ECLI:NL:RBMNE:2025:2627

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
16.295751.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dreigend gedrag met vuurwapen en afpersing in Dronten

Op 14 september 2024 heeft de verdachte in Dronten zich op twee verschillende momenten agressief gedragen tegenover twee slachtoffers. De verdachte heeft onder invloed van alcohol een vuurwapen en een schroevendraaier gebruikt om de slachtoffers te bedreigen en heeft hen gedwongen tot de afgifte van sigaretten. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, mede omdat deze op essentiële onderdelen worden ondersteund door de verklaring van de verdachte zelf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schadevergoeding voor de slachtoffers heeft vastgesteld op respectievelijk €5.000,- en €1.500,-. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.295751.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] (Mozambique),
wonende [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. M.S. Martherus en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.M.H. Mühren, advocaat in Purmerend, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft verder kennis genomen van wat door mrs. G.S. Jongstra en I.L.A. Kamphuijs, beiden advocaat in Almere, namens de benadeelde partijen respectievelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1:op 14 september 2024 in Dronten [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van (een) sigaret(ten), door onder meer een schroevendraaier tegen de zij van die [slachtoffer 1] te drukken en daarbij te dreigen hem dood te steken;
feit 2:op 14 september 2024 in Dronten [slachtoffer 1] opzettelijk en wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden;
feit 3:op 14 september 2024 in Dronten [slachtoffer 1] heeft bedreigd, door onder meer een vuurwapen te tonen;
feit 4:op 14 september 2024 in Dronten [slachtoffer 1] heeft mishandeld, door met een vuurwapen een schot te lossen, terwijl dat wapen in de buurt van het hoofd van die [slachtoffer 1] was;
feit 5:op 14 september 2024 in Dronten [slachtoffer 2] heeft bedreigd, door onder meer een vuurwapen aan die [slachtoffer 2] te tonen;
feit 6:op 14 september 2024 in Dronten een patroonmagazijn en patronen voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 3 tot en met 6 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 t/m 5 [1]
Het
proces-verbaal van aanvullend verhoorvan aangever [slachtoffer 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 14 september 2024 in Dronten. Ik zag dat uit de kleding van de scooterrijder iets
kwam. Ik zag een stalen pen, gelijkend op een schroevendraaier. Ik voelde ineens in mijn linkerzijde een scherp voorwerp in mijn zij. Ik keek omlaag. Ik zag dat stalen pen tegen mijn linkerzijde was gedrukt. Tegelijkertijd zei de scooterrijder tegen mij je blijft bij mij. Als je dit niet doet dan steek ik je kankerdood. Hierdoor voel ik mij echt bang. Er ging van alles door mijn hoofd. Ik dacht wel dit kan het einde zijn. Ik hoorde hem zeggen dat hij een sigaret van me wilde. Ik heb hem een sigaret gegeven omdat ik bang was dat hij me iets zou aandoen. Op het moment dat ik de sigaret overhandigde aan de scooterrijder werd de pin uit mijn zij gehaald. Het pakje sigaretten heeft de scooterrijder in zijn rechterzak gedaan en dus meegenomen. Ik vroeg aan de scooterrijder of ik weg mocht gaan. Ik hoorde hem zeggen nee je blijft bij mij. Terwijl hij dat zei, maakte zijn rechterhand een beweging naar zijn tasje op zijn rechterheup. Ik zag dat hij een voorwerp uit het tasje haalde. Ik zag dat het voorwerp heel erg leek op een vuurwapen. Ik zag dat hij het vuurwapen gericht hield op mijn bovenbeen. Ik hoorde hem weer zeggen pas op je mag niet weggaan anders schiet ik je kankerdood. Ik zag dat dat hij de slede van het vuurwapen naar achteren trok. Ik hoorde een metaal klikken. Ik dacht nu is het klaar en schiet me neer. Ik herkende het geluid dat een patroon in een kamer werd geladen. Ik zag dat hij het vuurwapen naar boven bracht ter hoogte van mijn gezicht. Ik had het vuurwapen recht voor mijn ogen. Dit op een afstand van ongeveer 30 centimeter. Ik keek tegen de zijkant van het vuurwapen aan. Ik zie ineens een beweging in zijn rechterhand en hoorde een luide knal. Ik hoorde in mijn linker en rechteroor een hele harde piep en
kon even niets horen. [2]
Het
proces-verbaal van aangiftedoor [slachtoffer 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door het schot van verdachte heb ik een piep opgelopen in mijn oor. [3]
Het
proces-verbaal van aanvullend verhoorvan aangever [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 september 2024 bevond ik mij in de [sportschool] in Dronten. Ik zag dat een jongen op mij af kwam. Ik zag dat hij een vuurwapen haalde uit zijn schoudertasje. Ik zag dat hij voor mij ging staan. Ik zag dat hij op dat moment het wapen in zijn hand vasthield. Ik zag toen dat hij met zijn linkerhand de slede pakte en het vuurwapen doorlaadde door de slede naar achter te halen. Ik zag dat hij het vuurwapen voor zijn heup vasthield. Ik zag dat de loop van het vuurwapen daarbij gericht was naar mijn borst. Ik was op dat moment echt bang dat hij de trekker zou overhalen en dat ik neergeschoten zou worden. [4]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De door [sportschool] beschikbaar camerabeelden werden door mij bekeken.
