ECLI:NL:RBMNE:2025:2540

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11310559 \ LC EXPL 24-2389
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een tweedehands auto met gebreken en de afwijzing van schadevergoeding

In deze zaak heeft eiser, een consument, een tweedehands auto gekocht van gedaagde, een besloten vennootschap. Eiser stelt dat de auto non-conform is en vordert schadevergoeding voor reparatiekosten, motorrijtuigenbelasting en verzekeringspremies. Gedaagde betwist de non-conformiteit en stelt dat eiser geen recht heeft op schadevergoeding of ontbinding van de koopovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de auto niet non-conform is, omdat de gebreken niet bij aflevering aanwezig waren en eiser geen schriftelijke aanmaning heeft gestuurd voor herstel. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 23 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Zaaknummer: 11310559 \ LC EXPL 24-2389 D/51246
Vonnis van 23 april 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. S. Yadegari,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.G. Holtz.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 september 2024 met 11 producties;
- de conclusie van antwoord;
- de mondelinge behandeling van 1 april 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2025 was [eiser] aanwezig. Hij werd namens mr. Yadegari bijgestaan door de heer [A] . Namens [gedaagde] was de heer [B] , eigenaar, aanwezig. Hij werd bijgestaan door mr. Holtz.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat er schriftelijk uitspraak wordt gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser] heeft van [gedaagde] een tweedehands auto gekocht. Volgens [eiser] is de auto non-conform en moet [gedaagde] hem een schadevergoeding (waaronder reparatiekosten, motorrijtuigenbelasting en verzekeringspremies) met rente en kosten betalen. [eiser] vindt ook dat hij de koopovereenkomst rechtsgeldig partieel heeft ontbonden en als dat niet zo is, dat de kantonrechter dan tot partiële ontbinding of vernietiging moet overgaan. [gedaagde] is het daar niet mee eens. Zij voert aan dat geen sprake is van non-conformiteit en dat niet aan de eisen voor schadevergoeding, ontbinding of vernietiging is voldaan. [gedaagde] krijgt van de kantonrechter gelijk. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen. [eiser] moet de proceskosten betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.

3.De beoordeling

Er is sprake van een consumentenkoop
3.1.
De kantonrechter stelt voorop dat het in deze zaak gaat om een consumentenkoop zoals bedoeld in artikel 7:5 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het gaat namelijk om de koop van een roerende zaak en de koopovereenkomst is gesloten tussen een verkoper die handelt in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit ( [gedaagde] ) en een koper, een natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit ( [eiser] ). Dat betekent dat de consumentenbeschermende bepalingen van de titel ‘Koop en ruil’ (titel 1 van Boek 7 BW) van toepassing zijn.
Het beoordelingskader: schadevergoeding en ontbinding vanwege non-conformiteit
3.2.
Over non-conformiteit, schadevergoeding en ontbinding zijn regels opgenomen in artikel 7:17 en verder BW. Van schadevergoeding en ontbinding kan alleen sprake zijn als de auto een gebrek heeft waardoor de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt (non-conform is). Voor nonconformiteit is allereerst vereist dat de auto door het gebrek niet de eigenschappen bezit die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten (artikel 7:17 lid 1 en lid 2 BW). Wat [eiser] mocht verwachten, hangt onder andere af van de aard van de auto en de mededelingen die [gedaagde] over de auto heeft gedaan. In zijn algemeenheid mag een koper in ieder geval verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik van de zaak nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen. Als de koper een (tweedehands) auto koopt en de verkoper weet dat de koper de auto koopt om hiermee aan het verkeer deel te nemen, dan is de auto in principe nonconform als deelnemen aan het verkeer met de auto een gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren door een gebrek (dat niet eenvoudig kan worden hersteld). Daarnaast is voor nonconformiteit vereist dat het gebrek al aanwezig was op het moment van aflevering (artikel 7:17 lid 1 en lid 2 BW). Bij een consumentenkoop wordt vermoed dat een gebrek al bij aflevering bestond als dit gebrek zich binnen één jaar na de aflevering heeft geopenbaard (artikel 7:18a lid 2 BW).
3.3.
