ECLI:NL:RBMNE:2025:2608

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
C/16/592529 / KL ZA 25-93
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over geluidsnormen van warmtepomp tussen buren

In deze zaak, die zich afspeelt in Lelystad, gaat het om een executiegeschil tussen buren over de geluidsnormen van een warmtepomp. De eisende partij, die gebruik maakt van de warmtepomp, is in een eerdere rechtszaak veroordeeld om het geluidsniveau terug te brengen tot maximaal 45 decibel overdag en 40 decibel 's nachts. De gedaagde partijen, die geluidshinder ondervinden van de warmtepomp, stellen dat de eisende partij niet aan deze veroordeling heeft voldaan en vorderen betaling van dwangsommen. De eisende partij betwist dit en stelt dat zij de warmtepomp heeft verplaatst en aangepast om aan de geluidsnormen te voldoen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eisende partij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat het geluidsniveau op de erfgrens binnen de toegestane grenzen blijft. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de eisende partij af en veroordeelt haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in executiegeschillen en de rol van de voorzieningenrechter in het beoordelen van de nakoming van eerdere vonnissen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/592529 / KL ZA 25-93
Vonnis in kort geding van 27 mei 2025
in de zaak van
[eisende partij],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. L. Kesting,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde c.s.] ,
advocaat: mr. R.J. van de Leur.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 13;
- de producties 1 tot en met 10 van [gedaagde c.s.] ;
- de mondelinge behandeling van 13 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [eisende partij] ; en
- de pleitnota van [gedaagde c.s.]
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van het geschil

2.1.
Partijen zijn buren en hun percelen grenzen aan elkaar. [eisende partij] maakt gebruik van een warmtepomp en [gedaagde c.s.] ondervindt geluidshinder hierdoor. Naar aanleiding daarvan is een rechtszaak geweest waarin [gedaagde c.s.] (onder meer) verplaatsing dan wel aanpassing van de warmtepomp vorderde. In het vonnis van 20 november 2024 (hierna: het Vonnis) heeft de rechtbank [eisende partij] (onder meer) veroordeeld om de warmtepomp zodanig te verplaatsen of aan te passen dat het geluidsniveau van “de installatie” op de erfgrens maximaal 45 decibel overdag en 40 decibel ’s nachts (vanaf 19.00 uur) bedraagt (rov. 5.1 uit het Vonnis) en om het gebruik van de warmtepomp te staken totdat aan de geluidsnormen is voldaan (rov. 5.2 uit het Vonnis). Aan elk van deze veroordelingen is een dwangsom verbonden van € 100,- per dag, per veroordeling, met een maximum van € 20.000,-.
2.2.
Naar aanleiding van het Vonnis heeft [eisende partij] op 19 december 2024 de warmtepomp verplaatst. Ter discussie staat of daarmee de geluidshinder is gestopt.
[gedaagde c.s.] vindt van niet. Volgens [gedaagde c.s.] voldoet [eisende partij] niet aan het vonnis, waardoor dwangsommen verschuldigd zijn.
2.3.
Volgens [eisende partij] is zij het Vonnis nagekomen en maakt [gedaagde c.s.] misbruik van zijn executiebevoegdheid. [eisende partij] vordert in dit kort geding, na wijziging van eis, een verbod om over te gaan tot verdere executie van het Vonnis en de tenuitvoerlegging van de dwangsommen. Daarnaast vordert zij restitutie van al geïnde bedragen uit hoofde van dwangsommen.
2.4.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af en legt hierna uit waarom.

