ECLI:NL:RBMNE:2025:262

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
11280162
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen vuurwerkhandelaren over betaling van factuur en wettelijke rente

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, ging het om een geschil tussen twee vuurwerkhandelaren over de betaling van een openstaande factuur. De eiseres, een B.V. gevestigd in Almere, had in december 2023 vuurwerk geleverd aan de gedaagde partij, die een bedrag van € 2.456,65 nog niet had betaald. De eiseres had in totaal rekeningen gestuurd ter waarde van € 45.966,08, waarvan € 43.509,43 was voldaan. De gedaagde stelde dat hij ontevreden was over de levering, maar hij had geen schadevergoeding gevorderd en de gemaakte afspraken stonden niet ter discussie. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde zich aan de gemaakte afspraken moest houden en dat hij het openstaande bedrag moest betalen.

De kantonrechter beoordeelde ook de vordering van de eiseres tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De eiseres had een bedrag van € 178,04 aan wettelijke rente gevorderd, maar de kantonrechter corrigeerde dit bedrag tot € 101,96, berekend vanaf de datum waarop de gedaagde in verzuim was. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 368,50 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten van in totaal € 1.206,12. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moest betalen, ook als hij in hoger beroep ging.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en administratie tussen ondernemers, vooral in een hectische periode zoals de vuurwerkverkoop. De kantonrechter wees erop dat het aan de gedaagde was om zijn administratie op orde te houden en dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij recht had op enige schadevergoeding. Het vonnis werd uitgesproken op 5 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11280162 \ LC EXPL 24-2251
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J.A. Wesdijk,
tegen
[gedaagde] ,mede handelend onder de namen
[handelsnaam 1] , [handelsnaam 2]en
[handelsnaam 3],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.M.M. Pater.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte overlegging producties van [eiseres]
- de mondelinge behandeling van 7 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis komt.

2.De kern van de zaak

[eiseres] heeft in december 2023 vuurwerk geleverd aan [gedaagde] . Daarvoor heeft [eiseres] rekeningen gestuurd van in totaal € 45.966,08. [gedaagde] heeft € 43.509,43 betaald, maar de laatste € 2.456,65 nog niet. [eiseres] is deze procedure gestart om dat bedrag betaald te krijgen, vermeerderd met wettelijke rente en de proceskosten. [gedaagde] heeft het laatste deel niet betaald, omdat hij ontevreden is over de manier waarop [eiseres] het vuurwerk heeft geleverd. Maar de gemaakte afspraken staan niet ter discussie en [gedaagde] heeft geen schade gevorderd. Daarom krijgt [eiseres] gelijk: [gedaagde] moet het openstaande bedrag betalen.

