ECLI:NL:RBMNE:2025:2613

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
16-027196-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk vervoeren van lachgas met partiële vrijspraak voor invoer en medeplegen

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 januari 2025 in Amersfoort werd aangehouden voor het opzettelijk vervoeren van 504 flessen lachgas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die in Duitsland een lading had opgehaald, niet op de hoogte was van de inhoud van de lading en dacht dat het om stenen ging. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van tien maanden, maar de rechtbank oordeelde dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren meer passend was. De rechtbank sprak de verdachte gedeeltelijk vrij van de invoer en het medeplegen, maar achtte het wel bewezen dat hij de lachgas had vervoerd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en een recent auto-ongeluk, en besloot tot een milde straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-027196-25 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M.L. Kalsbeek en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Houten, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 24 januari 2025 in Amersfoort in vereniging 504 flessen lachgas het Nederlandse grondgebied heeft ingevoerd, heeft vervoerd of in elk geval aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair algehele en subsidiair partiële vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
Voor zover van belang worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting
Op 24 januari 2025 werd ik in Amersfoort aangehouden als bestuurder van een bestelbus. Ik vervoerde de lading, die bij de politiecontrole bleek te bestaan uit 504 flessen lachgas, en het klopt dat ik de gemaakte afspraken hierover zelf allemaal een beetje vaag vond toen ik in Duitsland was.
Een proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven
Op 24 januari 2025 zag ik in Amersfoort een bestelauto rijden. Dit voertuig viel op, omdat deze erg ver achterover helde. Vervolgens gaf ik de bestuurder een stopteken. Ik zag dat de bestuurder betrof de heer [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2000.
Ik vroeg de heer [verdachte] vervolgens om de laadklep open te maken, zodat ik de lading kon controleren. Toen de klep helemaal open was, zag ik vervolgens dat er drie pallets in stonden. Ik zag dat er allemaal dozen op de pallet stonden. Ik pakte er een doos uit en opende de doos. Ik haalde er een fles uit en hieraan herkende ik dat de lading zou moeten gaan om lachgas, zoals genoemd in lijst 2 van de Opiumwet.
Ik zag dat er op het plastic van de pallets stond dat er 168 flessen per pallet aanwezig waren. Hierdoor telde ik dus 504 flessen lachgas in het voertuig. Ik zag dat de flessen waren voorzien van 2 kg lachgas per fles. Het netto gewicht betrof 1008 kg lachgas. [2]
Een proces-verbaal over het vervoeren van gevaarlijke stoffen
Als chauffeur (vervoerder) kan worden aangemerkt:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 2000
Ik stelde een onderzoek naar de vervoerde lading in en stelde vast dat de volgende stof was geladen:
Stofnaam: Lachgas
Hoeveelheid: 1008KG
Deze stof is een stof als bedoeld in artikel 1 Wet vervoer gevaarlijke stoffen. [3]
De eigen waarneming van de rechtbank gedaan ter terechtzitting van 9 mei 2025, ten aanzien van de foto weergegeven op pagina 67.
De rechtbank neemt op pagina 67 van het politiedossier waar dat op de afgebeelde fles te lezen is dat het gaat om de stof
nitrous oxideoftewel lachgas.
Bewijsoverweging opzet
Door de raadsman is primair algehele vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet het opzet had om lachgas te vervoeren. Hij dacht dat zijn lading uit stenen bestond.
De rechtbank is van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte willens en wetens het lachgas vervoerde zoals voor vol opzet is vereist. De vraag doet zich dan voor of de verdachte opzet heeft gehad in de zin van voorwaardelijk opzet. Voor voorwaardelijk opzet is vereist dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij lachgas zou vervoeren. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Uit het strafdossier en het verhandelde op de zitting blijkt dat verdachte door een oude voetbalvriend, die hij lang niet had gezien, bij een benzinestation werd benaderd met de vraag of hij een lading stenen voor hem uit Duitsland wilde halen. Verdachte verklaart dat hij weleens heeft gehoord dat die vriend in verband werd gebracht met lachgas. Voor het vervoer van de lading moest verdachte een busje op zijn eigen naam huren en kreeg hij het huurbedrag contant van die vriend. Het afhaaladres zou, zodra de bus gehuurd was, via de navigatie in de bus ingevoerd worden. Aangekomen in Duitsland zijn anderen, terwijl verdachte ergens koffie dronk, met toestemming van verdachte met de bus weggereden. Die anderen hebben de bus geladen en hebben de bus met de lading weer naar verdachte terug gebracht. Hij heeft bij het weer ontvangen van de sleutels van de bus geen verdere vragen gesteld. Verdachte is daarop, zonder de lading te controleren, naar Nederland gereden en werd in Amersfoort aangehouden.
