4.3Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de feiten en omstandigheden die in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair tenlastegelegde, in die zin dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] is overleden. De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Dat betekent dat de rechtbank de lichtste vorm van schuld bewezen acht.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Bewijsmiddelen
Het
proces-verbaal aanrijding misdrijfvan 13 oktober 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Locatie ongeval
Datum: 1 maart 2024
Locatienaam: A27
Plaats: Almere
Verdachte
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [voornamen]
Dodelijk slachtoffer
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [voornamen]
Het
forensisch onderzoek plaats delictvan 28 september 2024, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Interpretatie van het onderzoek
Op rijstrook 2 heeft een aanrijding (aanrijding 1) plaatsgevonden waarbij de personenauto met de voorzijde tegen de achterzijde van bedrijfsauto 1 is gebotst. Hierdoor werd er door de personenauto een crash-shutdown gestart en de airbags geactiveerd. Bij een dergelijke crash-shutdown wordt onder andere de brandstofpomp uitgeschakeld en de alarmverlichting ingeschakeld.
Op het moment dat aanrijding 1 plaatsvond, bevond bedrijfsauto 2, een trekker oplegger combinatie, zich op ongeveer 2168 meter voor het punt van het verkeersongeval. Bij ongehinderd zicht was de alarmverlichting van de personenauto te zien op een afstand van minimaal 2267 meter. Hoewel de personenauto al eerder zichtbaar was heeft de bestuurder van bedrijfsauto 2 op ongeveer 1 seconde voor de aanrijding de remming ingezet.
Uit de tachograafdata van bedrijfsauto 2 blijkt dat er een constante snelheid van 89 km/u geregistreerd wordt. Vanaf 21:17:37 uur is een snelheidsafname tot uiteindelijk stilstand te zien.
Het
proces-verbaal forensisch voertuigenonderzoekvan 26 september 2024, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Opgeslagen storingscodes op en kort na 1 maart 2024 te 21:16 uur en 9 seconden
Fault Found:
5595 - Crash Shut-Down Activated
Freeze Frame:
Fault Priority: 6
Fault Frequency: 1
Date: 2024.03.01
Time: 21:16:09
934148 - No Communications with Rain/Light Sensor
Freeze Frame:
Fault Priority: 2
Fault Frequency: 1
Date: 2024.03.01
Time: 21:16:09
Terminal 15 status: On
Terminal 50 status: OFF
Status Bremslichtschalter (HW): On
Status Bremslichtschalter (CAN): On
Opgeslagen storingscodes op en kort na 1 maart 2024 te 21:17 uur en 38 seconden
14858 - Bulb for Right Brake Lamp / Tail Lamp
Confirmed - Tested Since Memory Clear
Freeze Frame:
Fault Priority: 1
Fault Frequency: 1
Date: 2024.03.01
Time: 21:17:38
Alarmverlichting na eerste botsing
Validatieproeven automatisch inschakelen alarmverlichting
Met behulp van verschillende scenario’s werd door mij onderzocht of een nieuw gegenereerde storing in het elektronische circuit van de schakelaar van de alarmlichten, ervoor zou kunnen zorgen dat de alarmlichten, die door een botsing automatisch geactiveerde waren, uit zouden schakelen.
De volgende scenario’s zijn, door middel van proeven, onderzocht:
- aanbrengen van een schakelbare weerstand in het elektronisch circuit van de schakelaar van de alarmlichten, waardoor de spanning in het circuit omlaag kon worden gebracht;
- veroorzaken van een volledige onderbreking in het elektronische circuit van de schakelaar van de alarmlichten;
- genereren van een te hoge spanning in het elektronische circuit van de schakelaar van de
alarmlichten.
Ik zag dat, bij de voornoemde proeven, de ingeschakelde alarmverlichting niet uitging als gevolg van een gebeurtenis zoals beschreven in de drie scenario’s.
Opgeslagen storingscodes op en kort na 1 maart 2024 te 21:17 uur en 38 seconden
Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat de alarmlichten van de Seat, als gevolg van de eerste botsing, automatisch ingeschakeld zijn. Het is zeer aannemelijk dat de alarmlichten ook nog ingeschakeld waren op het moment dat de tweede botsing plaats heeft gevonden.
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [getuige 1] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
V: Had deze auto verlichting aan?
A: De auto had alarmverlichting aan. De normale verlichting weet ik niet. Ik weet de
alarmverlichting nog duidelijk. Ik zag namelijk bij het naderen op rechts twee voertuigen
met alarmverlichting staan. Het rechtervoertuig was een vrachtwagen. Ik zag dat deze vrachtwagen zijn verlichting aan had omdat de hoger gelegen verlichting ook brandde. De alarmverlichting zag ik op het moment nadat de A27 van drie naar twee rijstroken gaat. Kort hierna zag ik op de linker- en rechterrijstrook alarmverlichting aan gaan.