Ik zag op de beelden dat de verdachte naar het slachtoffer toe liep en ogenschijnlijk een gesprek aan ging. Ik zag dat de verdachte een schoudertas droeg. Ik zag dat de verdachte een zwart voorwerp uit zijn tas haalde en die in 1 hand vast hield. Ik zag dat de verdachte het voorwerp liet zien aan het slachtoffer. Ik zag dat de verdachte het voorwerp vervolgens weer terug in zijn tas deed.
Ik zag dat de verdachte weer een voorwerp uit zijn tas haalde en opnieuw liet zien aan het
slachtoffer. Ik zag dat de verdachte het voorwerp daarna weer in zijn tas stopte.
Ik zag dat de verdachte weer een voorwerp uit zijn tas haalde en ogenschijnlijk toonde aan het slachtoffer. Ik zag dat de verdachte het voorwerp vervolgens weer in zijn tas stopte.
De uiterlijke kenmerken van het voorwerp in de hand van de verdachte en de wijze waarop
de verdachte deze vasthield, doet mij ernstig vermoeden dat het een donkerkleurig klein
handvuurwapen betrof met een korte loop, gelijkend op een gasalarmpistool. Zo zag ik dat de duim van de verdachte langs de
linkerzijde van het voorwerp werd gehouden, zoals een vuurwapen doorgaans om de kolf wordt vastgehouden. [5]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 mei 2025, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik sprak op 14 september 2024 in Dronten met aangever [slachtoffer 1] . Ik kwam misschien een beetje agressief over. Ik had een vuurwapen bij me. Ik toonde dit aan aangever. Ook toonde ik een schroevendraaier aan hem. Ik wilde een sigaret van aangever. Ik heb het pakje sigaretten meegenomen naar huis. Ik heb de slede van het vuurwapen naar achter gehaald. Het wapen is afgegaan. Ik loste een schot. Ik had daarna ook een piep in mijn oren.
Een paar uur later was ik in de [sportschool] in Dronten. Ik zag aangever [slachtoffer 2] daar. Ik stond een beetje dreigend tegenover hem. Ik heb aan hem het vuurwapen van de bovenkant laten zien.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1 t/m 4
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voor bepaalde onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde gedragingen, te weten het met de schroevendraaier in de zij van aangever drukken, de woordelijke doodsbedreigingen, het zeggen dat aangever niet weg mocht gaan en het schieten met het vuurwapen in de buurt van het hoofd van aangever, onvoldoende steunbewijs in het dossier zit. Dit houdt volgens hem in dat er onvoldoende bewijs is voor de respectievelijk onder 1 en 2 ten laste gelegde afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving en dat vrijspraak moet volgen, aldus de raadsman. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 dient verdachte volgens de raadsman partieel te worden vrijgesproken van de hiervoor genoemde gedragingen.
Aangever heeft bij herhaling uitgebreid en gedetailleerd verklaard over wat er midden in de nacht op 14 september 2024 is gebeurd, te weten dat hij op de fiets door een scooter werd ingehaald en dat de scooterrijder hem met een schroevendraaier tegen zijn zij drukte, dat hij verbaal met de dood werd bedreigd en dat deze persoon hem om een sigaret vroeg die hij toen ook heeft afgegeven. De uitgebreide en gedetailleerde verklaringen zijn in zijn geheel betrouwbaar, mede omdat deze op belangrijke onderdelen worden ondersteund door de verklaring van verdachte zelf. Verdachte heeft op zitting immers zelf ook verklaard over het treffen met aangever, waarbij hij ook aangaf dat het tonen van een schroevendraaier en een vuurwapen dreigend kan zijn overgekomen op aangever waardoor aangever een sigaret aan hem heeft gegeven. Niet alle ten laste gelegde gedragingen van verdachte, waaronder het met de schroevendraaier in de zij van aangever drukken en het uiten van dreigende woorden, hoeven door meer bewijsmiddelen te worden gedekt. Omdat de rechtbank de verklaring van aangever betrouwbaar acht, wordt deze gebruikt voor het bewijs. Dit betekent ook dat het onderdeel wat ziet op het met de schroevendraaier in de zij van aangever drukken en het uiten van dreigende taal betrouwbaar is én wordt gebruikt voor het bewijs. Dit maakt dat het verweer wordt verworpen en het onder 1 tenlastegelegde integraal is bewezen.
Dit geldt ook voor het onder 2 tenlastegelegde. Aangever heeft immers ook verklaard dat hij niet weg mocht gaan van verdachte, dat verdachte een vuurwapen op hem richtte, de slede van het vuurwapen naar achter haalde en met het vuurwapen een schot loste in de buurt van zijn hoofd. Ook dit onderdeel van de verklaring van aangever wordt in de kern op essentiële onderdelen ondersteund door de verklaring van verdachte zelf. Nu de verklaring van aangever betrouwbaar is en er ook steunbewijs in het procesdossier aanwezig is, is het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het hiervoor overwogene, is het onder 3 en 4 tenlastegelegde eveneens integraal wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 5
Volgens aangever heeft verdachte hem een schroevendraaier getoond. Aangever verklaart echter niet dat hij hierdoor angst of vrees heeft gehad. Verdachte wordt daarom partieel vrijgesproken van het (dreigend) tonen van een schroevendraaier.
Uit de bewijsmiddelen komt echter wel expliciet naar voren dat de handelingen die verdachte met het vuurwapen heeft verricht aangever ontzettend angstig heeft gemaakt. Aangever heeft verklaard dat verdachte hem een vuurwapen heeft getoond en dit heeft verdachte zelf ook bevestigd. Ook volgt uit de camerabeelden dat verdachte het vuurwapen meerdere keren aan aangever heeft getoond. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de verklaring van verdachte dat hij het vuurwapen eenmaal heeft getoond en het wapen alleen aan de bovenkant aan aangever heeft laten zien.
Ook de verklaring van deze aangever is in zijn geheel betrouwbaar, omdat deze op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van verdachte zelf en de beschrijving van de camerabeelden. Omdat de rechtbank de verklaring van aangever betrouwbaar acht, wordt deze gebruikt voor het bewijs. Dit geldt dus ook voor het onderdeel van de verklaring over het doorladen van het vuurwapen en het richten hiervan op aangever. Ook het onder 5 tenlastegelegde is hierdoor wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6
Verdachte heeft het onder 6 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 mei 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 september 2024, genummerd PL00900-2024291281-26, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2024, genummerd PL0900-2024291281-42, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland. [7]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:op 14 september 2024 te Dronten met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een sigaret en een pakje sigaretten, die aan die [slachtoffer 1] toebehoorden, door- een schroevendraaier dreigend aan die [slachtoffer 1] te tonen en tegen de zij van die [slachtoffer 1] aan te drukken,- daarbij te zeggen: "je blijft bij mij. Als je dit niet doet steek ik je kanker dood",- te zeggen dat hij, verdachte een sigaret wilde van die [slachtoffer 1] ;
feit 2:op 14 september 2024 te Dronten, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door- een schroevendraaier dreigend aan die [slachtoffer 1] te tonen en tegen de zij van die [slachtoffer 1] aan te drukken,- daarbij te zeggen: "je blijft bij mij. Als je dit niet doet steek ik je kanker dood",- te zeggen dat die [slachtoffer 1] niet weg mocht gaan, terwijl hij, verdachte, eenvuurwapen aan die [slachtoffer 1] heeft getoond,- een vuurwapen op het bovenbeen van die [slachtoffer 1] te richten en/of gericht te houden en de slede van voornoemd wapen naar achteren te trekken en- een schot te lossen terwijl voornoemd vuurwapen in de buurt was van het hoofdvan die [slachtoffer 1] ;
feit 3:op 14 september 2024 te Dronten, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door- een schroevendraaier dreigend aan die [slachtoffer 1] te tonen en tegen de zij van die [slachtoffer 1] aan te drukken,- daarbij te zeggen: "je blijft bij mij. Als je dit niet doet steek ik je kanker dood",- te zeggen dat die [slachtoffer 1] niet weg mocht gaan, terwijl hij, verdachte, eenvuurwapen aan die [slachtoffer 1] heeft getoond,- een vuurwapen op het bovenbeen van die [slachtoffer 1] te richten en/of gericht te houden en de slede van voornoemd wapen naar achteren te trekken en- een schot te lossen terwijl voornoemd vuurwapen in de buurt was van het hoofdvan die [slachtoffer 1] ;
