ECLI:NL:RBMNE:2025:2634

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
16.325566.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door onoplettend rijgedrag met dodelijke afloop

Op 1 maart 2024 vond er een dodelijk verkeersongeval plaats op de Rijksweg A27 in Almere, waarbij de verdachte, als bestuurder van een vrachtwagen, betrokken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is. De verdachte heeft tijdens het rijden zijn aandacht niet op de weg gehouden, wat resulteerde in een aanrijding met een stilstaande personenauto, bestuurd door het slachtoffer, die als gevolg van de aanrijding is overleden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos en onoplettend rijgedrag. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 240 uur opgelegd, evenals een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en heeft blijk gegeven van inzicht in de gevolgen van zijn handelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.325566.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Lanning-Stein en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. P.R. Logemann, advocaat te Leeuwarden, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair
op 1 maart 2024 in Almere als bestuurder van een motorrijtuig op de Rijksweg A27 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] is komen te overlijden,
subsidiair
op 1 maart 2024 in Almere als bestuurder van een motorrijtuig gevaar of hinder op de Rijksweg A27 heeft veroorzaakt.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, of de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, of de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Het handelen van verdachte is aan te merken als
roekeloos, de zwaarste vorm van schuld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de feiten en omstandigheden die in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair tenlastegelegde, in die zin dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] is overleden. De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Dat betekent dat de rechtbank de lichtste vorm van schuld bewezen acht.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Bewijsmiddelen [1]
Het
proces-verbaal aanrijding misdrijfvan 13 oktober 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Locatie ongeval
Datum: 1 maart 2024
Locatienaam: A27
Plaats: Almere
Verdachte
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [voornamen]
Dodelijk slachtoffer
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [voornamen] [2]
Het
forensisch onderzoek plaats delictvan 28 september 2024, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Interpretatie van het onderzoek
Op rijstrook 2 heeft een aanrijding (aanrijding 1) plaatsgevonden waarbij de personenauto met de voorzijde tegen de achterzijde van bedrijfsauto 1 is gebotst. Hierdoor werd er door de personenauto een crash-shutdown gestart en de airbags geactiveerd. Bij een dergelijke crash-shutdown wordt onder andere de brandstofpomp uitgeschakeld en de alarmverlichting ingeschakeld.
Op het moment dat aanrijding 1 plaatsvond, bevond bedrijfsauto 2, een trekker oplegger combinatie, zich op ongeveer 2168 meter voor het punt van het verkeersongeval. Bij ongehinderd zicht was de alarmverlichting van de personenauto te zien op een afstand van minimaal 2267 meter. Hoewel de personenauto al eerder zichtbaar was heeft de bestuurder van bedrijfsauto 2 op ongeveer 1 seconde voor de aanrijding de remming ingezet. [3]
Uit de tachograafdata van bedrijfsauto 2 blijkt dat er een constante snelheid van 89 km/u geregistreerd wordt. Vanaf 21:17:37 uur is een snelheidsafname tot uiteindelijk stilstand te zien. [4]
Het
proces-verbaal forensisch voertuigenonderzoekvan 26 september 2024, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Opgeslagen storingscodes op en kort na 1 maart 2024 te 21:16 uur en 9 seconden
Fault Found:
5595 - Crash Shut-Down Activated
Freeze Frame:
Fault Priority: 6
Fault Frequency: 1
Date: 2024.03.01
Time: 21:16:09
934148 - No Communications with Rain/Light Sensor
Freeze Frame:
Fault Priority: 2
Fault Frequency: 1
Date: 2024.03.01
Time: 21:16:09
Terminal 15 status: On
Terminal 50 status: OFF
Status Bremslichtschalter (HW): On
Status Bremslichtschalter (CAN): On
Opgeslagen storingscodes op en kort na 1 maart 2024 te 21:17 uur en 38 seconden
14858 - Bulb for Right Brake Lamp / Tail Lamp
Confirmed - Tested Since Memory Clear
Freeze Frame:
Fault Priority: 1
Fault Frequency: 1
Date: 2024.03.01
Time: 21:17:38
Alarmverlichting na eerste botsing
Validatieproeven automatisch inschakelen alarmverlichting
Met behulp van verschillende scenario’s werd door mij onderzocht of een nieuw gegenereerde storing in het elektronische circuit van de schakelaar van de alarmlichten, ervoor zou kunnen zorgen dat de alarmlichten, die door een botsing automatisch geactiveerde waren, uit zouden schakelen.
