ECLI:NL:RBMNE:2025:2621

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
11281305
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot betaling van facturen in een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V. over de betaling van facturen. [Eiseres] had een financieel model ontwikkeld voor [gedaagde] en vorderde betaling van de laatste facturen ter hoogte van € 14.883,00. [Gedaagde] weigerde te betalen, omdat zij van mening was dat het aantal gewerkte uren was overschreden en dat het resultaat niet voldeed aan de verwachtingen. De kantonrechter oordeelde dat er een overeenkomst van opdracht was gesloten en dat [gedaagde] niet had betwist dat de gefactureerde uren daadwerkelijk waren gewerkt. De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] toe, omdat [gedaagde] niet had aangetoond dat er sprake was van wanprestatie. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] onmiddellijk moest betalen, ook als zij in hoger beroep ging.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11281305 \ UC EXPL 24-5810 RJ/58605
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. T.M. Munnik en mr. D.A.V. de Bruin,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door haar bestuurder: de heer [bestuurder] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 augustus 2024 met producties 1 tot en met 22;
- de conclusie van antwoord van 9 september 2024 met producties 1 tot en met 7;
- de bij brief van 19 december 2024 gevoegde aanvullende productie 23 van [eiseres] ;
- de bij brief van 20 december 2024 gevoegde aanvullende productie 8 van [gedaagde] .
1.2.
Op 28 maart 2025 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij waren aan de zijde van [eiseres] de heer [A] (consultant) en mevrouw [B] (bedrijfsjurist) aanwezig, samen met de gemachtigden. Aan de zijde van [gedaagde] was de heer [bestuurder] (bestuurder) aanwezig.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat het vonnis in deze zaak vandaag wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
Tussen [eiseres] en [gedaagde] is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen op grond waarvan [eiseres] een financieel model voor [gedaagde] heeft opgesteld. [eiseres] wil dat [gedaagde] de laatste facturen van in totaal € 14.883,00 aan haar betaalt, maar [gedaagde] vindt dat het aantal uren zijn overschreden door toedoen van [eiseres] en [gedaagde] is niet tevreden met het (eind)resultaat. [gedaagde] wil de laatste facturen daarom niet betalen. De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] toe: [gedaagde] moet de facturen betalen.

3.De beoordeling

[gedaagde] moet de facturen van in totaal € 14.883,00 aan [eiseres] betalen
3.1.
De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de facturen van in totaal € 14.883,00 toe. Tussen partijen is een overeenkomst tot stand gekomen. De opdrachtbevestiging is door de heer [bestuurder] op 5 december 2022 namens [gedaagde] getekend. Er werd uitgegaan van vijf werksessie en een doorlooptijd van negen weken. Tussen partijen is niet in geschil dat de algemene voorwaarden van [eiseres] op de overeenkomst van toepassing zijn. In artikel 10 lid 2 van de algemene voorwaarden van [eiseres] staat:

Behoudens voor zover uitdrukkelijk anders met de Opdrachtgever overeengekomen, wordt het honorarium bepaald aan de hand van de bestede tijd en het voor de desbetreffende Medewerker geldende uurtarief. Het honorarium is niet afhankelijk van het resultaat van de werkzaamheden tenzij schriftelijk uitdrukkelijk anders is overeengekomen door Partijen.” [1]
[gedaagde] heeft niet betwist dat het aantal gefactureerde uren daadwerkelijk is gewerkt en heeft ook de hoogte van de facturen niet betwist. Dat betekent dat [gedaagde] in beginsel voor de gewerkte uren moet betalen, ook als zij niet tevreden is met het resultaat. Gesteld noch gebleken is namelijk dat tussen partijen anders is overeengekomen.
3.2.
Ook als artikel 10 lid 2 van de algemene voorwaarden niet van toepassing zou zijn geweest, maakt het argument van [gedaagde] dat er sprake is van wanprestatie, omdat het additionele werk het gevolg was van het feit dat het financiële model niet voldeed en veel te complex was gemaakt in relatie tot de doelstelling, het oordeel niet anders. Partijen hebben in de overeenkomst afgesproken dat “
De exacte structuur, alsmede aanvullende wensen, in separate werksessies zullen worden bepaald.” [2] [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat zij in april 2023 de ABN Amro ingeschakeld om mee te kijken en even later ook de heer [C] , maar dat was gelet op de doorlooptijd van de opdracht te laat. Op 3 februari 2023 waren er al meerdere werksessies geweest en deelde [eiseres] aan [gedaagde] mee dat ze verwachten dat de afronding nog één à twee weken zou duren. [3] Op 21 februari 2023 is het concept aan [gedaagde] gestuurd. [4] Uit het dossier blijkt verder niet van aanwijzingen of klachten van [gedaagde] over het financiële model in de periode december 2022 tot en met februari 2023 en in de conclusie van antwoord staat ook dat de eerste zorgen ná de “review” van het model door ABN Amro zijn ontstaan. De heer [bestuurder] heeft tijdens de mondelinge behandeling ook aangegeven dat hij zich pas na de betrokkenheid van ABN Amro met het financiële model is gaan bemoeien. Gelet op de afspraak tussen [eiseres] en [gedaagde] dat de exacte structuur alsmede aanvullende wensen in separate werksessies zouden worden bepaald en dat de verwachte doorlooptijd van de opdracht negen weken was, had [gedaagde] tijdens deze werksessies bij [eiseres] aan de bel moeten trekken als zij niet tevreden was met (de vorderingen in het bouwen van) het financiële model. Dat zij dit uiteindelijk (pas) in april 2023 heeft gedaan, toen volgens [eiseres] het model bijna af was, en [eiseres] daarom verschillende aanpassingen heeft moeten doen en meer uren heeft gemaakt, komt voor rekening en risico van [gedaagde] . Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om, bij ontevredenheid, eerder bij te sturen.
3.3.
Tot slot merkt de kantonrechter op dat [gedaagde] weliswaar aangeeft dat het financiële model te ingewikkeld is geworden, maar [gedaagde] heeft niet toegelicht wat precies maakt dat het financiële model te ingewikkeld is geworden en waarom het financiële model niet aan de doelstelling/afspraken in de overeenkomst voldoet. De enkele stelling dat het financiële model niet voldoet, is niet voldoende. Er is dan ook onvoldoende gebleken dat [eiseres] zich niet aan de overeenkomst heeft gehouden. [gedaagde] moet de facturen van in totaal € 14.883,00 daarom aan [eiseres] betalen.
[gedaagde] moet de wettelijke handelsrente betalen
3.4.
De wettelijke handelsrente vanaf de respectieve data dat NedstackNedstack in verzuim is met de betaling van de facturen zal, als onweersproken, worden toegewezen.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.5.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiseres] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 923,33 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal ook worden toegewezen. Omdat [eiseres] niet heeft gesteld dat de schade (de buitengerechtelijke incassokosten) al eerder dan op de datum van de dagvaarding is geleden, zal de gevorderde rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.6.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.471,22
3.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.8.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 14.883,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 923,33 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.471,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.

Voetnoten

1.Productie 3 bij de dagvaarding.
2.Productie 3 bij de dagvaarding.
3.Productie 6 bij de dagvaarding.
4.Productie 7 bij de dagvaarding.