feit 4:op 14 september 2024 te Dronten, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een vuurwapen een schot te lossen terwijl voornoemd vuurwapen in de buurt was van het hoofd van die [slachtoffer 1] ;
feit 5:op 14 september 2024 te Dronten, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een vuurwapen dreigend aan die [slachtoffer 2] te tonen en door te laden en op die [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden;
feit 6:op 14 september 2024 te Dronten, een onderdeel van een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn voorhanden heeft gehad en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer (scherpe) patronen, kaliber 9mm P.A.K., merk Umarex voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:afpersing;
feit 2:opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4mishandeling;
feit 5:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 6:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met dien verstande dat het geadviseerde contactverbod geldt ten aanzien van beide slachtoffers.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Er dient rekening te worden gehouden met de proceshouding van verdachte. Hij heeft inzicht gegeven in zijn delictgedrag. Ook is verdachte nog maar 21 jaar oud en is er bij hem sprake van een licht verstandelijke beperking. Tevens is er sprake van samenloop van de feiten. Om het recidiverisico te beperken, dient verdachte zo kort mogelijk in detentie te zitten en snel aan de slag te gaan met behandeling. Bij een integrale bewezenverklaring heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf op te leggen van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Bij een eventuele oplegging van een gevangenisstraf van 24 maanden, heeft de raadsman verzocht 8 maanden hiervan voorwaardelijk op te leggen. Bij een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden (van de 24 maanden) wordt verdachte benadeeld met betrekking tot de voorlopige invrijheidsstelling-regeling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft, naar eigen zeggen onder invloed van alcohol, zich op twee verschillende momenten - vanuit het niets en zonder enige aanleiding - uiterst dreigend en agressief gedragen tegen twee verschillende slachtoffers. Het eerste slachtoffer in die bewuste nacht fietste met zijn vriendin nietsvermoedend naar huis, om vervolgens op een zeer beangstigende en onvoorspelbare manier op straat door verdachte te worden benaderd. Hierbij bedreigde verdachte het slachtoffer onder meer met een vuurwapen en loste hij hier zelfs een schot mee. Het slachtoffer heeft bij de uitoefening van zijn spreekrecht verteld dat hij dacht dat hij het incident misschien niet zou overleven. Ook zijn vriendin heeft enorm veel angst gehad en vreesde voor het leven van aangever. Verder heeft het slachtoffer, door het schot dat verdachte met het vuurwapen heeft gelost, tinnitus opgelopen. Naast het feit dat het er naar uit ziet dat er in de toekomst geen verbetering zal ontstaan en dit enorm veel hinder met zich brengt, herinnert dit het slachtoffer ook continu aan die bewuste nacht. Het is voor het slachtoffer vooral moeilijk te accepteren dat er geen duidelijke reden leek te zijn voor wat verdachte deed. Dit maakt het verwerken van het incident lastiger, aldus het slachtoffer.
Een paar uur na het eerste incident is het tweede slachtoffer in een sportschool door verdachte bedreigd. Ook hierbij heeft verdachte een vuurwapen getrokken en dit gericht op het slachtoffer. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer sinds het incident kampt met angstgedachtes, spanningsklachten en nachtmerries. Hiervoor volgt aangever EMDR-therapie bij een psycholoog.
Verdachte heeft, naar eigen zeggen, gehandeld uit ‘stoerdoenerij’ en wijt zijn handelen aan zijn alcoholgebruik die nacht. Dit maakt dat het niet overkomt dat verdachte écht de verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen terwijl hij dat vanzelfsprekend wel is. Verdachte heeft kennelijk niet stilgestaan bij de mogelijke gevolgen die de slachtoffers zouden kunnen ondervinden van zijn handelen. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij in de uren na het incident met het eerste slachtoffer wel heeft nagedacht over wat hij had gedaan en hoe dit op het slachtoffer zou moeten zijn overgekomen. Maar kennelijk heeft dit hem er niet van weerhouden om slechts enkele uren na het eerste incident, opnieuw dreigend een wapen te tonen aan het tweede slachtoffer.
