ECLI:NL:RBMNE:2025:256

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
2 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/4389
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van teveel betaald voorschotbedrag in het kader van WIA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van het Uwv behandeld. Eiseres, werkzaam in een ziekenhuis, heeft een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen na een herseninfarct in 2009. Het Uwv heeft vastgesteld dat eiseres in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 een bedrag van € 648,80 bruto te veel heeft ontvangen aan voorschot op haar WIA-uitkering. Dit besluit is genomen na een definitieve berekening van de uitkering op basis van loongegevens van de werkgever, die aan de belastingdienst zijn opgegeven. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 14 januari 2025 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoert dat zij niet is gehoord in de bezwaarprocedure. De rechtbank oordeelt dat het Uwv de berekening van het terugvorderingsbedrag op juiste wijze heeft uitgevoerd en dat eiseres niet heeft aangetoond dat de gebruikte gegevens onjuist zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit tot terugvordering in stand blijft. Tevens is afgesproken dat het Uwv het griffierecht aan eiseres vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4389

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit dat zij een bedrag van € 648,80 (bruto) moet terugbetalen aan het Uwv.
1.2
Eiseres is werkzaam als [functie] in een ziekenhuis. Op 31 december 2009
is zij uitgevallen voor haar werk vanwege een herseninfarct. Haar werkgever is daarna haar loon blijven doorbetalen. Het Uwv heeft vanaf 27 juli 2012 aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) op basis van 78,81% arbeidsongeschiktheid. Omdat de werkgever van eiseres eigenrisicodrager is, verloopt de betaling van de uitkering via hem. Eiseres is bij haar werkgever blijven werken. De hoogte van haar uitkering bedraagt 70% van het WIA maandloon min haar inkomsten.
1.3
Het Uwv heeft vanaf 27 januari 2014 aan eiseres het recht toegekend op een
loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA. Ook deze uitkering wordt verrekend met de inkomsten van eiseres en de betaling verloopt nog steeds via de werkgever. Omdat de werkgever aan zijn verplichting heeft voldaan om de WIA-uitkering tien jaar te betalen, ontvangt eiseres vanaf 27 juli 2022 de uitkering rechtstreeks van het Uwv. Het Uwv betaalt de uitkering aan eiseres eerst als voorschot en daarna wordt aan de hand van de belastinggegevens gecontroleerd of het voorschot te hoog of te laag was en wordt de uitkering definitief berekend.
1.4
Met een besluit van 29 maart 2023 heeft het Uwv de WIA-uitkering over de periode
1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022 definitief berekend en vastgesteld dat het voorschot dat eiseres in die periode heeft ontvangen te laag was. Eiseres heeft nog een bedrag van € 235,76 te goed en dit wordt in april 2023 nabetaald.
1.5
Met een besluit van 23 februari 2024 (
primair besluit I) heeft het Uwv de WIA-uitkering over de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 definitief berekend en vastgesteld dat het voorschot dat eiseres in die periode heeft ontvangen hoger was dan de uitkering waarop zij recht had. Eiseres heeft in totaal € 648,80 bruto te veel ontvangen. Met een besluit van 26 februari 2024 (
primair besluit II) heeft het Uwv het bedrag van € 648,80 bruto aan teveel ontvangen voorschot van eiseres ingevorderd.
1.6
Eiseres is het daar niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt. Met het besluit van 21 mei 2024 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.7
De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld van haar partner [A] , en de gemachtigde van het Uwv.

Het bestreden besluit

2. Het Uwv heeft de definitieve berekening van de WIA-uitkering van eiseres over het jaar 2023 uitgevoerd op basis van de loongegevens, zoals die door de werkgever van eiseres aan de belastingdienst zijn opgegeven. Uit die berekening volgt dat eiseres in totaal € 648,80 bruto teveel heeft ontvangen. Eiseres moet dat bedrag aan het Uwv terugbetalen.

Standpunt eiseres

3. Eiseres stelt dat het niet klopt dat zij te veel heeft ontvangen en dat moet terugbetalen.
Het betaalde voorschot in april en mei 2023 betreft de nabetaling van te weinig betaald voorschot en vakantietoeslag over 2022, waar zij nog recht op had, ook al komen die bedragen niet overeen met het brutobedrag van € 648,80. Die nabetaling in 2023 leidt er nu toe dat zij teveel geld zou hebben ontvangen en alsnog moet terugbetalen. Dat vindt eiseres niet terecht.

