Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1-3;
- de akte overlegging producties van [gedaagde] met producties 4-6;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser, die een aantal bedrijfsunits wilde kopen, vorderingen ingesteld tegen gedaagde, de eigenaar van deze units. Eiser vorderde primair de levering van de units, maar deze vordering werd afgewezen omdat er geen koopovereenkomst tot stand was gekomen. Subsidiair vorderde eiser schadevergoeding, stellende dat gedaagde de onderhandelingen ongeoorloofd had afgebroken. Ook deze vordering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de optieovereenkomsten die op 26 augustus 2024 waren gesloten, niet leidden tot een bindende koopovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat beide partijen bij het sluiten van de optieovereenkomsten niet de intentie hadden om direct een koopovereenkomst te sluiten. Eiser had bovendien zelf aangegeven dat hij nog financiering nodig had, wat erop wees dat hij niet de intentie had om zich te binden aan een koopovereenkomst. De rechtbank oordeelde verder dat gedaagde niet verantwoordelijk was voor het afbreken van de onderhandelingen, aangezien eiser zelf de onderhandelingen had beëindigd door de conceptkoopovereenkomst te verscheuren en via WhatsApp af te zien van de koop. De rechtbank wees alle vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten.