Beoordeling door de rechtbank
13. Het beroep is ongegrond. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat Dienst Toeslagen in de omstandigheden van eiseres aanleiding had moeten zien om compensatie toe te kennen op grond van de Wht voor toeslagjaren 2007 t/m 2013
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
14. De rechtbank ziet geen aanleiding om het onderzoek te heropenen en pas verder te bespreken totdat Dienst Toeslagen op het bezwaar van eiseres over toeslagjaren 2005 en 2006 heeft beslist, omdat de bezwaarprocedure nog niet is afgerond. De reden daarvoor is dat de zaak over de toeslagjaren 2007 tot en met 2013 kan worden beoordeeld en beslist los van de toeslagjaren 2005 en 2006.
Wat vindt eiseres in beroep?
15. Met betrekking tot de toeslagjaren 2007 t/m 2013 is er volgens eiseres sprake van institutioneel vooringenomen handelen. Dienst Toeslagen heeft buiten de wettelijke termijn van artikel 19 van de Awirdefinitieve beschikkingen genomen. Het niet tijdig nemen van de definitieve beschikking is een indicatie dat vooringenomen is gehandeld. Verder zijn er verrekeningen geweest van de kinderopvangtoeslag en is de kinderopvangtoeslag te laag vastgesteld. Ook is de kinderopvang in 2012 gestopt, omdat Dienst Toeslagen dacht dat eiseres was gestopt met haar opleiding. Eiseres kan geen bewijs aanleveren van het vooringenomen handelen, omdat zij niet beschikt over haar persoonlijke dossier. Eiseres verzoekt de rechtbank om Dienst Toeslagen op te dragen, op straffe van een dwangsom, om aan haar alsnog binnen vier weken het persoonlijk dossier toe te sturen. Eiseres voert verder aan dat het toegekende bedrag aan immateriële schade niet voldoende is. Dit bedrag ziet niet op ondervonden pijn en leed, zoals eiseres heeft ondervonden, waarbij eiseres tot fraudeur werd bestempeld en als zodanig werd behandeld. Eiseres is gediscrimineerd, ongelijk behandeld, haar privacy is geschonden en door het handelen van verweerder is zij in haar eer en goede naam en in haar persoon aangetast.Aansluiting moet worden gezocht bij het strafrechtelijk normbedrag van € 130,- per dag aan immateriële schadevergoeding over de periode dat eiseres slachtoffer is geweest van het toeslagenschandaal.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Op de zaak betrekking hebbende stukken
16. Op grond van artikel 8:42 van de Awb dient Dienst Toeslagen alle op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen. Onder de op de zaak betrekking hebbende stukken wordt verstaan de stukken die ten grondslag hebben gelegen aan het bestreden besluit. Het persoonlijke dossier van eiseres is veel omvangrijker en valt niet samen met het begrip ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’.
17. Dienst Toeslagen heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding gebracht en het dossier geeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat er op de zaak betrekking hebbende stukken ontbreken. Dienst Toeslagen heeft verklaard dat in zijn systemen geen stukken te vinden zijn waaruit blijkt dat eiseres als fraudeur is aangemerkt of dat de kinderopvangtoeslag plotseling is stopgezet. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Eiseres heeft niet concreet aannemelijk gemaakt dat Dienst Toeslagen nog over informatie beschikt die van belang is voor de beoordeling van het bestreden besluit. Van schending van artikel 8:42 van de Awb is dan ook niet gebleken.
18. Eiseres verwijst naar artikel 15 Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De rechtbank overweegt dat artikel 15 AVG enkel verplicht tot het verstrekken van persoonsgegevens, maar niet tot het overleggen van het persoonlijk dossier. Het verstrekken van persoonsgegevens valt buiten de omvang van dit geschil. Eiseres heeft niet toegelicht wat de grondslag is voor het verstrekken van het persoonlijk dossier. De rechtbank merkt daarnaast op dat zij binnen haar bevoegdheden in dit beroep geen mogelijkheden heeft om Dienst Toeslagen te verplichten om een kopie van dat dossier aan eiseres te verstrekken.
Institutioneel vooringenomen handelen en/of hardheid van het (oude) wettelijke systeem
19. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wht kent Dienst Toeslagen een compensatie toe aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die schade heeft geleden doordat bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van Dienst Toeslagen of als de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Wet kinderopvang.
20. Eiseres stelt zich als eerste op het standpunt dat er bij de vaststelling van haar recht op kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid. Zij erkent dat dat lastig is te onderbouwen aan de hand van de gedingstukken, maar vermoedt dat haar persoonlijke dossier aanwijzingen zal bevatten om haar standpunt te onderbouwen. Zoals hiervoor is overwogen valt het verstrekken van het persoonlijke dossier buiten de omvang van dit geding en heeft Dienst Toeslagen de gedingstukken overgelegd. De rechtbank zal aan de hand van die gedingstukken en de beroepsgronden daarom als eerste beoordelen of de kinderopvangtoeslag van eiseres is vastgesteld zoals het moest of dat haar recht op toeslag onder invloed van de hardheid van het oude wettelijke systeem is vastgesteld.
