ECLI:NL:RBMNE:2025:2623

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
16/282359-24; 16/228333-20 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar schietincident in Lelystad met verdachte en slachtoffer

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenvonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd wordt van het schieten in de richting van een slachtoffer op 1 en 2 september 2024 in Lelystad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de richting van het slachtoffer heeft geschoten, maar kan niet met zekerheid zeggen of dit met een vuurwapen of een alarmpistool is gebeurd. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om aanvullend onderzoek te laten verrichten door deskundigen van het NFI. Tijdens de zitting op 14 mei 2025 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd dat de verdachte als schutter kan worden aangemerkt, terwijl de verdediging pleit voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs en de mogelijkheid dat de verdachte zelf het slachtoffer was van een schietincident. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het onderzoek niet volledig is geweest en heeft de rechter-commissaris opgedragen om deskundigen vragen te stellen over de schotresten die bij de verdachte zijn aangetroffen. De voorlopige hechtenis van de verdachte is onder voorwaarden geschorst, waarbij de rechtbank de persoonlijke belangen van de verdachte zwaarder laat wegen dan de strafvorderlijke belangen. De zaak zal worden hervat zodra het aanvullend onderzoek is afgerond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/282359-24; 16/228333-20 (tul) (P)
Tussenvonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] (Irak),
gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit tussenvonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. El Farougui, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1 primair
op 1 september 2024 in Lelystad heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer] te schieten;
feit 1 subsidiair
op 2 september 2024 in Lelystad heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer] te schieten;
feit 1 meer subsidiair
op 2 september 2024 in Lelystad [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling door met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer] te schieten;
feit 2
op 1 september 2024 een vuurwapen voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de aangetroffen schotresten op de handen van verdachte terecht zijn gekomen doordat hij eerder die dag in een worsteling is geraakt met een onbekend gebleven persoon en dat er tijdens die worsteling een vuurwapen is afgegaan. De verklaringen van de getuigen die verdachte als de schutter hebben herkend, zijn onvoldoende specifiek om verdachte als schutter aan te merken en de herkenning van verdachte door aangever is onvoldoende betrouwbaar.
Subsidiair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat als verdachte zou hebben geschoten, niet kan worden vastgesteld dat hij dat met een ‘echt’ vuurwapen heeft gedaan. Bij het afvuren van een alarmpistool vindt eveneens een knal en een mondingsflits plaats waardoor niet kan worden vastgesteld dat met scherpe munitie is geschoten. Daar komt bij dat er geen verschoten munitie en geen kogelinslagen of beschadigingen zijn aangetroffen.
Meer subsidiair, namelijk voor het geval aangenomen zou worden dat verdachte met een echt vuurwapen heeft geschoten, heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde, omdat de kans op de dood als gevolg van de ten laste gelegde handelingen niet een kans is die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De schietrichting kan immers niet worden vastgesteld en er is slechts eenmaal geschoten, vanaf een afstand die te groot is om de aanmerkelijke kans dat de kogel op een levensgevaarlijke plek in het lichaam terechtkomt in het leven te roepen.
4.3
Heropening onderzoek
Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op grond van bewijsmiddelen die bij het eindvonnis zullen worden uitgewerkt, trekt de rechtbank de conclusie dat verdachte op 1 september 2024 in Lelystad met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp een schot in de richting van [slachtoffer] heeft afgevuurd. De rechtbank baseert dit op de verklaring van [slachtoffer] , de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de resultaten van het schotrestenonderzoek.
Verdachte ontkent de schutter te zijn geweest, maar is herkend door aangever en twee getuigen. Ten aanzien van die herkenningen overweegt de rechtbank het volgende. De herkenning van een persoon vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld en niet slechts op basis van een gezicht maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, lengte, postuur, houding, kleding en de manier van bewegen. Verschillende elementen spelen daarbij een rol waarbij steeds sprake is van een holistisch proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen en niet altijd onder woorden is te brengen. Een factor die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kan beïnvloeden is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon. Hoe meer men van de betrokken persoon een beeld heeft of hoe beter men de betrokken persoon kent, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Wie iemand goed kent, heeft immers maar weinig nodig om hem of haar te herkennen. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de herkenningen van de getuigen te twijfelen. De getuigen, die tevens de buren van verdachte zijn en hem al tien á elf jaar kennen, hebben verklaard dat zij verdachte herkenden aan zijn bos haar en zijn aparte loopje. De rechtbank is van oordeel dat deze herkenningen voldoende specifiek zijn en elkaar ook onderling bevestigen. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank evenmin reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning door [slachtoffer] . Hij heeft verklaard dat hij verdachte vanaf de basisschool kent en dat hij met verdachte ongeveer twee en een halve maand voor het tenlastegelegde in de auto naar Amsterdam is gereden.
