ECLI:NL:RBMNE:2025:2606

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
25/2690
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tot schorsing van woningsluiting op basis van drugsvondst

Op 28 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over de sluiting van een huurwoning in Oudewater. Verzoeker, die in de woning woont, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting die door de burgemeester was opgelegd na een politie-inval waarbij aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs waren aangetroffen. De burgemeester had besloten de woning per 29 april 2025 voor drie maanden te sluiten. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om dit besluit te schorsen in afwachting van de beslissing op bezwaar.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, waarbij zij oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De rechter stelde vast dat er een handelshoeveelheid drugs in de woning was aangetroffen, wat de burgemeester het recht gaf om de sluiting te overwegen. Verzoeker voerde aan dat de sluiting niet noodzakelijk was voor de bescherming van het woon- en leefklimaat, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht had geoordeeld dat de sluiting noodzakelijk was gezien de omstandigheden.

De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker en de burgemeester tegen elkaar af. Hoewel de sluiting ingrijpende gevolgen heeft voor verzoeker, zoals financiële en emotionele instabiliteit, vond de rechter dat de burgemeester de sluiting mocht handhaven. De rechter concludeerde dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had en dat de belangen van de burgemeester bij het handhaven van de openbare orde zwaarder wogen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, in aanwezigheid van griffier mr. N.A.P. Vrijsen, en is openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2690

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. C.E. Hok-A-Hin),
en

De burgemeester van gemeente Oudewater

(gemachtigden: mr. M. Bindels en Z. Baouch).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: De Woningraat uit Oudewater (gemachtigden: M. Beijers en C. Kastelein)