De volgende scenario’s zijn, door middel van proeven, onderzocht:
  • aanbrengen van een schakelbare weerstand in het elektronisch circuit van de schakelaar van de alarmlichten, waardoor de spanning in het circuit omlaag kon worden gebracht;
  • veroorzaken van een volledige onderbreking in het elektronische circuit van de schakelaar van de alarmlichten;
  • genereren van een te hoge spanning in het elektronische circuit van de schakelaar van de
alarmlichten.
Ik zag dat, bij de voornoemde proeven, de ingeschakelde alarmverlichting niet uitging als gevolg van een gebeurtenis zoals beschreven in de drie scenario’s.
Opgeslagen storingscodes op en kort na 1 maart 2024 te 21:17 uur en 38 seconden
Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat de alarmlichten van de Seat, als gevolg van de eerste botsing, automatisch ingeschakeld zijn. Het is zeer aannemelijk dat de alarmlichten ook nog ingeschakeld waren op het moment dat de tweede botsing plaats heeft gevonden. [5]
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [getuige 1] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
V: Had deze auto verlichting aan?
A: De auto had alarmverlichting aan. De normale verlichting weet ik niet. Ik weet de
alarmverlichting nog duidelijk. Ik zag namelijk bij het naderen op rechts twee voertuigen
met alarmverlichting staan. Het rechtervoertuig was een vrachtwagen. Ik zag dat deze vrachtwagen zijn verlichting aan had omdat de hoger gelegen verlichting ook brandde. De alarmverlichting zag ik op het moment nadat de A27 van drie naar twee rijstroken gaat. Kort hierna zag ik op de linker- en rechterrijstrook alarmverlichting aan gaan. [6]
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [getuige 2] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ineens hoorde ik een knal. Ik keek in mijn linker spiegel. Ik zag dat een personenauto stil stond naast de vluchtstrook. Op dat moment ben ik direct naar de vluchtstrook gegaan en heb ik daar de vrachtwagen tot stilstand gebracht. Ik heb toen direct mijn gevarenlichten aangezet. [7]
Het
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de logging van de Unified logs was te zien dat tijdens deze reizende beweging op het toestel om 21:12 (UTC+1) uur, 21:13 (UTC+1) uur en 21:16 (UTC+1) uur de telefoon werd biometrisch ontgrendeld en er (fysieke) aanrakingen en het indrukken van de drukknop werden geregistreerd.
Uit bovenstaand onderzoek bleek kennelijk dat voor en/of tijdens het ongeval verschillende gebruikershandelingen op het toestel werden geregistreerd en verschillende apps in beeld kwamen.
Overzicht van de aanrakingen beeldscherm (unified logs)
2024-03-01 21:12:33 Aanraking van het scherm; app in beeld: MobileSafari
2024-03-01 21:12:35 Telefoon is niet vergrendeld (unlocked)
2024-03-01 21:12:37 Aanraking van het scherm; app in beeld: Kik
2024-03-01 21:12:38 Telefoon is niet vergrendeld (unlocked)
2024-03-01 21:13:05 Aanraking van het scherm; app in beeld: Facebook
2024-03-01 21:16:33 Telefoon is vergrendeld (locked)
2024-03-01 21:16:33 Er is een gezicht in beeld
2024-03-01 21:16:33 Telefoon is ontgrendeld (unlocked)
2024-03-01 21:16:35 Telefoon is niet vergrendeld (unlocked) [8]
In het
schouwverslag betreffende [slachtoffer]van 2 maart, is het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
Meneer is omgekomen ten gevolge van letsel dat hij opliep toen een truck met oplegger hem aanreed op de vluchtstrook van de A27. [9]
Uit de
akte van overlijdenvolgt dat [slachtoffer] op 1 maart 2024 is overleden. [10]
Bewijsoverweging
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van het dossier en wat is besproken op de zitting uit van het volgende.