Verder versterken de gedragingen van verdachte, die zich hebben afgespeeld in het publieke domein, de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid. In dat verband acht de rechtbank de brutaliteit en de kennelijke lichtvaardigheid waarmee verdachte met een vuurwapen een schot lost in de openbare ruimte en een paar uur later met dit vuurwapen een sportschool binnenloopt, schokkend en zorgwekkend.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een patroonmagazijn van een vuurwapen. Daarnaast is er bij verdachte ook een aantal patronen aangetroffen.
De rechtbank overweegt dat het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt en bovendien de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt. Dat die risico’s werkelijkheid worden blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten, waaronder onderhavige, waarbij vuurwapens worden gebruikt. Daarbij zijn met regelmaat ook (dodelijke) slachtoffers te betreuren.
De rechtbank acht het handelen van verdachte zeer zorgelijk. Dat verdachte zich op straat begeeft terwijl hij een vuurwapen bij zich draagt, en vervolgens de noodzaak voelt om dit te tonen om ‘stoer te doen’ en daarmee een volstrekt willekeurig slachtoffer onder meer bedreigt en hem belet weg te gaan, is al buitengewoon ernstig. Maar dat hij een paar uur later nog een slachtoffer maakt en wederom zijn vuurwapen toont, maakt het beeld over verdachte alleen maar verontrustender. Hoe dat tweede incident heeft kunnen plaatsvinden, heeft verdachte nauwelijks duidelijk kunnen maken. Met name dit laatste maakt het beeld over verdachte extra zorgelijk; de vraag is namelijk hoe verdachte een volgende keer in een dergelijk geval zal handelen.
Proceshouding
Verdachte heeft bij de politie en de rechter-commissaris de feiten ontkend, dan wel zich op zijn zwijgecht beroepen. Op de zitting heeft verdachte weliswaar meer openheid van zaken gegeven, maar is hij bepaalde gedragingen, te weten de meest dreigende en vergaande handelingen, blijven ontkennen. Hierbij valt eveneens op dat verdachte alle strafrechtelijk verwijtbare elementen zoveel mogelijk blijft ontkennen. Hierdoor kan het beeld ontstaan van een verdachte die goed weet wat zijn procespositie is en vervolgens slechts datgene wat niet te ontkennen is wil bekennen, zodat een goede proceshouding te bepleiten valt. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiermee in het geheel geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Ondanks het zwijgen of ontkennen op elementaire onderdelen wordt verdachte immers nagenoeg integraal veroordeeld voor alle feiten. De proceshouding van verdachte is hiermee niet slechts kwetsend voor aangevers, maar ook al met al strafverzwarend.
Persoon van verdachte
Eerdere veroordeling
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van het strafblad van verdachte van 8 november 2024, waaruit volgt dat verdachte in maart 2020 door de meervoudige kamer is veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 122 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, wegens onder meer straatroven. Deze veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw geweldsfeiten te plegen. Het feit dat verdachte binnen vijf jaar opnieuw wordt veroordeeld weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft verder ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van een psychologisch rapport van 28 januari 2025 en een reclasseringsadvies van 17 april 2025.
Het advies van de psycholoog
Bij verdachte is sprake van een licht verstandelijke beperking en een beperkte sociaal emotionele ontwikkeling. Verdachte wilde bij de psycholoog niet praten over de verdenking en ontkende dat hij betrokken was. Hierdoor kon de psycholoog geen delictscenario uitwerken. Dat neemt niet weg dat de beperkingen die verdachte heeft, aanwezig waren ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachtes problematiek heeft invloed op zijn gedragskeuzes, mogelijke keuze voor middelengebruik (indien daar sprake van was) en het overzien van de gevolgen van zijn handelen. Omdat er geen compleet beeld verkregen is van zijn handelen ten tijde van de verdenking, de rol van eventueel middelengebruik, een mogelijk antisociaal netwerk of een eventueel verwarde toestand ten tijde van de verdenking kan er geen advies gegeven of het handelen verdachte kan worden toegerekend (en in welke mate).​​​​​​​ Volgens de psycholoog is er in ieder geval onvoldoende reden om toepassing van het jeugdstrafrecht te adviseren.