Inleiding

1. Verzoeker woont in een huurwoning aan [adres] in [woonplaats] . De Woningraat is eigenaar van de woning en neemt aan de procedure deel als derde-partij.
2. Naar aanleiding van een melding heeft de politie verzoeker aangehouden. Verzoeker bleek in het bezit te zijn van € 18.236,20 en te rijden onder invloed van drugs. Op 22 februari 2025 heeft de politie de woning van verzoeker doorzocht en daarbij werd een totale hoeveelheid van 81,5 gram hennep en 470,66 gram harddrugs (amfetamine, MDMA en cocaïne) aangetroffen. De burgemeester heeft naar aanleiding hiervan op 16 april 2025 besloten om de woning per 29 april 2025 te sluiten voor de duur van drie maanden.
3. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting en heeft de voorzieningenrechter gevraagd het besluit te schorsen in afwachting van de te nemen beslissing op bezwaar. De burgemeester heeft ermee ingestemd dat de woning nog niet wordt gesloten, in afwachting van de uitspraak van de voorzieningenrechter.
4. De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. De Woningraat heeft ook schriftelijk gereageerd.
5. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigden van de burgemeester en de gemachtigden van De Woningraat.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft het bezwaar kans van slagen?
7. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker of de burgemeester bevoegd is om de woning voor drie maanden te sluiten en of die sluiting in dit geval evenredig is.
Bevoegdheid tot sluiting
8. De burgemeester is op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd om een woning te sluiten als er in deze woning drugs wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) gebruikt hiervoor als uitgangspunt dat als er in de woning meer dan 0,5 gram harddrugs en/of meer dan 5 gram softdrugs aanwezig is, de burgemeester in beginsel ervan mag uitgaan dat de drugs bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking. [1] Het is dan aan verzoeker om aannemelijk te maken dat dit niet het geval is.
9. De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat in woning een handelshoeveelheid hard- en softdrugs is aangetroffen en dat de burgemeester daarom bevoegd is om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten. Partijen verschillen wel van mening over de vraag of de burgemeester zijn bevoegdheid tot het sluiten van de woning ook daadwerkelijk mocht gebruiken. Dit wordt hieronder besproken.
Noodzakelijkheid van de sluiting
10. Het is de vraag of de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en voor het herstel van de openbare orde. Verzoeker vindt van niet en vindt ook dat de doelen van een sluiting al zijn gehaald. Hoewel er drugs in de woning lagen, speelt de woning geen rol in het drugscircuit. De hennep was van verzoeker en de amfetamine van zijn ex-partner. De MDMA en de cocaïne zijn tijdens zijn aanhouding in de woning gelegd om hem een hak te zetten. Dat is te zien op camerabeelden. Daarnaast is er geen overlast of loop naar de woning. Bovendien wordt verzoeker ten onrechte tegengeworpen dat er via WhatsApp afspraken voor drugsverkoop met hem kunnen worden gemaakt, er sprake is van recidive, er op een ander adres een luchtbuks is gevonden en dat er een patroon/drugscircuit met de andere twee woningen zou zijn, die op dezelfde dag door de burgemeester zijn gesloten. Het contante geld dat verzoeker op zak had, was daarnaast geld van het kattenpension dat hij runt met zijn ouders. Tot slot wijst verzoeker erop dat er acht weken zijn verstreken sinds de doorzoeking en er geen nieuwe incidenten meer hebben plaatsgevonden.
11. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk heeft mogen vinden. Ook is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de doelen van de sluiting al zijn behaald. Er is een grote hoeveelheid soft- en harddrugs aangetroffen in de woning. De burgemeester heeft er terecht op gewezen dat dit op zichzelf al een belang oplevert bij de sluiting van de woning. De voorzieningenrechter vindt het verder niet aannemelijk dat een deel van de drugs door iemand anders in de woning is gelegd. Op de camerabeelden die verzoeker heeft overgelegd, is alleen een persoon te zien die in de straat loopt en is niet te zien dat een persoon bij hem inbreekt. De voorzieningenrechter volgt verzoeker wel in zijn standpunt dat er geen gegevens bekend zijn van overlast door drugshandel of loop naar de woning. Ook vindt de voorzieningenrechter dat de burgemeester ten onrechte uitgaat van recidive, omdat verzoeker is vrijgesproken. Daarnaast kan verzoeker geen verwijt worden gemaakt voor de aanwezigheid van de luchtbuks op het adres van zijn ouders, omdat niet is gebleken dat dit zijn luchtbuks is en/of het bezit daarvan illegaal is. Dat betekent dat de noodzaak voor een sluiting minder aanwezig is dan door de burgemeester aangenomen, maar de voorzieningenrechter vindt het alles bij elkaar nog steeds wel genoeg. Het neemt namelijk niet weg dat er veel drugs zijn aangetroffen in de woning, verzoeker in een kwetsbare wijk woont en dat de burgemeester terecht een link legt tussen verzoeker en de andere woningen waar drugs is aangetroffen (een goede vriend en zijn ouders). Bovendien heeft de burgemeester terecht betrokken dat een getuige heeft verklaard softdrugs bij verzoeker te kopen en heeft de burgemeester relevant mogen vinden dat verzoeker een groot contant geldbedrag op zak had. Dat dit geld van het kattenpension zou zijn is de voorzieningenrechter niet gebleken. Tot slot vindt de voorzieningenrechter dat er geen sprake is van een dusdanig tijdsverloop tussen de doorzoeking op 22 februari 2025 en het besluit tot sluiting op 16 april 2025 dat een sluiting niet meer noodzakelijk is.
Evenwichtigheid van de sluiting
12. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenwichtig is. Verzoeker voert aan dat een sluiting niet evenwichtig is. De aanwezigheid van de drugs in de woning is slechts gedeeltelijk aan hem te verwijten, omdat een deel van de drugs van zijn ex-partner is en een deel daar is weggelegd. Daarnaast zijn de gevolgen van een sluiting groot. Het leidt tot financiële en emotionele instabiliteit. Verzoeker is een kwetsbaar persoon die onder behandeling bij De Waag staat. Hij heeft geen vervangend onderdak en er bestaat een grote kans dat De Woningraat de huurovereenkomst ontbindt. Bovendien wonen zijn nieuwe partner en haar minderjarige kinderen momenteel bij hem. Het is niet in het belang van de kinderen dat de woonsituatie wijzigt.
13. Hoewel de voorzieningenrechter inziet dat de woningsluiting ingrijpende gevolgen heeft voor verzoeker, vindt de voorzieningenrechter dat de burgemeester de woning mag sluiten. Anders dan verzoeker stelt, kan hem worden verweten dat de drugs in zijn woning lagen. Verzoeker heeft immers zelf gezegd dat de hennep van hem is en bovendien is het niet aannemelijk dat de MDMA en cocaïne in de woning zijn neergelegd. Daar komt bij dat verzoeker sowieso als huurder verantwoordelijk is voor wat er in zijn woning gebeurt. De voorzieningenrechter is zich er verder van bewust dat een sluiting een grote impact op verzoeker heeft, maar zij vindt de nadelige gevolgen van de sluiting niet dusdanig, dat de burgemeester van sluiting af had moeten zien. Aan het sluiten van de woning is inherent dat verzoeker tijdelijk de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid om van sluiting af te zien. Het is verder in de eerste plaats aan verzoeker om vervangende woonruimte te zoeken. Daarbij vindt de voorzieningenrechter van belang dat het Stadsteam van de gemeente in contact staat met verzoeker en hem, waar kan, bereid is hierbij te helpen. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat de partner van verzoeker en haar kinderen bij verzoeker zijn ingetrokken nadat verzoeker het voornemen tot sluiting had ontvangen. Daarmee hebben verzoeker en zijn partner zelf het risico genomen dat de woonsituatie zou veranderen op het moment dat de woning zou worden gesloten. Bovendien lijken de partner en haar kinderen een ander onderkomen te hebben. De burgemeester hoeft daarom niet in het belang van de kinderen van de sluiting af te zien. De burgemeester hecht terecht meer waarde aan de bescherming van het woon- en leefklimaat en herstel van de openbare orde.
Tussenconclusie
14. Het bezwaar heeft geen redelijke kans van slagen.
Hoe pakt de belangenafweging uit?
15. De voorzieningenrechter moet bij een verzoek om een voorlopige voorziening ook altijd nog zelf de belangen afwegen, maar als al duidelijk is dat het bezwaar niet zal slagen, is er weinig ruimte om op grond van een belangenafweging nog te beslissen dat de woning open mag blijven. De belangenafweging van de voorzieningenrechter valt hier gedeeltelijk samen met die van de burgemeester en daarom verwijst zij naar wat hiervoor al is overwogen over het belang van verzoeker en het belang van de burgemeester bij sluiting.

Conclusie en gevolgen

16. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent de burgemeester de woning van verzoeker voor drie maanden mag sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.A.P. Vrijsen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling van 26 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3078.