Op 1 maart 2024 om 21:17:39 uur heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de A27 in Almere. Bij dit verkeersongeval waren verdachte, als bestuurder van een vrachtwagen, en [slachtoffer] , als bestuurder van een personenauto, betrokken (hierna: ongeval 2). Vlak voor het ongeval tussen verdachte en [slachtoffer] heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de personenauto van [slachtoffer] en een andere vrachtwagen (hierna: ongeval 1). Dit was om 21:16:09 uur, dus anderhalve minuut eerder. De vrachtwagen die bij ongeval 1 betrokken was, kwam iets verderop op de vluchtstrook van de A27 tot stilstand en de personenauto van [slachtoffer] kwam door deze botsing tot stilstand op de rechter rijstrook van de A27. Direct na de aanrijding heeft de chauffeuse van de vrachtwagen de alarmverlichting van de vrachtwagen aangezet. De alarmverlichting van de personenauto van [slachtoffer] is ten gevolge van de aanrijding automatisch aangesprongen. Na deze aanrijding is [slachtoffer] uit zijn auto gestapt en ging hij aan de bijrijderszijde van zijn voertuig staan. Na ongeval 1 kwam verdachte aanrijden met zijn vrachtwagen. Ongeveer één seconde voor de aanrijding heeft verdachte de remming ingezet. Hij week op het laatste moment uit naar rechts en daarbij reed hij [slachtoffer] aan. [slachtoffer] is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden.
De rechtbank gaat ervan uit dat na ongeval 1 de alarmverlichting aan stond van zowel de bij de eerste aanrijding betrokken vrachtwagen als van de personenauto van [slachtoffer] . Uit het forensisch voertuigenonderzoek blijkt dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat de alarmlichten van de personenauto, als gevolg van ongeval 1, automatisch waren ingeschakeld. Het is zeer aannemelijk dat de alarmlichten ook nog ingeschakeld waren op het moment dat ongeval 2 tussen verdachte en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Daarbij komt dat getuige [getuige 1] heeft gezien dat de alarmverlichting van de personenauto en de vrachtwagen aanstonden. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] , de vrachtwagenchauffeuse die was betrokken bij het eerste ongeval, verklaard dat zij meteen na de aanrijding naar de vluchtstrook is gegaan en de alarmverlichting heeft aangezet.
Volgens de raadsman blijkt uit het dossier dat de alarmlichten van de auto van [slachtoffer] pas zijn aangegaan na ongeval 2. De raadsman verwijst in dit verband naar pagina 78 van het dossier waar staat dat verschillende lampen aan de achterzijde van de personenauto na het tweede ongeval zijn gedeactiveerd, maar de alarmlichten worden hier niet genoemd. De conclusie van de experts is dat het uitvallen van een deel van de achterverlichting een logisch gevolg is van ongeval 2, waarbij onder meer de rechterachterzijde van de personenauto werd geraakt. Enige conclusie met betrekking tot het al dan niet aanstaan van de alarmverlichting vóór ongeval 2 kan hieruit niet worden getrokken. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de conclusies van voornoemd forensisch voertuigenonderzoek terzijde te stellen.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte tijdens het rijden veelvuldig gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon. Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt dat hij ook vlak voor ongeval 2 nog gebruikershandelingen op zijn telefoon heeft verricht. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte daarbij zijn telefoon in zijn handen had.
Mate van schuld
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of dit verkeersongeval te wijten is aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet daarbij worden gekeken naar het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het juridische begrip ‘schuld’ in de zin van artikel 6 WVW houdt in dat voor strafbaarheid (minimaal) sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van onvoorzichtig of onoplettend handelen. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van de gedragingen worden afgeleid.
De rechtbank is – gelet op voornoemde bewijsmiddelen – van oordeel dat verdachte gedurende te lange tijd zijn aandacht niet op de weg heeft gehouden. Dat wordt als volgt toegelicht.
