ECLI:NL:RBMNE:2025:2538

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
C/16/574189
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen van eiseres wegens gebrek aan bewijs in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft eiseres, een besloten vennootschap, haar vorderingen ingesteld tegen gedaagde, eveneens een besloten vennootschap. De zaak betreft een geschil over een vermeende overeenkomst voor advies- en bemiddelingswerkzaamheden, waarbij eiseres een bedrag van € 90.750,- inclusief btw vorderde. In een tussenvonnis van 18 december 2024 werd eiseres opgedragen bewijs te leveren van de overeenkomst en de verrichte werkzaamheden. Echter, in haar bericht van 31 december 2024 heeft eiseres aangegeven af te zien van bewijslevering, wat leidde tot de afwijzing van haar vorderingen. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was geleverd dat de partijen een overeenkomst hadden gesloten, waardoor gedaagde niet verplicht was om aan eiseres te betalen. De rechtbank heeft ook de vordering van eiseres tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat deze samenhingen met de hoofdsom. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 5.607,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Het vonnis is uitgesproken op 9 april 2025 door mr. C.P. Lunter.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
locatie Lelystad
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak met zaaknummer: C/16/574189 / HL ZA 24-112 van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. D.M. Schouten-Hennen (Acris Legal),
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde]
advocaat: mr. H. Hulshof (Hulshof Advocatuur).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 december 2024;
- het bericht van [eiseres] van 31 december 2024.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De verdere beoordeling

[eiseres] ziet af van bewijslevering
2.1.
In het tussenvonnis van 18 december 2024 heeft de rechtbank [eiseres] opgedragen om te bewijzen dat partijen een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan zij advies- en bemiddelingswerkzaamheden voor [gedaagde] zou uitvoeren en [gedaagde] in ruil hiervoor een vaste fee van € 75.000,- exclusief btw zou betalen. De rechtbank heeft [eiseres] ook opgedragen om te bewijzen welke werkzaamheden zij heeft verricht en dat het door haar gevorderde loon van € 90.750,- inclusief btw op de gebruikelijke wijze is berekend, dan wel redelijk is.
2.2.
[eiseres] heeft in haar bericht van 31 december 2024 medegedeeld dat zij geen getuigen wil laten horen en dat zij geen nadere bewijsstukken zal indienen.
[gedaagde] hoeft [eiseres] niets te betalen
2.3.
Omdat [eiseres] geen bewijs heeft geleverd, is niet komen vast te staan dat partijen een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan [gedaagde] verplicht is om [eiseres] een bedrag te betalen. De door [eiseres] gevorderde hoofdsom van € 90.750,- inclusief btw zal daarom worden afgewezen. Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 1.682,50 zullen worden afgewezen, omdat die samenhangen met de hoofdsom.
Proceskosten
2.4.
[eiseres] heeft ongelijk gekregen en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.607,37
2.5.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de door [eiseres] gemaakte beslagkosten te vergoeden. De rechtbank zal deze vordering afwijzen, omdat [eiseres] in de proceskosten wordt veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 5.607,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. Lunter en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.