Reclasseringsadvies
In het hiervoor genoemde reclasseringsadvies staat onder meer het volgende:
Gezien wordt een jonge man die al vanaf jonge leeftijd regelovertredend- en antisociaal gedrag vertoont. Hoewel hij volgens zijn uittreksel justitiële documentatie enige tijd niet in beeld is geweest, zien wij tussen 2018 en 2019 een patroon van geweldsdelicten, welke, indien hij wordt veroordeeld, tot op heden wordt voortgezet. De leefgebieden huisvesting en relatie partner, gezin en familie zijn grotendeels stabiel. Verdachte heeft echter geen dagbesteding en inkomen, hetgeen over het algemeen risicoverhogend werkt voor delictgedrag. Tevens kunnen wij een negatief sociaal netwerk en middelenproblematiek niet uitsluiten. (…) Naar aanleiding van een eerder (jeugd)reclasseringstraject, de huidige motivatie van verdachte, zijn ontkennende/zwijgende proceshouding, het niet kunnen vaststellen van delictgerelateerde factoren en het niet kunnen in- of uitsluiten van bepaalde problematiek hebben wij de nodige twijfels over de kansrijkheid van een reclasseringstraject om tot gedragsverandering en recidivebeperking te komen.
Wij adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Ondanks de hiervoor genoemde twijfels bij de reclassering, adviseert zij bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf met een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, een contactverbod, een locatieverbod, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole als bijzondere voorwaarden.
Ter zitting heeft verdachte verklaard te willen meewerken aan de eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles overwegende doet de door de officier van justitie gevorderde straf recht aan de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, is deze in lijn met de gevangenisstraffen die voor dergelijke feiten worden opgelegd en wordt er voldoende rekening gehouden met de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank ziet in wat de verdediging heeft aangevoerd geen redenen om van die vordering van de officier van justitie af te wijken. De rechtbank houdt verder rekening met het feit dat er sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4.
Naar het oordeel van de rechtbank staan bij de straftoemeting een juiste normbevestiging en genoegdoening aan de slachtoffers op de voorgrond als strafdoelen, naast (algemene en speciale) preventie.
De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, opleggen.
Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient om verdachte de noodzakelijke begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen om het risico dat verdachte in de toekomst opnieuw de fout in gaat te verminderen. De rechtbank zal voor wat betreft de bijzondere voorwaarden aansluiten bij het reclasseringsadvies. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.

9.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten drie stuks patronen en tien gripzakjes met verdovende middelen erin, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan soortgelijke misdrijven.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten twee sigarettenpeuken en een leeg pakje sigaretten, verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn door middel van het strafbare feit verkregen.

10.BENADEELDE PARTIJ

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.253,72. Dit bedrag bestaat uit € 253,72 materiële schade en € 7.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 16.200,83. Dit bedrag bestaat uit € 13.200,83 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schadepost ‘jas’ niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De politie heeft de officier van justitie laten weten dat de jas gevonden is en retour gaat naar [slachtoffer 1] . De jas zou niet beschadigd zijn. Het overig gevorderde (materiële en immateriële schade) dient geheel te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze schade kan worden gezien als rechtstreekse schade en is voldoende onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schadeposten ‘eigen risico’ en ‘overige medische kosten’ (en daarbij horende reiskosten) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Deze kostenposten betreffen toekomstige schadeposten. Het overig gevorderde (materiële en immateriële schade) dient geheel te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze schade kan worden gezien als rechtstreekse schade en is voldoende onderbouwd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze voor wat betreft de materiële schadepost ‘jas’ dient te worden afgewezen. Met betrekking tot de gevorderde reiskosten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 2.000,- en voor het overige de vordering af te wijzen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schadeposten ‘eigen risico’ en ‘overige medische kosten’ (en daarbij horende reiskosten) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij dient ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering voor wat betreft de materiële schadepost ‘verlies aan verdienvermogen’. Deze kostenpost is onvoldoende onderbouwd. Met betrekking tot de kosten van de psycholoog heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De gevorderde reiskosten voor de behandeling van de psycholoog kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,- en voor het overige de vordering af te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Materiële schade
De gevorderde reiskosten van € 93,72 worden toegewezen. Deze kosten zijn een rechtstreeks gevolg van het feit, voldoende onderbouwd en niet betwist.
Ten aanzien van de kostenpost ‘jas’ zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, gelet op de toelichting zoals die ter zitting is gegeven door de officier van justitie.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
Nu het slachtoffer fysiek letsel (tinnitus) heeft opgelopen door toedoen van verdachte heeft hij reeds op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek recht op schadevergoeding. Verder is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze (psychisch letsel), gelet op de hiervoor omschreven aard en ernst van de normschending, en de gevolgen daarvan. De benadeelde partij kampt met angstklachten, herbelevingen en slaapproblemen ten gevolge van het onder 1 tot en met 4 bewezen en strafbaar verklaarde. De gevorderde immateriële schadevergoeding valt daarom onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 5.000,-.