3.De beoordeling

[gedaagde] moet zich houden aan de gemaakte afspraken
3.1.
[eiseres] leverde jarenlang elk jaar vuurwerk aan [gedaagde] (met een onderbreking). Ook in december 2023 bestelt [gedaagde] vuurwerk bij [eiseres] . Zoals elk jaar had [eiseres] de vrije hand in het samenstellen van de vuurwerkbestelling; deze was gebaseerd op de levering van voorgaande jaren en kon elk jaar iets wijzigen. Op 7 december 2023 e-mailde [eiseres] een overzicht van het te leveren vuurwerk aan [gedaagde] . Op 12 december 2023 bestelde [gedaagde] daar nog extra vuurwerk bij. Op 27 december 2023 stuurde [eiseres] een aangepaste bestellijst aan [gedaagde] . Na de verkoopperiode vroeg [gedaagde] op 2 januari 2024 aan [eiseres] om de definitieve facturen te mailen. Op 5 januari 2024 ging het onverkochte vuurwerk retour met een chauffeur van [eiseres] .
3.2.
[gedaagde] erkent dat hij moet betalen voor het geleverde vuurwerk. Maar [gedaagde] geeft aan dat het rekeningoverzicht van 10 januari 2024 geen factuur is en geen uiterste betaaltermijn bevat. Dat is geen reden om niet te betalen. Het maakt namelijk niet uit welke woorden boven een rekening worden gezet. Bovendien staat in de begeleidende e-mail “Bijgaand ontvangt u een rekeningoverzicht van het te betalen of te ontvangen bedrag.” [gedaagde] heeft nog dezelfde dag op deze e-mail geantwoord en schreef daarbij dat hij “geen cent van dit bedrag” wilde betalen. [gedaagde] heeft het rekeningoverzicht dus ontvangen en daaruit begrepen dat hij nog een openstaand bedrag moest betalen aan [eiseres] . Verder heeft [eiseres] de e-mails ingediend waarmee de individuele facturen die in het rekeningoverzicht staan, aan [gedaagde] zijn verstuurd. [gedaagde] bestrijdt ook niet dat hij die onderliggende facturen heeft ontvangen.
3.3.
[gedaagde] verwijt [eiseres] daarnaast dat zij onduidelijk heeft gefactureerd. Het klopt dat [eiseres] in korte tijd meerdere facturen heeft gestuurd aan [gedaagde] . Maar daarmee is nog niet onduidelijk wat [gedaagde] moet betalen. Het is aan [gedaagde] als ondernemer om een goede administratie te voeren, ook al is de periode van vuurwerkverkoop een hectische periode. En op 10 januari 2024 stuurde [eiseres] een totaaloverzicht (het in randnummer 3.2 genoemde rekeningoverzicht). Daarin staat dat [gedaagde] onderaan de streep nog € 2.456,65 moet betalen aan [eiseres] . Pas in de conclusie van antwoord van 8 oktober 2024 geeft [gedaagde] aan dat het hem niet duidelijk is welk bedrag hij moest betalen. [gedaagde] heeft [eiseres] echter nooit om opheldering gevraagd, en ook niet concreet aangegeven wat het bedrag dan wel moest zijn. Dit terwijl [gedaagde] daar bijna een jaar lang de gelegenheid voor heeft gehad. Bovendien noemt [gedaagde] in een e-mail van 26 maart 2024 aan [onderneming] zelf het bedrag van € 2.456,65, zonder vraagtekens bij de hoogte van het bedrag te plaatsen. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat het bedrag uit het rekeningoverzicht van 10 januari 2024, € 2.456,65, het juiste bedrag is. [gedaagde] moet zich aan de afspraak houden om voor het geleverde vuurwerk te betalen. Daarom wordt de vordering van [eiseres] tot betaling van dit bedrag toegewezen.
[gedaagde] vordert geen schadevergoeding
3.4.
[gedaagde] verwijt [eiseres] dat zij te weinig ‘gratis’ vuurwerk heeft geleverd. Dat is vuurwerk waarvoor [gedaagde] [eiseres] wel moest betalen, maar wat [gedaagde] vervolgens gratis weg wilde geven aan zijn klanten. [gedaagde] heeft aangegeven dat hij daardoor klanten, die rekenden op ‘gratis’ vuurwerk, is kwijtgeraakt. [gedaagde] verwijt [eiseres] daarnaast dat zij te weinig rekening heeft gehouden met zijn opslagcapaciteit. Toen [eiseres] op 28 december 2023 een nabestelling van [gedaagde] leverde, kon [gedaagde] dit niet allemaal opslaan in zijn bunker en heeft [gedaagde] bijna een boete gehad. [gedaagde] heeft toen alles in het werk moeten stellen om het overschot aan vuurwerk ergens anders veilig op te kunnen slaan.
3.5.
Deze verwijten van [gedaagde] aan [eiseres] zorgen niet voor een andere uitkomst van deze zaak, want [gedaagde] verbindt aan de mogelijke tekortkomingen van [eiseres] geen gevolgen. Het is wettelijk mogelijk om schadevergoeding te eisen als je schade lijdt doordat iemand toerekenbaar tekortschiet in het nakomen van de afspraken. [1] Die schadevergoeding kun je dan verrekenen met een openstaande factuur. [2] Maar in deze zaak eist [gedaagde] geen schadevergoeding. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] dat nog eens expliciet bevestigd. De kantonrechter zal daarom niet beoordelen of [eiseres] wel of niet tekort is geschoten in het nakomen van de afspraken.
[gedaagde] moet wettelijke rente betalen
3.6.
[eiseres] vordert € 178,04 aan wettelijke rente vanaf de datum waarop [gedaagde] in verzuim was tot aan de datum van de dagvaarding. Dat bedrag is onjuist. [gedaagde] verkeerde vanaf 10 januari 2024 in verzuim, omdat hij toen heeft aangegeven niet te willen betalen. De wettelijke rente bedroeg in 2024 7% per jaar. Over de hoofdsom van € 2.456,65, berekend vanaf 10 januari 2024 tot en met 13 augustus 2024, komt dat neer op € 101,96. Dat bedrag wordt toegewezen.
3.7.
[eiseres] eist verder dat [gedaagde] wettelijke rente over de hoofdsom betaalt vanaf de datum van de dagvaarding, 14 augustus 2024. De kantonrechter wijst dat toe, omdat [gedaagde] tot op heden niet heeft betaald en dus nog steeds in verzuim is.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.8.
[eiseres] vordert vergoeding van € 368,50 aan buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiseres] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 368,50 toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiseres] betalen
3.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,12
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.206,12
Uitvoerbaar bij voorraad
3.10.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, zoals [eiseres] heeft gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.456,65, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 14 augustus 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 101,96 aan wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW voor de periode van 10 januari 2024 tot en met 13 augustus 2024,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 368,50 aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.206,12, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Boonzaaijer en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 6:127 BW.