Hardheid van het (oude) wettelijke systeem en de vaststelling van de toeslagen van eiseres
21. In het bestreden besluit en het advies van de bewaarschriftenadviescommissie is toegelicht welke mutaties er zijn geweest bij de vaststelling van het recht van eiseres op kinderopvangtoeslag. Dienst Toeslagen heeft verder aan de hand van overzichten van de beschikkingen (SAS-overzichten) en de financiële mutaties van het Landelijk Incassocentrum (Lic-overzichten) toegelicht hoeveel uren kinderopvang is aangevraagd, gedeclareerd en welke bedragen zijn uitbetaald. Eiseres heeft niet gemotiveerd betwist dat de kinderopvangtoeslag is vastgesteld en betaald overeenkomstig de uren waarvoor eiseres kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. De conclusie van de rechtbank, op basis van de bewijsmiddelen die Dienst Toeslagen heeft overgelegd, is dat eiseres over de jaren 2007 tot en met 2013 de kinderopvangtoeslag heeft gekregen waar zij recht op had.
22. Eiseres heeft op de zitting gesteld dat de Lic-overzichten geen geschikt bewijsmiddel zijn omdat haar (gemachtigde) in het verleden is gebleken dat deze overzichten soms moeten worden aangepast omdat zij onjuist zijn. Deze ervaring met Lic-overzichten in andere zaken is voor de rechtbank echter onvoldoende om niet uit te gaan van de betrouwbaarheid van de overzichten die Dienst Toeslagen in deze procedure heeft overgelegd. Eiseres heeft geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat (mutaties op) de overgelegde Lic-overzichten niet juist zijn.
23. Eiseres verwijst naar een incident in 2011 aan de balie van de belastingdienst in Rotterdam, waarbij zij door het personeel (ten onrechte) werd beschuldigd van fraude. De rechtbank begrijpt dat dit incident veel indruk op eiseres heeft gemaakt, maar uit het dossier volgt niet dat de kinderopvangtoeslag in het jaar 2011 is bijgesteld om een andere reden dan een kleine verandering in het aantal afgenomen uren kinderopvang. Dit was ook de conclusie van eiseres in haar aanvullende bezwaarschrift van 3 mei 2023.
24. Ten aanzien van toeslagjaar 2012 overweegt de rechtbank dat er reguliere correcties zijn geweest van de kinderopvangtoeslag in verband met het voor één kind niet langer afnemen van kinderopvanguren per 16 januari 2012. De correctie vond plaats naar aanleiding van informatie die eiseres op 5 april 2012 aan Dienst Toeslagen had verstrekt.
25. De stelling van eiseres dat een te laag bedrag aan de kinderopvangtoeslag is vastgesteld, heeft zij niet aannemelijk gemaakt.
26. Op basis van de gedingstukken en de beroepsgronden van eiseres komt de rechtbank tot de conclusie dat het recht van eiseres op kinderopvangtoeslag over de jaren 2007 tot en met 2013 is vastgesteld zoals het hoort. De rechtbank ziet bij de vaststelling van haar recht op kinderopvangtoeslag geen onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem van de Awir en de Wet kinderopvang.
Institutioneel vooringenomen handelen
27. Eiseres stelt dat er bij de vaststelling van haar recht op kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
28. In de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 2.1 van de Wht is een niet-limitatieve opsomming van kenmerken genoemd die tot het oordeel kunnen leiden dat sprake is van institutionele vooringenomenheid.Deze kenmerken zijn: (1) collectieve stopzetting zonder een voorafgaande individuele beoordeling die dit rechtvaardigde (zachte stop); (2) het breed uitvragen van bewijsstukken over een of meerdere jaren; (3) het zero tolerance-onderzoek naar fouten, tekortkomingen en ontbreken bewijsstukken met (soms/veelal) een tweede check wanneer bij eerste lezing geen grond voor afwijzing was gevonden; (4) het niet nader uitvragen van informatie bij gebleken tekortkomingen in de door de ouder verstrekte bewijsstukken, en (5) het afwijzen of reduceren van de aanspraak op kinderopvangtoeslag bij de minste of geringste onregelmatigheid in de door de ouder verstrekte bewijsstukken.
29. Aanwijzingen dat er sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid in de zin van de genoemde kenmerken zijn niet terug te vinden in het dossier. Eiseres heeft ook geen concrete voorbeelden genoemd waaruit dat zou blijken.
30. Eiseres stelt verder dat institutionele vooringenomenheid blijkt uit de omstandigheid dat Dienst Toeslagen de definitieve kinderopvangtoeslag telkens buiten de wettelijke termijn van artikel 19 van de Awir heeft vastgesteld. De rechtbank is het daarmee niet eens. Het overschrijden van een wettelijke beslistermijn is, zonder bijkomende omstandigheden, onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van vooringenomen handelen zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wht. De rechtbank merkt daarbij op dat de definitieve kinderopvangtoeslag van eiseres telkens overeenkomstig het (laatste) voorschot is vastgesteld.