ECLI:NL:RBMNE:2025:2520

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
16.248297.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen een docent wegens ontucht met een minderjarige leerling

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een docent die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige leerling. De verdachte, geboren in 1981, heeft in de periode van 1 juni 2022 tot en met 28 augustus 2023 in Almere, misbruik gemaakt van zijn positie als docent en ontuchtige handelingen gepleegd met een leerling die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt. De rechtbank heeft op 9 mei 2025 een terechtzitting gehouden, waar de officier van justitie, mr. N. Jansen, de vordering heeft ingediend en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.R. Pirone. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft gebruik gemaakt van haar spreekrecht en haar moeder heeft ook een verklaring afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, maar de verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor bepaalde handelingen. De rechtbank heeft de bewijsvoering en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan het misbruik van zijn positie en het plegen van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 360 dagen opgelegd, waarvan 359 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 4.000,- toegewezen aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.248297.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. N. Jansen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.R. Pirone, advocaat in Rijen, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft verder kennis genomen van wat door mr. H.A.F.C. Tack, advocaat in Amsterdam, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren is gebracht. [slachtoffer] en haar moeder (mevrouw [A] ) hebben gebruik gemaakt van hun spreekrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
in de periode tussen 1 juni 2022 tot en met 28 augustus 2023 in Almere, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, [slachtoffer] , die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van verdachte te dulden.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is voor het tongzoenen, omdat het slachtoffer zelf heeft verklaard dat dit niet is gebeurd. Hetzelfde geldt voor het aanraken/strelen van de blote billen. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] van 25 januari 2024, genummerd 2023283718, opgemaakt door de politie Eenheid Amsterdam
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] van 10 november 2024, genummerd 2023283718, opgemaakt door de politie Eenheid Amsterdam [3] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode tussen 1 juni 2022 tot en met 28 augustus 2023 te Almere, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten door
- het grote leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en [slachtoffer] , geboren op [2006]

en

- de positie van hem, verdachte, als docent van voornoemde [slachtoffer] , voornoemde [slachtoffer] , die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen van hem, verdachte, te dulden, door
- met die [slachtoffer] te zoenen en
- de blote borsten, billen, clitoris en schaamlippen van die [slachtoffer] aan te