De rechtbank heeft daarbij gelet op beslissingen in soortgelijke zaken.
Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.093,72. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Wettelijke rente
Ten aanzien van de toegewezen schadevergoeding zal ook de wettelijke rente worden toegewezen. De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op de datum waarop de schade is geleden.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de materiële schadeposten ‘eigen risico’, ‘overige medische kosten’ (en daarbij horende reiskosten) en ‘verlies aan verdienvermogen’.
Met betrekking tot het eigen risico kan niet worden vastgesteld of dit al is opgemaakt of dat het mogelijke toekomstige schade betreft. Ten aanzien van de gevorderde overige medische kosten overweegt de rechtbank dat deze kosten mogelijk toekomstige schadeposten betreffen en dus niet voor toewijzing vatbaar zijn. Voor wat betreft het gevorderde verlies aan verdienvermogen is de rechtbank van oordeel dat deze materiële schadepost onvoldoende is onderbouwd.
De gevorderde kosten van de psycholoog van € 238,- worden toegewezen. Deze kosten zijn een rechtstreeks gevolg van het feit, voldoende onderbouwd en niet betwist. De reiskosten voor de behandeling van de eerste psycholoog van € 61,05 gelden als verplaatste schade en zijn toewijsbaar. De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de gevorderde reiskosten voor de behandeling bij de tweede psycholoog, vanaf mei 2025. Dit zijn toekomstige kosten.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
De benadeelde partij heeft rechtstreekse schade geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. Gelet op de hiervoor omschreven aard en ernst van de normschending, en de gevolgen daarvan, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een aantasting in de persoon. De gevorderde immateriële schadevergoeding valt daarom onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.500,-.
De rechtbank heeft daarbij gelet op beslissingen in soortgelijke zaken.
Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.799,05. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 27 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Wettelijke rente
Ten aanzien van de toegewezen schadevergoeding zal ook de wettelijke rente worden toegewezen. De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op de datum waarop de schade is geleden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 55, 57, 60a, 282, 285, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt daarbij een proeftijd van
  • als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd telefonisch meldt bij Reclassering Nederland via het telefoonnummer 088 804 1102. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de
reclassering. Indien de behandelaar dit nodig vindt, werkt verdachte mee aan diagnostiek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer 2] , geboren op [1992] in [geboorteplaats] (Colombia), en [slachtoffer 1] geboren op [1998] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
* zich niet bevindt in een straal van 100 meter van de [sportschool] aan het [adres] in
[plaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
* zich inspant voor het volgen van een opleiding of het vinden en behouden van betaald
werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft de reclassering de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van het contact- en locatieverbod;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Sigarettendoos (Omschrijving: PL0900-2024291281-G3404984; PEUK 1);
  • 1 STK Sigarettendoos (Omschrijving: PL0900-2024291281-G3404986; PEUK 2);
  • 1 STK Sigarettendoos (Omschrijving: PL0900-2024291281-3405238; Leeg pakje sigaretten, Rood, merk: Marlboro);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Patroon (Omschrijving: PL0900-2024291281-G3405049);
  • 1 STK Patroon (Omschrijving: PL0900-2024291281-G3405057 TWEE KNALPATRONEN INTAKT);
  • 10 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024291281-3405060; 10 gripzakjes);
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1] (t.a.v. de feiten 1 t/m 4)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag € 5.093,72 bestaande uit € 93,72 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente:
  • vanaf 14 september 2024 over een bedrag van € 5.000,-;
  • vanaf 16 september 2024 over een bedrag van € 46,86;
  • vanaf 31 oktober 2024 over een bedrag van € 46,86,
tot de dag van de algehele voldoening;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 5.093,72 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente:
  • vanaf 14 september 2024 over een bedrag van € 5.000,-;
  • vanaf 16 september 2024 over een bedrag van € 46,86;
  • vanaf 31 oktober 2024 over een bedrag van € 46,86,
tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 2] (t.a.v. feit 5)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.799,05 bestaande uit € 299,05 materiële schade en € 1.500,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente:
  • vanaf 14 september 2024 over een bedrag van € 1.500,-;
  • vanaf 27 maart 2025 over een bedrag van € 119,-;
  • vanaf 10 april 2025 over een bedrag van € 61,05;
  • vanaf 21 april 2025 over een bedrag van € 119,-,
tot de dag van de algehele voldoening;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.799,05 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente:
  • vanaf 14 september 2024 over een bedrag van € 1.500,-;
  • vanaf 27 maart 2025 over een bedrag van € 119,-;
  • vanaf 10 april 2025 over een bedrag van € 61,05;
  • vanaf 21 april 2025 over een bedrag van € 119,-,
  • tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 27 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van Esch, voorzitter, en mrs. A. Blanke en J.A. Koorevaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 mei 2025.