Als sprake is van non-conformiteit, betekent dat nog niet automatisch dat [eiser] recht heeft op schadevergoeding of op (buitengerechtelijke) partiële ontbinding van de koopovereenkomst. Een belangrijk vereiste voor schadevergoeding is dat [eiser] [gedaagde] eerst schriftelijk moet hebben aangemaand om de gebreken aan de auto te herstellen en [gedaagde] niet binnen redelijke tijd na die aanmaning tot herstel is overgegaan (artikel 7:21 lid 6 BW). [eiser] moet de auto ook voor herstel aan [gedaagde] beschikbaar hebben gesteld (artikel 7:21 lid 7 BW). Van ontbinding kan pas sprake zijn als herstel onmogelijk is, niet van [gedaagde] gevraagd kan worden of [gedaagde] hier niet aan meewerkt (artikel 7:22 lid 2 BW). Verder geldt als vereiste voor ontbinding dat het gebrek ernstig genoeg moet zijn om een ontbinding en de gevolgen daarvan te rechtvaardigen (artikel 7:22 lid 1 sub a BW).
De auto, de koop en de gebreken
3.4.
De auto die [eiser] van [gedaagde] heeft gekocht is een Volvo V70R uit 1999. [eiser] heeft de auto gekocht op 29 december 2022. De auto was toen ongeveer 23 jaar oud en had meer dan 280.000 kilometers gereden. [eiser] en [gedaagde] hebben voor de auto een koopprijs van € 10.000,- afgesproken. Om deze koopprijs te betalen, heeft [eiser] zijn oude auto tegen een inruilwaarde van € 1.500,- ingeruild en nog € 8.500,- bijbetaald.
3.5.
In de loop van 2023 heeft [eiser] (motor)problemen bij [gedaagde] gemeld. [gedaagde] heeft vervolgens kosteloos reparaties aan de auto verricht. [eiser] heeft de auto medio 2024 laten onderzoeken door het bedrijf [deskundige] (hierna: [deskundige] ). In het rapport van [deskundige] van 9 juli 2024 staat:

(…) Storing indicator lamp (MIL); Signaal ontbreekt.
-
Dit betekent dat het motormanagement storing lampje niet werkt in het instrumentenpaneel.
(…) Sensor voor verwarmde zuurstof (…) bank 1 Verwarming; Signaal ontbreekt.
-
Dit is de lambdasonde 1 welke defect is.
(…) Aansturing turbo (TC) systeem turbodruk fout; Druk te hoog.
-
Dit betekent dat de turbodruk te hoog wordt.
(…)
Naar aanleiding van onze bevinden aan bovengenoemd voertuig en dienst storing hebben wij als volgt geconcludeerd.
De heer [eiser] heeft na dat de motor was gerepareerd het gevoel dat er iets niet goed is met de auto. Omdat deze niet lekker op het gas reageert. Dit klopt, de turbo moet worden afgesteld. Waardoor deze nu maar wat doet. Ook is het instrumentenpaneel geprepareerd om geen meldingen te krijgen van een storing in de motor. De lambdasonde 1 dient vervangen te worden om lucht/brandstof mengsel weer optimaal te krijgen. De auto heeft echt onderhoud nodig. Er is heel lang niks aan gedaan.”.
[gedaagde] heeft dit rapport niet weersproken. Daarmee zijn de door [deskundige] geconstateerde gebreken komen vast te staan.
3.6.
In december 2023 heeft [eiser] de auto voor een APK-keuring naar Autobedrijf [autobedrijf] (hierna: [autobedrijf] ) gebracht. [autobedrijf] heeft roestschade aan de dorpel onder het portier linksachter ontdekt. Door die roestschade kwam de auto niet door de APK. [eiser] heeft hiervan een diagnose met foto’s ingediend. [gedaagde] heeft het bestaan van de roestschade niet betwist. Daarmee is ook het gebrek aan de dorpel komen vast te staan.
De auto is niet non-conform
3.7.