Ten aanzien van de aangetroffen schotresten op de handen van verdachte overweegt de rechtbank dat aannemelijk is geworden dat er eerder op de dag met een vuurwapen op verdachte is geschoten. Maar het is niet aannemelijk geworden dat verdachte daarbij in een worsteling met de schutter is terechtgekomen, hij zich daardoor dicht bij een vuurwapen bevond en dat dit vuurwapen op dat moment afging. Verdachte heeft in dit verband ook verschillend verklaard. In zijn verhoor van 2 september 2024 heeft hij verklaard dat hij eerst in een worsteling belandde, vervolgens wegrende en vervolgens werd beschoten. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de worsteling en het schieten ongeveer gelijktijdig plaatsvinden, waardoor er schotresten op zijn handen zitten. Een essentieel verschil. Bovendien sluit het alternatieve scenario van verdachte niet uit dat verdachte later op die dag zelf heeft geschoten met een vuurwapen. Het doet daarom ook niet af aan de bewijsmiddelen die belastend zijn voor verdachte. De rechtbank schuift het alternatieve scenario van verdachte dan ook terzijde.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verdachte is geweest die op 1 september 2024 in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of kan worden vastgesteld dat verdachte met een ‘echt’ vuurwapen heeft geschoten. De onderzoeksbevindingen bieden geen uitsluitsel op dit punt. Zo is er geen wapen aangetroffen, zijn er geen kogels of hulzen en geen schotinslagen. Op basis van de getuigenverklaringen kan niet worden uitgemaakt of verdachte met een ‘echt’ vuurwapen heeft geschoten of met een alarmpistool. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank zal daarom het onderzoek heropenen, voor onbepaalde tijd schorsen en de rechter-commissaris opdragen om de volgende vragen aan de deskundigen van het NFI voor te leggen:
1. In hoeverre kan het schieten met een alarmpistool (waaronder in deze vragen wordt begrepen een niet-scherpschietend pistool) leiden tot het aantreffen van schotresten?
2. Is er een onderscheid te maken tussen schotresten van een scherpschietend vuurwapen en een alarmpistool?
3. In hoeverre kan het schieten met een alarmpistool leiden tot het aantreffen van de bij verdachte aangetroffen schotresten (vgl. einddossier p. 317 e.v.)?
4. Wat is de waarschijnlijkheid van de bevindingen van het schotrestenonderzoek bij weging van de volgende hypothesen?
a. De bij verdachte aangetroffen deeltjes zijn schotresten veroorzaakt door het verschieten van scherpe munitie.
b. De bij verdachte aangetroffen deeltjes zijn schotresten veroorzaakt door het verschieten van knalpatronen.
5. Zijn er nog andere zaken van belang voor het beoordelen van deze zaak?

5.VOORLOPIGE HECHTENIS

Gelet op het voorgaande en de tijd die gemoeid zal zijn met dit onderzoek, heeft de rechtbank ambtshalve de voorlopige hechtenis getoetst. De ernstige bezwaren en gronden zijn nog altijd aanwezig. De situatie van artikel 67a lid 2 Wetboek van Strafvordering is nog niet aan de orde. De rechtbank acht wel termen aanwezig om de voorlopige hechtenis van verdachte te gaan schorsen. De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd en geadviseerd over voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het recidivegevaar met de hieronder genoemde schorsingsvoorwaarden voldoende worden ondervangen. In dat licht bezien wegen de persoonlijke belangen van verdachte om het proces verder in vrijheid af te wachten, thans langer dan de strafvorderlijke belangen, waaronder de 12-jaarsgrond die door het tijdsverloop minder gewicht in de schaal legt. De rechtbank wijst verdachte er nadrukkelijk op dat zij met de schorsing van de voorlopige hechtenis niet vooruit loopt op de uiteindelijk te nemen beslissing en dat de mogelijkheid bestaat dat een gevangenisstraf zal worden opgelegd die langer is dan de ondergane voorlopige hechtenis.
