gebleken is dat de moeder dit doet en zij heeft tijdens de zitting toegezegd dit te blijven doen. De GI en de Raad vinden dat het verzoek kan worden toegewezen. De moeder zal voortaan weer de belangrijke beslissingen over [minderjarige] nemen en gelet op het bovengenoemde heeft de rechtbank daar vertrouwen in.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.2.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als iemand in hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2025 door mr. M.M. Janssen-Witteveen (voorzitter), mr. M. Weistra en mr. J.M. Atema, in aanwezigheid van mr. F.M. de Hart, griffier, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt. Dit proces-verbaal is verzonden op 1 mei 2025.
Tegen deze beslissing kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep
worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.