De vraag is of de auto door de gebreken non-conform is. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval. Allereerst blijkt nergens uit dat de door [deskundige] geconstateerde gebreken ten tijde van de aflevering al aanwezig waren. Het wettelijk vermoeden uit artikel 7:18a lid 2 BW gaat voor deze gebreken niet op, omdat het rapport van [deskundige] niet binnen één jaar na het sluiten van de koopovereenkomst is opgesteld. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat de door [deskundige] geconstateerde gebreken een gevaar voor de verkeersveiligheid opleveren. Uit het rapport en de daarin opgenomen kilometerstand (303.289) maakt de kantonrechter op dat [eiser] ondanks de gebreken gewoon met de auto heeft kunnen rijden. De auto is in januari 2024 (vóór het rapport van [deskundige] ) ook nog goedgekeurd bij de APKkeuring (na reparatie van de dorpel, waarover hierna meer). Verder begrijpt de kantonrechter uit het rapport van [deskundige] dat het gaat om gebreken die eenvoudig kunnen worden hersteld. Daar komt nog bij dat het in dit geval gaat om een tweedehands auto die op de datum van de aankoop 23 jaar oud was en meer dan 280.000 kilometers op de teller had staan. [eiser] had er rekening mee moeten houden dat de auto op enig moment mankementen zou gaan vertonen en dat er reparaties nodig zouden zijn.
3.8.
Ook het gebrek aan de dorpel (de roestschade) levert naar het oordeel van de kantonrechter geen non-conformiteit op. De roestschade is bijna een jaar na de koop ontdekt. Vast staat dat de auto bij de APKkeuring op 28 december 2022 (één dag voor de koop) door een andere garage (dus niet door [gedaagde] ) is goedgekeurd. Dat die APK-keuring ondeugdelijk was, is de kantonrechter niet gebleken. [eiser] heeft weliswaar een verklaring van [autobedrijf] ingediend waarin staat dat de roestschade bij de APK-keuring in 2022 opgemerkt had moeten worden, maar die verklaring op zichzelf onvoldoende. Het is goed mogelijk dat de roestschade bij de keuring in 2022 al wel aanwezig was, maar op dat moment nog niet zo ernstig was dat sprake was van een gevaar voor de verkeersveiligheid. [eiser] heeft de auto ondanks de optredende roestschade ook gewoon kunnen gebruiken (met uitzondering van de periodes waarin [gedaagde] reparaties aan de motor verrichtte). Dat de roestschade moest worden hersteld om de auto bij de APK-keuring in december 2023 goed te kunnen keuren, betekent nog niet dat de auto afwijkt van hetgeen [eiser] op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Zoals hiervoor al is overwogen, had [eiser] er door de leeftijd en hoge kilometerstand van de auto rekening mee moeten houden dat de auto op enig moment reparaties nodig zou hebben; ook (voortschrijdende) roestvorming is een verschijnsel dat logischerwijs bij een oudere auto voor kan komen.
[gedaagde] heeft bovendien geen herstelgelegenheid gehad
3.9.
Er is nog een reden waarom de door [eiser] gevorderde schadevergoeding niet toewijsbaar is. [eiser] baseert zijn vordering primair op artikel 7:21 lid 6 BW. Dit artikel vereist een schriftelijke aanmaning (zie onder 3.3). Uit niets blijkt dat [eiser] [gedaagde] op de hoogte heeft gesteld van de door [deskundige] geconstateerde gebreken, laat staan dat hij [gedaagde] schriftelijk heeft gesommeerd om die gebreken te herstellen. Verder staat vast dat [eiser] vóór de reparatie door [autobedrijf] alleen telefonisch contact met [gedaagde] heeft gehad over de roestschade aan de dorpel. Ook hiervoor heeft [eiser] [gedaagde] geen schriftelijke aanmaning gestuurd. De schadevergoedingsplicht uit artikel 7:21 lid 6 BW kan [eiser] daarom niet helpen.
3.10.
