Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de verzetdagvaarding van 5 februari 2025 met producties 1-2;
- de conclusie van antwoord in oppositie met producties 1-2;
- de conclusie van repliek in oppositie met productie 3.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze verzetprocedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in een zaak tussen een huurder, aangeduid als [opposant], en een verhuurder, [geopposeerde] B.V. De zaak betreft een huurachterstand die door [opposant] was ontstaan. De verhuurder had in een eerder verstekvonnis op 18 december 2024 gevorderd dat de huurovereenkomst zou worden ontbonden en de woning ontruimd. Echter, [opposant] heeft in de verzetprocedure aangevoerd dat de huurachterstand inmiddels volledig was betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig was ingesteld en dat [opposant] belang had bij de procedure, ondanks de stelling van [geopposeerde] dat het ontruimingsvonnis niet ten uitvoer zou worden gelegd. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de huurachterstand inderdaad was ingelopen en dat er geen reden was om de huurovereenkomst te ontbinden, vooral gezien de omstandigheden dat [opposant] met zijn partner en drie minderjarige kinderen in de woning woont. De vorderingen van [geopposeerde] zijn afgewezen, inclusief de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. [opposant] is wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.473,72. Het verstekvonnis is vernietigd en de vorderingen van [geopposeerde] zijn afgewezen.