raken/te strelen en

- die [slachtoffer] te vingeren.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
door misbruik van uit feitelijk verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een contactverbod met het slachtoffer en ambulante behandeling.
De officier van justitie heeft gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De officier van justitie heeft verder naar voren gebracht dat een beroepsverbod wat haar betreft niet aan de orde is.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte ervaart oprecht diep berouw voor wat hij het slachtoffer heeft aangedaan.
Het handelen van verdachte moet worden bezien in het licht van complexe psychotrauma’s, dissociaties en een diepgeworteld overlevingspatroon van hulpverlening aan anderen.
De raadsvrouw heeft verzocht hier rekening mee te houden.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de voortgang van de reeds lopende therapie van verdachte ernstig zal doorkruisen en een destabiliserend effect zal hebben op verdachte. Daarnaast zal een gevangenisstraf leiden tot (opnieuw) baanverlies en verlies van zijn woning. Verdachte is bovendien ‘first offender’.
De raadsvrouw heeft verzocht een forse taakstraf, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf met de geadviseerde en gevorderde bijzondere voorwaarden, op te leggen. Gelet op het taakstrafverbod heeft de raadsvrouw verzocht om daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag op te leggen.
De raadsvrouw heeft zich verzet tegen de gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van het toezicht en de bijzondere voorwaarden. Ook heeft de raadsvrouw zich verzet tegen het opleggen van het door de reclassering geadviseerde beroepsverbod. De noodzaak van die maatregelen is volgens de raadsvrouw niet gebleken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig zedenmisdrijf. Hij heeft als docent aan een middelbare school (speciaal onderwijs) meerdere malen ontucht gepleegd met een leerlinge van destijds 16 tot 17 jaar oud. Verdachte is ongeveer 25 jaar ouder dan het slachtoffer. Het slachtoffer is een kwetsbaar en aanhankelijk meisje, zo wordt zij ook door verdachte zelf omschreven. In een periode van ruim een jaar heeft verdachte het slachtoffer viermaal uitgenodigd in zijn huis, waarbij hij meerdere keren seksuele handelingen met haar heeft gepleegd. Zo heeft verdachte de clitoris en de schaamlippen van het slachtoffer gestreeld en heeft hij aan haar borsten en billen gezeten. Ook heeft verdachte het slachtoffer gezoend.
Verdachte heeft misbruik gemaakt van de situatie, maar ook van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had. Daarbij was sprake van een ongelijke machtsverhouding (leerling tegenover docent) en een groot leeftijdsverschil. Verdachte had als docent een zekere zorgplicht over het slachtoffer. Hij had dus zijn verantwoordelijkheid moeten kennen en het slachtoffer moeten beschermen, in plaats van haar seksueel te misbruiken. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op tal van momenten tot inkeer had moeten komen en andere keuzes had moeten maken, maar dat in plaats daarvan het misbruik uiteindelijk toch meerdere keren is gebeurd. Het slachtoffer heeft bij de uitoefening van haar spreekrecht verteld dat iets wat eerst leuk leek, uiteindelijk helemaal niet leuk was. Zij vond het heel moeilijk om iets van het misbruik te zeggen, omdat zij steeds bevroor van angst. Zij was bovendien bang voor de gevolgen voor verdachte, met wie zij een goede band had. De moeder van het slachtoffer heeft verteld dat de druk op het gezin heel groot was toen het misbruik uitkwam. Ondanks het feit dat bij de seksuele handelingen geen directe lichamelijke dwang of agressie aan de kant van verdachte heeft plaatsgevonden, vindt de rechtbank de door verdachte gepleegde seksuele handelingen ernstig. Verdachte had er rekening mee moeten houden dat het slachtoffer, net als iedere puber, kwetsbaar is op het gebied van seksualiteit, zodat het gedrag van verdachte op een bepaald moment tot (ernstige) psychologische problemen bij haar kan leiden. Minderjarigen dienen hiertegen beschermd te worden.
Uitgangspunt
Gelet op de aard en ernst van het feit, kan in beginsel niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bovendien is vanwege de aard van het delict het taakstrafverbod van toepassing. Gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd zou in principe een maandenlange onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een groot voorwaardelijk strafdeel passend en geboden zijn. In dit geval is er sprake van een aantal strafmatigende factoren, die hierna uiteen zullen worden gezet.
Proceshouding
Verdachte heeft, toen hij bij de politie werd geconfronteerd met de aangifte van de school en met de verklaring van het slachtoffer, gelijk opening van zaken gegeven. Ook op de zitting is verdachte openhartig geweest over zijn handelen en heeft hij geprobeerd uit te leggen waarom hij tot bepaalde gedragingen is gekomen. De moeilijke jeugd van verdachte en zijn daaruit volgende psychische problematiek lijken daarbij een grote rol te spelen. De redenen waarom verdachte deed wat hij deed, praten zijn ontuchtige handelingen absoluut niet goed. Verdachte ziet dit zelf ook in en heeft dat richting het slachtoffer ook nadrukkelijk benoemd tijdens de zitting. Maar doordat verdachte inzicht heeft gegeven in zijn denk- en handelwijze heeft verdachte wel verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, en laat hij zien dat hij graag wil veranderen en wil voorkomen dat dit in de toekomst nog een keer gebeurt.
Verder heeft de rechtbank de indruk dat verdachte diep berouw heeft van zijn handelen jegens het slachtoffer. Verdachte heeft onder meer verklaard dat het slachtoffer de schuld niet bij haarzelf moet leggen, maar dat er maar één persoon verantwoordelijk is voor wat er is gebeurd en dat die persoon hijzelf is. De spijt die verdachte heeft betuigd komt op de rechtbank oprecht over.
Blanco strafblad
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 27 maart 2025, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit weegt de rechtbank in neutrale zin mee.
Reclasseringsadvies