Daarbij overweegt de rechtbank dat een onmiddellijke schorsing niet mogelijk is. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Omdat de onderhavige zaak een gevolg lijkt te zijn van een lopend conflict is het voorts onwenselijk dat verdachte terugkeert naar [plaats] . De rechtbank zal de voorlopige hechtenis daarom schorsen vanaf het tijdstip dat verdachte kan verblijven in een instelling voor beschermd wonen buiten [plaats] . Daarbij zal de rechtbank de voorwaarden opleggen die zijn geadviseerd door de reclassering in het reclasseringsrapport van 16 december 2024.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Heropening van het onderzoek
-
heropenthet onderzoek ter terechtzitting dat op 14 mei 2025 is gesloten;
-
schorsthet onderzoek ter terechtzitting voor
onbepaalde tijd;
- stelt de stukken in handen van de
rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, om aan de deskundigen van het NFI de vragen te stellen zoals hiervoor in rubriek 4.3 genoemd;
- draagt de rechter-commissaris daarnaast op om datgene te doen wat hij ambtshalve noodzakelijk vindt;
-
beveeltde oproeping van verdachte tegen de dag en het tijdstip van de nader te bepalen terechtzitting;
-
beveeltde kennisgeving van de dag en het tijdstip van de nader te bepalen terechtzitting aan de
raadsvrouwvan verdachte;
-
draagtde officier van justitie
ophet ertoe te leiden dat de reclassering nader over verdachte rapporteert en dat deze nadere rapportage twee weken voor de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting beschikbaar zal zijn;
Voorlopige hechtenis
- schorst het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop verdachte kan verblijven in een instelling voor beschermd wonen, onder de volgende voorwaarden:
1. Verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis onttrekken, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen.
2. Indien verdachte wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zal verdachte zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging daarvan.
3. Verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of zal een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
4. Verdachte zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
5. Verdachte zal verschijnen op iedere oproep van politie en justitie.
6. Verdachte zal bij wijziging van zijn adres het nieuwe adres schriftelijk doorgeven aan de officier van justitie.
7. Verdachte zal bij de verdere inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak op de terechtzitting aanwezig zijn.
8. Verdachte zal zich melden bij de door de reclassering aan te wijzen reclasseringsinstantie. Verdachte dient zich vervolgens bij de reclassering te blijven melden zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding van de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
9. Verdachte zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met de volgende persoon:
[slachtoffer] , geboren op [2005] te [geboorteplaats] .
De politie ziet toe op handhaving van dit verbod.
10. Verdachte bevindt zich niet in de straat [straat] te [plaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
11. Verdachte zal zich onder behandeling laten stellen van ForFact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra de schorsing ingaat of zoveel later als er een behandelplaats beschikbaar is voor verdachte. De behandeling duurt de gehele schorsing of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
12. Verdachte zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
13. Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
14. Verdachte zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
15. Verdachte zal meewerken aan controle van het gebruik van middelen, teneinde het middelengebruik te beheersen. Hier bij kan de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en B.F. Hammerle, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 mei 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 1 september 2024 te Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] en/of een of meer onbekend gebleven personen opzettelijk van het leven te beroven, van zeer korte afstand met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een of meerdere schoten in de richting van die [slachtoffer] en/of een of meer onbekend gebleven personen heeft afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf met is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 september 2024 te Lelystad, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, van zeer korte afstand met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een of meerdere schoten in de richting van die [slachtoffer] en/of een of meer onbekend gebleven personen heeft afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 september 2024 te Lelystad, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door van zeer korte afstand met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een of meerdere schoten m de richting van die [slachtoffer] en/of een of meer onbekend gebleven personen af te vuren;
2
hij op of omstreeks 1 september 2024 te Lelystad, in elk geval in Nederland een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, geschikt voor het afschieten van munitie van kaliber .22 Long Rifle, althans van een nu nog onbekend merk, type, kaliber, zijnde een geweer en/of pistool en/of revolver.