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [getuige 2] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ineens hoorde ik een knal. Ik keek in mijn linker spiegel. Ik zag dat een personenauto stil stond naast de vluchtstrook. Op dat moment ben ik direct naar de vluchtstrook gegaan en heb ik daar de vrachtwagen tot stilstand gebracht. Ik heb toen direct mijn gevarenlichten aangezet.
Het
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de logging van de Unified logs was te zien dat tijdens deze reizende beweging op het toestel om 21:12 (UTC+1) uur, 21:13 (UTC+1) uur en 21:16 (UTC+1) uur de telefoon werd biometrisch ontgrendeld en er (fysieke) aanrakingen en het indrukken van de drukknop werden geregistreerd.
Uit bovenstaand onderzoek bleek kennelijk dat voor en/of tijdens het ongeval verschillende gebruikershandelingen op het toestel werden geregistreerd en verschillende apps in beeld kwamen.
Overzicht van de aanrakingen beeldscherm (unified logs)
2024-03-01 21:12:33 Aanraking van het scherm; app in beeld: MobileSafari
2024-03-01 21:12:35 Telefoon is niet vergrendeld (unlocked)
2024-03-01 21:12:37 Aanraking van het scherm; app in beeld: Kik
2024-03-01 21:12:38 Telefoon is niet vergrendeld (unlocked)
2024-03-01 21:13:05 Aanraking van het scherm; app in beeld: Facebook
2024-03-01 21:16:33 Telefoon is vergrendeld (locked)
2024-03-01 21:16:33 Er is een gezicht in beeld
2024-03-01 21:16:33 Telefoon is ontgrendeld (unlocked)
2024-03-01 21:16:35 Telefoon is niet vergrendeld (unlocked)
In het
schouwverslag betreffende [slachtoffer]van 2 maart, is het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
Meneer is omgekomen ten gevolge van letsel dat hij opliep toen een truck met oplegger hem aanreed op de vluchtstrook van de A27.
Uit de
akte van overlijdenvolgt dat [slachtoffer] op 1 maart 2024 is overleden.
Bewijsoverweging
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van het dossier en wat is besproken op de zitting uit van het volgende.
Op 1 maart 2024 om 21:17:39 uur heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de A27 in Almere. Bij dit verkeersongeval waren verdachte, als bestuurder van een vrachtwagen, en [slachtoffer] , als bestuurder van een personenauto, betrokken (hierna: ongeval 2). Vlak voor het ongeval tussen verdachte en [slachtoffer] heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de personenauto van [slachtoffer] en een andere vrachtwagen (hierna: ongeval 1). Dit was om 21:16:09 uur, dus anderhalve minuut eerder. De vrachtwagen die bij ongeval 1 betrokken was, kwam iets verderop op de vluchtstrook van de A27 tot stilstand en de personenauto van [slachtoffer] kwam door deze botsing tot stilstand op de rechter rijstrook van de A27. Direct na de aanrijding heeft de chauffeuse van de vrachtwagen de alarmverlichting van de vrachtwagen aangezet. De alarmverlichting van de personenauto van [slachtoffer] is ten gevolge van de aanrijding automatisch aangesprongen. Na deze aanrijding is [slachtoffer] uit zijn auto gestapt en ging hij aan de bijrijderszijde van zijn voertuig staan. Na ongeval 1 kwam verdachte aanrijden met zijn vrachtwagen. Ongeveer één seconde voor de aanrijding heeft verdachte de remming ingezet. Hij week op het laatste moment uit naar rechts en daarbij reed hij [slachtoffer] aan. [slachtoffer] is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden.
De rechtbank gaat ervan uit dat na ongeval 1 de alarmverlichting aan stond van zowel de bij de eerste aanrijding betrokken vrachtwagen als van de personenauto van [slachtoffer] . Uit het forensisch voertuigenonderzoek blijkt dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat de alarmlichten van de personenauto, als gevolg van ongeval 1, automatisch waren ingeschakeld. Het is zeer aannemelijk dat de alarmlichten ook nog ingeschakeld waren op het moment dat ongeval 2 tussen verdachte en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Daarbij komt dat getuige [getuige 1] heeft gezien dat de alarmverlichting van de personenauto en de vrachtwagen aanstonden. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] , de vrachtwagenchauffeuse die was betrokken bij het eerste ongeval, verklaard dat zij meteen na de aanrijding naar de vluchtstrook is gegaan en de alarmverlichting heeft aangezet.