De oudste rechter is buiten staat het vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1hij op of omstreeks 14 september 2024 te Dronten, althans in Nederland,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor geweld en/of bedreiging met geweld[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een sigaret en/of een pakjesigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/ofeen derde toebehoorde(n),door- een schroevendraaier, althans een stalen pen, (dreigend) aan die [slachtoffer 1] tetonen en/of tegen de zij van die [slachtoffer 1] aan te drukken,- daarbij te zeggen: "je blijft bij mij. Als je dit niet doet steek ik je kanker dood",althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of,- te zeggen dat hij, verdachte een sigaret wilde van die [slachtoffer 1] ;( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2hij, op of omstreeks 14 september 2024 te Dronten, althans in Nederland,opzettelijk[slachtoffer 1]wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,door- een schroevendraaier, althans een stalen pen, (dreigend) aan die [slachtoffer 1] tetonen en/of tegen de zij van die [slachtoffer 1] aan te drukken,- daarbij te zeggen: "je blijft bij mij. Als je dit niet doet steek ik je kanker dood",althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,- te zeggen dat die [slachtoffer 1] niet weg mocht gaan, terwijl hij, verdachte eenvuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1]heeft getoond,- een vuurwapen , althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hetbovenbeen van die [slachtoffer 1] te richten en/of gericht te houden en/of de slede vanvoornoemd wapen naar achteren te trekken en/of- een schot te lossen terwijl voornoemd vuurwapen in de buurt was van het hoofdvan die [slachtoffer 1] ;( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3hij, op of omstreeks 14 september 2024 te Dronten, althans in Nederland,[slachtoffer 1] heeft bedreigdmet enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,door- een schroevendraaier, althans een stalen pen, (dreigend) aan die [slachtoffer 1] tetonen en/of tegen de zij van die [slachtoffer 1] aan te drukken,- daarbij te zeggen: "je blijft bij mij. Als je dit niet doet steek ik je kanker dood",althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,- te zeggen dat die [slachtoffer 1] niet weg mocht gaan, terwijl hij, verdachte eenvuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1]heeft getoond,- een vuurwapen , althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hetbovenbeen van die [slachtoffer 1] te richten en/of gericht te houden en/of de slede vanvoornoemd wapen naar achteren te trekken en/of- een schot te lossen terwijl voornoemd vuurwapen in de buurt was van het hoofdvan die [slachtoffer 1] ;( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4hij op of omstreeks 14 september 2024 te Dronten, althans in Nederland,[slachtoffer 1] heeft mishandeld doormet een vuurwapen een schot te lossen terwijl voornoemd vuurwapen in de buurtwas van het hoofd van die [slachtoffer 1] ;( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5hij op of omstreeks 14 september 2024 te Dronten, althans in Nederland,[slachtoffer 2] heeft bedreigdmet enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,door- een schroevendraaier (dreigend) aan die [slachtoffer 2] te tonen en/of- een vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp, (dreigend) aan die[slachtoffer 2] te tonen en/of door te laden en/of op die [slachtoffer 2]te richten en/of gericht te houden;( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
6hij, op of omstreeks 14 september 2024 te Dronten, althans in Nederland,een onderdeel van een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens enmunitie, te weten een patroonmagazijn voorhanden heeft gehad en/ofmunitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer(scherpe) patronen, kaliber 9mm P.A.K., merk Umarexvoorhanden heeft gehad;( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 september 2024, genummerd PL0900-2024291281, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 146 (proces-verbaal voorgeleiding), het proces-verbaal van dezelfde datum en zelfde PL-nummer, doorgenummerd pagina’s 147 t/m 159 en 116 t/m 123 (proces-verbaal raadkamer) en nog een proces-verbaal van dezelfde datum en met hetzelfde PL-nummer, pagina’s 124-152 (einddossier). Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 54 t/m 57.
3.Pagina 48.
4.Pagina’s 68 en 69.
5.Pagina’s 116 t/m 122.
6.Pagina’s 102 en 103.
7.Pagina’s 137 t/m 141.