De reclassering schrijft in haar advies van 28 april 2025 dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde externe begrenzing zocht die hij intern niet leek te ervaren. De reclassering vindt het psychosociaal functioneren van verdachte daarom risicoverhogend. De andere leefgebieden van verdachte (huisvesting, middelengebruik, dagbesteding en sociaal netwerk) beschouwt de reclassering als stabiel.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf met een meldplicht en ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden. Verder adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. Ook adviseert de reclassering een beroepsverbod (ex. artikel 28 van het Wetboek van Strafrecht), inhoudende dat verdachte niet mag werken als docent in contact met minderjarigen.
Problematiek
De rechtbank houdt rekening met de ter zitting onderbouwde psychische problematiek van verdachte, waarvoor hij op eigen initiatief in therapie is. De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is dat deze therapie wordt voortgezet. Een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de voortgang van deze therapie (en de algehele stabiliteit van verdachte) waarschijnlijk doorkruisen. Daarnaast is verdachte gemotiveerd om zijn problematiek aan te pakken en wenst hij mee te werken aan behandeling.
Conclusie
De rechtbank zal, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank staat bij de straftoemeting het voorkomen van herhaling op de voorgrond als strafdoel, naast vergelding en normbevestiging.
Alles overwegende acht de rechtbank de maximale taakstraf, te weten een taakstraf van 240 uur, passend en geboden. Daarnaast zal aan verdachte een gevangenisstraf van 360 dagen waarvan 359 dagen voorwaardelijk worden opgelegd.
Om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en gelet op de aanwezige problematiek bij verdachte, acht de rechtbank een stevige stok achter de deur op zijn plaats. Verder dient het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf om verdachte de noodzakelijke begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen. De rechtbank zal voor wat betreft de bijzondere voorwaarden aansluiten bij de gevorderde en door de reclassering geadviseerde meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer en deze voorwaarden aan verdachte opleggen. Daarbij zal de rechtbank een proeftijd van drie jaar opleggen, zodat de forse voorwaardelijke gevangenisstraf langer geldt en verdachte voor langere tijd kan profiteren van behandeling en het recidiverisico zo ver mogelijk kan worden teruggedrongen. De rechtbank ziet geen aanleiding om het geadviseerde locatieverbod als bijzondere voorwaarde op te leggen.
De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de op te leggen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat niet wordt voldaan aan de eisen die de wet daaraan stelt.
Gelet op de bewezenverklaring en de op te leggen straf is het geadviseerde beroepsverbod de rechtbank niet noodzakelijk gebleken. Door deze veroordeling zal verdachte immers geen verklaring omtrent gedrag kunnen krijgen, terwijl die wel nodig is om in het minderjarigenonderwijs te werken.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.500,-, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het schadebedrag te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
De benadeelde partij is als zestien- en zeventienjarige seksueel misbruikt door haar docent die ongeveer vijfentwintig jaar ouder is. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor omschreven aard en ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon. Dit betekent dat de benadeelde partij op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek recht heeft op immateriële schadevergoeding.
De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 4.000,-. Daarbij heeft zij gelet op beslissingen in soortgelijke zaken en bedragen die daar zijn toegewezen.
Voor het meer gevorderde zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 4.000,- toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 50 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 240a van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt daarbij een proeftijd van
  • als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* bij het ingaan van de proeftijd zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293, 8233 GT Lelystad. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door forensische polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er plaats is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* op geen enkele wijze, direct of indirect, contact mag opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [2006] in [geboorteplaats] . De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
- geeft de reclassering de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van het contactverbod;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag € 4.000,- bestaande uit immateriële schade;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2023 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 4.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 50 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Piet, voorzitter, en mrs. N. van Esch en
A.E. van der Wal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2025.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode tussen 1 juni 2022 tot en met 28 augustus 2023 te
Almere, althans in Nederland
door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit
feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, te weten door
- het (grote) leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en [slachtoffer] , geboren op [2006]

en/of

- de positie van hem, verdachte, als docent van voornoemde [slachtoffer] ,
voornoemde [slachtoffer] , die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem,
verdachte, te dulden, door
- met die [slachtoffer] te (tong)zoenen en/of
- de (blote) borsten, (blote) billen, clitoris en/of schaamlippen van die [slachtoffer] aan te

raken/te strelen en/of

- die [slachtoffer] te vingeren.

(oud art 248a Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 juli 2024, onderzoeksnummer ADRBC24001 / Sialis, opgemaakt door de politie Eenheid Amsterdam, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 126. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 15 t/m 26.
3.Pagina’s 2 en 3 van een separaat in het dossier opgenomen proces-verbaal (aanvullende verklaring van [slachtoffer] ).