4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte ter terechtzitting
Op 24 januari 2025 werd ik in Amersfoort aangehouden als bestuurder van een bestelbus. Ik vervoerde de lading, die bij de politiecontrole bleek te bestaan uit 504 flessen lachgas, en het klopt dat ik de gemaakte afspraken hierover zelf allemaal een beetje vaag vond toen ik in Duitsland was.
Een proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven
Op 24 januari 2025 zag ik in Amersfoort een bestelauto rijden. Dit voertuig viel op, omdat deze erg ver achterover helde. Vervolgens gaf ik de bestuurder een stopteken. Ik zag dat de bestuurder betrof de heer [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2000.
Ik vroeg de heer [verdachte] vervolgens om de laadklep open te maken, zodat ik de lading kon controleren. Toen de klep helemaal open was, zag ik vervolgens dat er drie pallets in stonden. Ik zag dat er allemaal dozen op de pallet stonden. Ik pakte er een doos uit en opende de doos. Ik haalde er een fles uit en hieraan herkende ik dat de lading zou moeten gaan om lachgas, zoals genoemd in lijst 2 van de Opiumwet.
Ik zag dat er op het plastic van de pallets stond dat er 168 flessen per pallet aanwezig waren. Hierdoor telde ik dus 504 flessen lachgas in het voertuig. Ik zag dat de flessen waren voorzien van 2 kg lachgas per fles. Het netto gewicht betrof 1008 kg lachgas.
Een proces-verbaal over het vervoeren van gevaarlijke stoffen
Als chauffeur (vervoerder) kan worden aangemerkt:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 2000
Ik stelde een onderzoek naar de vervoerde lading in en stelde vast dat de volgende stof was geladen:
Stofnaam: Lachgas
Hoeveelheid: 1008KG
Deze stof is een stof als bedoeld in artikel 1 Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
De eigen waarneming van de rechtbank gedaan ter terechtzitting van 9 mei 2025, ten aanzien van de foto weergegeven op pagina 67.
De rechtbank neemt op pagina 67 van het politiedossier waar dat op de afgebeelde fles te lezen is dat het gaat om de stof
nitrous oxideoftewel lachgas.
Bewijsoverweging opzet
Door de raadsman is primair algehele vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet het opzet had om lachgas te vervoeren. Hij dacht dat zijn lading uit stenen bestond.
De rechtbank is van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte willens en wetens het lachgas vervoerde zoals voor vol opzet is vereist. De vraag doet zich dan voor of de verdachte opzet heeft gehad in de zin van voorwaardelijk opzet. Voor voorwaardelijk opzet is vereist dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij lachgas zou vervoeren. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Uit het strafdossier en het verhandelde op de zitting blijkt dat verdachte door een oude voetbalvriend, die hij lang niet had gezien, bij een benzinestation werd benaderd met de vraag of hij een lading stenen voor hem uit Duitsland wilde halen. Verdachte verklaart dat hij weleens heeft gehoord dat die vriend in verband werd gebracht met lachgas. Voor het vervoer van de lading moest verdachte een busje op zijn eigen naam huren en kreeg hij het huurbedrag contant van die vriend. Het afhaaladres zou, zodra de bus gehuurd was, via de navigatie in de bus ingevoerd worden. Aangekomen in Duitsland zijn anderen, terwijl verdachte ergens koffie dronk, met toestemming van verdachte met de bus weggereden. Die anderen hebben de bus geladen en hebben de bus met de lading weer naar verdachte terug gebracht. Hij heeft bij het weer ontvangen van de sleutels van de bus geen verdere vragen gesteld. Verdachte is daarop, zonder de lading te controleren, naar Nederland gereden en werd in Amersfoort aangehouden.
Verdachte heeft dus een lading met een bus vervoerd zonder zelf de lading hiervan te controleren of ook maar één enkele vraag te stellen over de lading, terwijl er sprake was een bijzonder vreemde en vage gang van zaken. Verdachte is hiervoor gevraagd door een persoon van wie hij weet dat deze persoon in verband wordt gebracht met lachgas. Onder deze omstandigheden heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het ging om een illegale lading, meer in het bijzonder lachgas.
Het primaire verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Partiële vrijspraak voor invoer en tezamen en in vereniging
Subsidiair is door de raadsman partiële vrijspraak bepleit voor wat betreft het invoeren van lachgas en de gezamenlijke uitvoering van het feit. Daartoe is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is, nu naast de verklaring van verdachte voor de invoer en het tezamen plegen geen steunbewijs in het dossier voorhanden is.
Met de verdediging en anders dan de officier van justitie komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het invoeren van lachgas binnen het Nederlands grondgebied, omdat dit enkel blijkt uit de verklaring van verdachte en er in het dossier verder onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zijn voor invoer. De rechtbank spreekt verdachte hier partieel van vrij.
De rechtbank komt ook niet tot een bewezenverklaring van het in vereniging plegen van het strafbare feit. De gestelde samenwerking volgt namelijk enkel en alleen uit de verklaring van verdachte. Het dossier bevat geen verdere bewijsmiddelen waaruit deze gestelde samenwerking blijkt. De rechtbank spreekt verdachte ook op dit punt partieel vrij.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is verdachte 504 flessen lachgas heeft vervoerd.