[eiser] legt (meer) subsidiair aan zijn vordering ten grondslag dat de koopovereenkomst partieel is of moet worden ontbonden en dat [gedaagde] uit hoofde van de ontbinding schadeplichtig is. Volgens [eiser] is [gedaagde] in verzuim geraakt, omdat hij heeft geweigerd mee te werken aan herstel (artikel 7:22 lid 2 BW). Dit standpunt kan [eiser] niet helpen. Uit niets blijkt dat [gedaagde] niet heeft willen meewerken aan herstel van de door [deskundige] geconstateerde gebreken. [gedaagde] was in eerste instantie niet eens van die gebreken op de hoogte. Wat betreft de dorpel stelt [eiser] dat [gedaagde] tijdens het telefoongesprek (vóór de reparatie door [autobedrijf] , zie onder 3.10) heeft medegedeeld dat er geen garantie op de auto zit en dat hieruit een weigerachtige houding van [gedaagde] moet worden afgeleid. Tijdens de zitting is gebleken dat [eiser] aan de telefoon zelf over de wettelijke garantie is begonnen. [gedaagde] heeft toen medegedeeld dat er geen garantie is afgesproken en dat zij al veel kosteloze reparaties voor [eiser] heeft verricht. Volgens [gedaagde] heeft zij tijdens het gesprek ook aangegeven dat de gestelde gebreken niet waren aangetoond en dat de omvang van de schade niet duidelijk was. Partijen zijn het erover eens dat het gesprek verder stroef is verlopen. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit deze omstandigheden nog niet dat [gedaagde] heeft geweigerd mee te werken aan herstel van de dorpel. Voor het kunnen vaststellen van een weigerachtige houding is meer nodig, zeker omdat [gedaagde] in 2023 wel bereid is gebleken de auto tot twee keer toe kosteloos te repareren. Van [eiser] had verwacht mogen worden dat hij [gedaagde] na het telefoongesprek schriftelijk op de hoogte had gesteld van de te verwachten kosten voor een reparatie door [autobedrijf] . [eiser] had [gedaagde] in dat bericht ook nog een gelegenheid tot kosteloos herstel moeten bieden. Daarbij weegt de kantonrechter ook mee dat het door [autobedrijf] in rekening gebrachte bedrag van in totaal € 1.931,34 inclusief btw volgens [gedaagde] erg hoog is. Volgens [gedaagde] had zij de dorpel voor € 350,- kunnen repareren. Omdat [eiser] [gedaagde] geen herstelgelegenheid heeft geboden, is niet aan de vereisten voor (buitengerechtelijke) ontbinding voldaan. Ook de (meer) subsidiaire grondslag kan [eiser] dus niet helpen.
Geen dwaling
3.11.
[eiser] doet meer subsidiair nog een beroep op vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling (artikel 6:228 BW). Hij stelt dat de auto veel schade heeft gehad en dat [gedaagde] dit heeft geweten of had moeten weten en dit (bewust) heeft verzwegen. Ter onderbouwing verwijst [eiser] naar producties die hij heeft ingediend. Die producties zouden het schadeverleden van de auto moeten aantonen. [eiser] heeft in de dagvaarding en ook bij de mondelingen behandeling verder geen enkele toelichting op het vermeende schadeverleden van de auto gegeven. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] daarmee niet aan zijn stelplicht voldaan. Het is niet de taak van de kantonrechter om zelf in de producties op zoek te gaan naar iets dat de zeer summiere stelling van [eiser] zou kunnen onderbouwen. Het beroep op dwaling kan [eiser] daarom niet helpen.
Conclusie
3.12.
De kantonrechter zal gelet op het voorgaande de primair door [eiser] gevorderde reparatie- en onderhoudskosten van in totaal € 5.497,04 afwijzen. Dat geldt ook voor het gevorderde bedrag van € 1.458,47 aan motorrijtuigenbelasting, verzekeringspremies en onderzoekskosten en voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (die samenhangen met de hoofdsom). Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat uit de door [eiser] ingediende facturen blijkt dat hij ook kosten voor een APKkeuring en periodiek onderhoud bij zijn vordering tot schadevergoeding heeft betrokken. Die kosten vloeien niet voort uit een gebrek aan de auto (althans, daar heeft [eiser] niets over gesteld) en komen reeds daarom voor rekening van [eiser] zelf. Ook de subsidiair gevorderde verklaring voor recht dat [eiser] de koopovereenkomst rechtsgeldig partieel heeft ontbonden en de meer subsidiair gevorderde partiële ontbinding dan wel vernietiging zullen worden afgewezen.
Proceskosten
3.13.
[eiser] heeft ongelijk gekregen en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00
3.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet op tijd aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
veroordeelt [eiser] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.4.
verklaart de veroordelingen onder 4.2 en 4.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.