ECLI:NL:RBMNE:2025:2523

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11521998
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen voor geleverde goederen in het kader van een overeenkomst voor de levering aan een viskiosk

In deze zaak heeft eiseres, een B.V., een overeenkomst gesloten met gedaagde voor de levering van goederen voor diens viskiosk. Eiseres vordert in deze procedure een bedrag van € 8.165,09 aan onbetaalde facturen, rente en kosten van gedaagde. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 april 2025, waarbij eiseres vertegenwoordigd werd door haar gemachtigde. Gedaagde is niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de goederen heeft ontvangen en de facturen niet heeft betaald. Gedaagde voerde als verweer aan dat hij de goederen niet kon verkopen door een ingetrokken vergunning en dat hij een betalingsregeling had voorgesteld, maar dit werd niet onderbouwd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde het verschuldigde bedrag moet betalen, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn ook voor rekening van gedaagde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11521998 \ AC EXPL 25-304
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd op [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: [A] ,
tegen
[gedaagde] ,handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 28 april 2025. Namens [eiseres] is verschenen [A] . [gedaagde] is niet verschenen. Namens [eiseres] is het standpunt toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Na sluiting van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter beslist dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft met [gedaagde] een overeenkomst gesloten voor de levering van goederen voor diens viskiosk. In deze procedure vordert [eiseres] van [gedaagde] de betaling van € 8.165,09 aan onbetaalde facturen voor geleverde goederen, rente en kosten. De kantonrechter zal deze vorderingen grotendeels toewijzen en overweegt daarover het volgende.
3. De beoordeling
[gedaagde] moet € 8.165,09 aan [eiseres] betalen
3.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat vast dat [gedaagde] een bedrag van € 8.165,09 aan [eiseres] verschuldigd is vanwege onbetaalde facturen voor geleverde goederen. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij goederen van [eiseres] heeft ontvangen en dat hij de daarvoor toegezonden facturen niet heeft betaald. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiseres] facturen overgelegd waarop de aan [gedaagde] geleverde goederen en de daarvoor verschuldigde bedragen staan vermeld. Omdat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen deze facturen, gaat de kantonrechter uit van de juistheid daarvan.
3.2.
[gedaagde] heeft slechts als verweer gevoerd dat hij de bij [eiseres] afgenomen goederen niet kon verkopen vanwege een ingetrokken vergunning en dat hij toen een betalingsregeling aan [eiseres] heeft voorgesteld. Volgens [gedaagde] heeft hij de eerste termijn daar ook van voldaan. Dat ging om een bedrag van € 1.000,-. [gedaagde] begrijpt daarom niet waarom deze procedure wordt gevoerd.
3.3.
Volgens de kantonrechter zijn de door [gedaagde] genoemde betalingsregeling en de betaling van € 1.000,- niet komen vast te staan. Niet is gebleken dat [eiseres] het voorstel van [gedaagde] tot een betalingsregeling heeft geaccepteerd. Ook heeft [eiseres] de door [gedaagde] genoemde betaling betwist. De betaling is niet bij haar bekend. Het is in dit geval aan [gedaagde] om zijn stelling, in het geval van een gemotiveerde betwisting, te onderbouwen. Daar is hij niet in geslaagd. Het verweer van [gedaagde] wordt daarom gepasseerd en het door [eiseres] gevorderde bedrag wordt toegewezen.
[gedaagde] moet de wettelijke handelsrente betalen
3.4.
[gedaagde] moet ook de gevorderde wettelijke handelsrente over het bedrag aan onbetaalde facturen betalen. [gedaagde] moest de facturen namelijk binnen veertien dagen na de factuurdatum betalen en dat heeft hij niet gedaan. [eiseres] heeft de rente over het openstaande bedrag tot en met 16 januari 2025 berekend op € 219,14. Dat bedrag wordt toegewezen en ook de rente vanaf 17 januari 2025 tot aan de dag van volledige betaling.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.5.
[eiseres] maakt ook aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). In dit geval zijn partijen – beide handelend in de uitoefening van beroep of bedrijf – een vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. De vordering zal dan ook worden getoetst aan het rapport Voor-werk II, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten (€ 1.224,76) is echter hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De kantonrechter zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 783,25, en voor het overige afwijzen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.6.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
120,78
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.476,78
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard
3.7.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 8.165,09, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, met ingang van 17 januari 2025, tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 219,14 aan wettelijke handelsrenterente;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 783,25 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.476,78, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
LHJ/63796