3.De beoordeling

Het juridisch kader waarmee de voorzieningenrechter rekening houdt
3.1.
De voorzieningenrechter moet bij de beantwoording van de vraag of aan een veroordeling is voldaan niet de rechtsverhouding zoals in de eerdere bodemprocedure is vastgesteld, opnieuw beoordelen. In een executiegeschil als dit, waarbij het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd omdat niet is voldaan aan een veroordeling om iets te doen, moet de voorzieningenrechter uitsluitend onderzoeken of de door de rechtbank verlangde “prestatie” waaraan de dwangsom als prikkel tot nakoming is verbonden, is verricht. De vraag of [eisende partij] aan het Vonnis heeft voldaan, moet worden beantwoord door te kijken naar wat zij ter uitvoering van de veroordeling heeft gedaan en dit vervolgens te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij moet de voorzieningenrechter het doel en de strekking van het vonnis tot richtsnoer nemen, in die zin dat deze niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
3.2.
In kort geding zijn de wettelijke regels van bewijsrecht niet van toepassing. Er is in beginsel geen plaats is voor nadere bewijslevering en feitenonderzoek. Voldoende is dat feiten aannemelijk zijn.
[eisende partij] vindt dat zij aan het vonnis heeft voldaan
3.3.
[eisende partij] stelt dat zij aan het Vonnis heeft voldaan en dat daarom tenuitvoerlegging van het Vonnis leidt tot misbruik van bevoegdheid. [eisende partij] betoogt dat zij de warmtepomp heeft verplaatst naar een nieuwe verder van de erfgrens verwijderde positie. De warmtepomp stond op een afstand van 3,5 meter van de erfgrens en is verplaatst naar een afstand van 6,4 meer van de erfgrens. Bovendien is de uitblaasopening 90 graden gedraaid. De nieuwe positie van de warmtepomp is door [eisende partij] vastgesteld aan de hand van een rekenmodule van de overheid en een schema waaruit blijkt hoe afstand effect op geluidsproductie. Op 17 maart 2025 is er een omkasting om de warmtepomp geplaatst voor een geluiddempend effect.
[gedaagde c.s.] vindt dat er sprake is van geluidshinder
3.4.
[gedaagde c.s.] voert verweer. Na het Vonnis is de warmtepomp uitgeschakeld. Daarna is de pomp op een nieuwe locatie weer in werking gesteld op 19 december 2024. Ondanks de wijziging van de locatie van de warmtepomp blijft het geluidsniveau op de erfgrens volgens [gedaagde c.s.] structureel te hoog. Ter onderbouwing daarvan verwijst [gedaagde c.s.] naar een excel overzicht met door hem verrichte geluidsmetingen (met vermelding van type meter, datum, weersomstandigheden en locatie), filmopnames van de metingen, een deskundigenrapport met metingen van de deskundige en een kalibratierapport.
Volgens [gedaagde c.s.] leiden de overtredingen door [eisende partij] tot een verbeurd bedrag van € 11.400,-. Dit ziet op de periode vanaf de datum van betekening van het Vonnis op 20 januari 2025 tot en met 17 maart 2025. Op 17 maart 2025 is ook de geluiddempende omkasting om de warmtepomp geplaatst. Na 17 maart 2025 heeft [gedaagde c.s.] geen hinder ondervonden. Of dit ligt aan de geluiddempende omkasting is volgens [gedaagde c.s.] onduidelijk, omdat het volgens hem ook zo kan zijn dat sindsdien de warmtepomp niet meer of beperkt is gebruikt. Of de omkasting voldoende effect heeft, moet volgens [gedaagde c.s.] blijken bij kouder weer als de warmtepomp weer (intensief) gebruikt wordt.
De voorzieningenrechter geeft [gedaagde c.s.] gelijk3.5. Niet in geschil is dat [eisende partij] naar aanleiding van het Vonnis de warmtepomp heeft verplaatst en heeft gedraaid. Het gaat er echter niet om of [eisende partij] naar aanleiding van het Vonnis wat heeft gedaan, maar of het geluidsniveau op de erfgrens het maximaal aantal decibel niet overschrijdt. Het doel en de strekking van het Vonnis is immers om het geluidsniveau terug te brengen tot maximaal 45 decibel overdag en 40 decibel ’s nachts. De voorzieningenrechter is op grond van wat partijen daarover hebben aangedragen van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de warmtepomp het aantal toegestane decibels op de erfgrens in ieder geval tot en met 17 maart 2025 heeft overschreden. [eisende partij] heeft deze stelling van [gedaagde c.s.] onvoldoende gemotiveerd betwist. [gedaagde c.s.] heeft namelijk uitgebreid onderbouwd met verschillende metingen, waaronder die van een deskundige, dat het geluidsniveau is overschreden. [eisende partij] heeft geen metingen overgelegd. [eisende partij] heeft haar betwisting beperkt tot algemene beweringen, zoals dat niet is gemeten op het relevante meetpunt, dat de omstandigheden niet zijn gestandaardiseerd, dat de meetresultaten niet reproduceerbaar zijn en dat er geen rekening is gehouden met omgevingsgeluid. Om deze redenen zou sprake zijn van ondeugdelijk bewijs. Zij kon daarmee echter niet volstaan, nog daargelaten dat [gedaagde c.s.] dit heeft bestreden.
3.6.
Het had op de weg gelegen van [eisende partij] om inhoudelijk/concreet in te gaan op de metingen van [gedaagde c.s.] . [eisende partij] heeft dit nagelaten. Volgens [eisende partij] heeft ze wel zelf metingen verricht met een app op haar telefoon, maar ze laat na om die gegevens te overleggen. De door haar ingeschakelde deskundige heeft geen metingen verricht en is niet ter plaatse geweest, zodat de deskundige geen kennis heeft kunnen nemen van de feitelijke situatie. Ook heeft [eisende partij] geen berekening of deskundig advies ingebracht over de geschiktheid van de nieuwe locatie van de warmtepomp. Dit maakt dat er in dit kort geding voldoende is gebleken dat het aantal decibels tot en met 17 maart 2025 is overschreden. Van misbruik van executierecht kan onder deze omstandigheden niet worden gesproken.
3.7.
[eisende partij] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde c.s.] worden begroot op:
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.616,00
3.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eisende partij] af,
4.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten van € 1.616,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisende partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [eisende partij] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. van der Vos en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.