Beoordeling door de rechtbank

Niet gehoord in bezwaar
4. In beroep heeft eiseres opgemerkt dat zij door het Uwv niet is gehoord op een hoorzitting. Zij vermoedt dat als zij in bezwaar was gehoord dat zij dan mogelijk niet in beroep was gegaan. Op de zitting bij de rechtbank heeft eiseres toegelicht dat zij dit punt van het niet horen in bezwaar alleen heeft willen benoemen, maar dat zij dit niet als een beroepsgrond ziet waarover de rechtbank moet oordelen.
5. Gemachtigde van het Uwv heeft op de zitting toegelicht dat in het bestand van het klantcontactcentrum een notitie is opgemaakt van een telefoongesprek met eiseres waarin de bezwaarprocedure is uitgelegd en eiseres op de mogelijkheid is gewezen om haar bezwaar toe te lichten.
6. Niet duidelijk is, wat er precies in het telefoongesprek met eiseres is besproken. Voor eiseres was het kennelijk niet duidelijk dat zij een mogelijkheid had om haar bezwaar bij het Uwv mondeling toe te lichten. Zij heeft niet uitdrukkelijk afstand gedaan van haar recht om te worden gehoord. Het is aannemelijk dat als eiseres in bezwaar wel was gehoord en een nadere toelichting op de berekening had gekregen, zij niet in beroep was gegaan. Om die reden is op de zitting afgesproken dat het Uwv het griffierecht zal vergoeden aan eiseres.

De terugvordering

7.1
Het Uwv is verplicht een polisadministratie bij te houden. Daarin staan gegevens verkregen van de Belastingdienst, zoals de loongegevens die werkgevers aan de Belastingdienst verstrekken.
7.2
Het Uwv heeft de WIA-uitkering van eiseres definitief berekend aan de hand van de gegevens over het jaar 2023 uit de polisadministratie. De rechtbank leidt uit de berekeningen bij het terugvorderingsbesluit af dat het Uwv eerst de inkomsten uit het werk per maand heeft vastgesteld en daarbij heeft opgeteld het per maand gereserveerde vakantiegeld en arbeidsvoorwaardenbedrag. Het in mei 2023 betaalde vakantiegeld en het in december 2023 betaalde arbeidsvoorwaardenbedrag is in die maanden ervan afgetrokken. Vervolgens heeft het Uwv op basis van de berekening van 70% van de inkomsten uit werk per maand min 70% van het WIA-maandloon de definitieve hoogte van de uitkering per maand vastgesteld. De uitkomst daarvan per maand is vervolgens verrekend met wat per maand in 2023 al aan voorschot was betaald. Daaruit is gekomen dat een bedrag van totaal
€ 648,80 in 2023 teveel aan uitkering aan eiseres is betaald.
7.3
De berekening van het terugvorderingsbedrag heeft het Uwv dus gebaseerd op gegevens van de polisadministratie, die afkomstig zijn van de belastingdienst en van de werkgever van eiseres. Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van beroep (CRvB), de hoogste bestuursrechter in sociale verzekeringswetzaken, mag het Uwv uitgaan van de gegevens van de polisadministratie, tenzij noodzakelijke gegevens ontbreken of aangetoond wordt dat gegevens onjuist zijn. [1] Eiseres heeft niet aangetoond dat de door het Uwv gebruikte gegevens onjuist zijn. Uit de berekeningen blijkt dat is uitgegaan van de gegevens van het SV-loon per maand, zoals die zijn verstrekt door de werkgever. Daarbij komt dat het Uwv de genoten inkomsten moet toerekenen aan de maand waarin de betalingen plaatsvonden. [2] De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de berekening van het terug te vorderen bedrag onjuist te achten.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dat betekent dat het besluit tot het terugvorderen en het besluit tot het invorderen van een te veel betaald bedrag aan voorschot in stand blijft. Op de zitting is afgesproken dat het Uwv aan eiseres het griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld CRvB 16 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1531.
2.Dat volgt uit artikel 4:1 van het Algemeen inkomensbesluit sociale zekerheidswetten.