Volgens de raadsman blijkt uit het dossier dat de alarmlichten van de auto van [slachtoffer] pas zijn aangegaan na ongeval 2. De raadsman verwijst in dit verband naar pagina 78 van het dossier waar staat dat verschillende lampen aan de achterzijde van de personenauto na het tweede ongeval zijn gedeactiveerd, maar de alarmlichten worden hier niet genoemd. De conclusie van de experts is dat het uitvallen van een deel van de achterverlichting een logisch gevolg is van ongeval 2, waarbij onder meer de rechterachterzijde van de personenauto werd geraakt. Enige conclusie met betrekking tot het al dan niet aanstaan van de alarmverlichting vóór ongeval 2 kan hieruit niet worden getrokken. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de conclusies van voornoemd forensisch voertuigenonderzoek terzijde te stellen.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte tijdens het rijden veelvuldig gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon. Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt dat hij ook vlak voor ongeval 2 nog gebruikershandelingen op zijn telefoon heeft verricht. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte daarbij zijn telefoon in zijn handen had.
Mate van schuld
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of dit verkeersongeval te wijten is aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet daarbij worden gekeken naar het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het juridische begrip ‘schuld’ in de zin van artikel 6 WVW houdt in dat voor strafbaarheid (minimaal) sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van onvoorzichtig of onoplettend handelen. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van de gedragingen worden afgeleid.
De rechtbank is – gelet op voornoemde bewijsmiddelen – van oordeel dat verdachte gedurende te lange tijd zijn aandacht niet op de weg heeft gehouden. Dat wordt als volgt toegelicht.
Ongeval 1 vindt plaats om 21:16:09 uur. Op dat moment wordt de crash shut-down van de Seat geactiveerd en springen de alarmlichten aan. Even later zet ook de bij ongeval 1 betrokken vrachtwagen de alarmlichten aan. Te zien is verder dat verdachte om 21:16:33 zijn telefoon ontgrendelt. Waarschijnlijk om Google Maps te openen.Om 21:16:54 ontvangt verdachte een WhatsApp-bericht. Dat bericht opent hij op dat moment niet.Verdachte blijft rijden met een constante snelheid van 89 kilometer per uur. Slechts één seconde voor het raken van de stilstaande personenauto van [slachtoffer] zet verdachte de remming in. Dat is om 21:17:37 uur. Er zit dus 1 minuut en 28 seconden tussen ongeval 1 en het moment waarop verdachte zijn remming inzet.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verdachte gedurende 1 minuut en 28 seconden niet in de gaten heeft gehad dat ongeval 1 had plaatsgevonden, althans hij heeft geen enkele actie ondernomen om te voorkomen dat hij ook zou botsen. Hiervoor is geen andere verklaring mogelijk dan dat verdachte al die tijd onvoldoende aandacht heeft gehad voor de weg en zijn medeweggebruikers. Uit het dossier blijkt immers ook dat de alarmverlichting van de personenauto van [slachtoffer] op een afstand van 2267 meter zichtbaar had moeten zijn voor verdachte. Verdachte heeft verklaard geen alarmverlichting gezien te hebben. Door aldus te handelen heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat verdachte een ervaren beroepschauffeur is met een vrachtwagenrijbewijs. Hij bestuurde op de dag van het ongeval een trekker met oplegger. Gelet hierop had verdachte een extra verantwoordelijkheid, omdat hij een langere remweg heeft dan een normale personenauto. Daarnaast lopen bij een botsing door een dergelijk zwaar voertuig andere verkeersdeelnemers een groter gevaar dan bij een botsing door een personenauto.
Of verdachte afgeleid was door zijn telefoon is niet met zekerheid vast te stellen. Vast staat wel dat verdachte tussen ongeval 1 en ongeval 2 nog actief is geweest op zijn telefoon.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat sprake was van roekeloosheid. De rechtbank ziet dat anders. De conclusie van de officier van justitie dat sprake was van roekeloosheid is in de kern gebaseerd op het argument dat verdachte zijn telefoon in zijn handen had. Op basis van het dossier kan echter niet worden bewezen dat verdachte tijdens of vlak voor het ongeval een mobiele telefoon heeft vastgehouden. De rechtbank heeft wel vastgesteld dat verdachte tijdens het rijden veelvuldig op zijn telefoon heeft gezeten, maar tussen het laatst aantoonbare telefoongebruik om 21:16:35 uur en het ongeval om 21:17:39 uur zit ongeveer een minuut. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte in die periode zijn telefoon vasthield en evenmin dat dit direct zou hebben bijgedragen aan het ongeval.
De rechtbank kwalificeert het gedrag van verdachte daarom als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend waardoor het verkeersongeval aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 WVW is te wijten.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van hetgeen hem primair onder het tweede gedachtestreepje is ten laste gelegd. Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft vastgehouden.