Verdachte heeft dus een lading met een bus vervoerd zonder zelf de lading hiervan te controleren of ook maar één enkele vraag te stellen over de lading, terwijl er sprake was een bijzonder vreemde en vage gang van zaken. Verdachte is hiervoor gevraagd door een persoon van wie hij weet dat deze persoon in verband wordt gebracht met lachgas. Onder deze omstandigheden heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het ging om een illegale lading, meer in het bijzonder lachgas.
Het primaire verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Partiële vrijspraak voor invoer en tezamen en in vereniging
Subsidiair is door de raadsman partiële vrijspraak bepleit voor wat betreft het invoeren van lachgas en de gezamenlijke uitvoering van het feit. Daartoe is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is, nu naast de verklaring van verdachte voor de invoer en het tezamen plegen geen steunbewijs in het dossier voorhanden is.
Met de verdediging en anders dan de officier van justitie komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het invoeren van lachgas binnen het Nederlands grondgebied, omdat dit enkel blijkt uit de verklaring van verdachte en er in het dossier verder onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zijn voor invoer. De rechtbank spreekt verdachte hier partieel van vrij.
De rechtbank komt ook niet tot een bewezenverklaring van het in vereniging plegen van het strafbare feit. De gestelde samenwerking volgt namelijk enkel en alleen uit de verklaring van verdachte. Het dossier bevat geen verdere bewijsmiddelen waaruit deze gestelde samenwerking blijkt. De rechtbank spreekt verdachte ook op dit punt partieel vrij.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is verdachte 504 flessen lachgas heeft vervoerd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 24 januari 2025, te Amersfoort, opzettelijk heeft vervoerd, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 504 flessen gevuld met distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een gevangenisstraf van tien (10) maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van vier (4) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren;
  • een geldboete van € 5.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van € 2.500,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat de rechtbank bij een bewezenverklaring een taakstraf oplegt al dan niet met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast is verzocht dat de rechtbank rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheid waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid lachgas, te weten 504 flessen van in totaal 1008 kilogram. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt toegebracht. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek en de rechtbank neemt hem dit kwalijk.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 27 maart 2025 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de werkgeversverklaring van verdachte waaruit blijkt dat hij fulltime werkt als pakketbezorger.
De rechtbank is op de hoogte van het ernstige auto-ongeluk dat verdachte heeft meegemaakt en het herstel en de revalidatie die daarmee gepaard gaan.
8.3.3
Conclusie
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd binnen de rechtspraak. Het uitgangspunt voor het vervoeren van deze hoeveelheid softdrugs is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden.
Ook al spreekt de rechtbank anders dan de officier van justitie de verdachte van gedeelten van het tenlastegelegde vrij, kan, gelet op de ernst van het feit, niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter terechtzitting is gebleken zal de rechtbank die na te noemen vrijheidsbenemende straf geheel voorwaardelijk opleggen.
Daarbij is met name rekening gehouden met het feit dat als verdachte nu gedetineerd raakt hij niet alleen zijn woning en baan zal verliezen, maar ook zal zijn revalidatie en herstel verhinderd dan wel stopgezet worden. Zowel verdachte als de maatschappij zijn hier niet bij gebaat. De rechtbank legt daarom een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden op, met een proeftijd van twee (2) jaren.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de consequenties van zijn handelen wel moet ervaren. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een geldboete niet passend. De rechtbank legt verdachte tevens een onvoorwaardelijke taakstraf voor de maximale duur van 240 uren op, met aftrek van het voorarrest naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
De rechtbank heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de gevangenisstraf hechtenis niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
  • als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mrs. L.R.H. Koekoek en J.H.C. van Ginhoven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2025.
Mr. Van Ginhoven is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 24 januari 2025, te Amersfoort , althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het
grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten (ongeveer)
504 flessen, in elk geval een hoeveelheid flessen gevuld met distikstofmonoxide
(lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
( art 3 ahf/ond A Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 11 lid 5 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 januari 2025, genummerd PL0900-2025027547, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 86. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2025, p. 10-11.
3.Proces-verbaal wet vervoer gevaarlijke stoffen van 24 januari 2025, p. 81-82.