Ongeval 1 vindt plaats om 21:16:09 uur. Op dat moment wordt de crash shut-down van de Seat geactiveerd en springen de alarmlichten aan. Even later zet ook de bij ongeval 1 betrokken vrachtwagen de alarmlichten aan. Te zien is verder dat verdachte om 21:16:33 zijn telefoon ontgrendelt. Waarschijnlijk om Google Maps te openen. [11] Om 21:16:54 ontvangt verdachte een WhatsApp-bericht. Dat bericht opent hij op dat moment niet. [12] Verdachte blijft rijden met een constante snelheid van 89 kilometer per uur. Slechts één seconde voor het raken van de stilstaande personenauto van [slachtoffer] zet verdachte de remming in. Dat is om 21:17:37 uur. Er zit dus 1 minuut en 28 seconden tussen ongeval 1 en het moment waarop verdachte zijn remming inzet.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verdachte gedurende 1 minuut en 28 seconden niet in de gaten heeft gehad dat ongeval 1 had plaatsgevonden, althans hij heeft geen enkele actie ondernomen om te voorkomen dat hij ook zou botsen. Hiervoor is geen andere verklaring mogelijk dan dat verdachte al die tijd onvoldoende aandacht heeft gehad voor de weg en zijn medeweggebruikers. Uit het dossier blijkt immers ook dat de alarmverlichting van de personenauto van [slachtoffer] op een afstand van 2267 meter zichtbaar had moeten zijn voor verdachte. Verdachte heeft verklaard geen alarmverlichting gezien te hebben. Door aldus te handelen heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat verdachte een ervaren beroepschauffeur is met een vrachtwagenrijbewijs. Hij bestuurde op de dag van het ongeval een trekker met oplegger. Gelet hierop had verdachte een extra verantwoordelijkheid, omdat hij een langere remweg heeft dan een normale personenauto. Daarnaast lopen bij een botsing door een dergelijk zwaar voertuig andere verkeersdeelnemers een groter gevaar dan bij een botsing door een personenauto.
Of verdachte afgeleid was door zijn telefoon is niet met zekerheid vast te stellen. Vast staat wel dat verdachte tussen ongeval 1 en ongeval 2 nog actief is geweest op zijn telefoon.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat sprake was van roekeloosheid. De rechtbank ziet dat anders. De conclusie van de officier van justitie dat sprake was van roekeloosheid is in de kern gebaseerd op het argument dat verdachte zijn telefoon in zijn handen had. Op basis van het dossier kan echter niet worden bewezen dat verdachte tijdens of vlak voor het ongeval een mobiele telefoon heeft vastgehouden. De rechtbank heeft wel vastgesteld dat verdachte tijdens het rijden veelvuldig op zijn telefoon heeft gezeten, maar tussen het laatst aantoonbare telefoongebruik om 21:16:35 uur en het ongeval om 21:17:39 uur zit ongeveer een minuut. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte in die periode zijn telefoon vasthield en evenmin dat dit direct zou hebben bijgedragen aan het ongeval.
De rechtbank kwalificeert het gedrag van verdachte daarom als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend waardoor het verkeersongeval aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 WVW is te wijten.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van hetgeen hem primair onder het tweede gedachtestreepje is ten laste gelegd. Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft vastgehouden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij,opof omstreeks1 maart 2024, te Almere, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A27, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doorroekeloos, in elk geval zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig en/ofonoplettend,
- terwijl op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan en/of vluchtstrook van die A27 zicheen of meerstilstaande voertuigen (met ingeschakelde alarmverlichting) bevonden (doordat deze voertuigen kort daarvoor met elkaar in aanrijding en/of botsing waren gekomen) en/of
- tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig zijn mobiele telefoon vast te houden en/of een of meerdere gebruikershandeling(en) op zijn mobiele telefoon te verrichten en/of
- zich (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem, verdachte, gelegen gedeelte van die weg/rijbaan en/of het overige verkeer op dat weggedeelte te letten en/of blijven letten, althans niet, althans in onvoldoende mate, acht te slaan op de auto van [slachtoffer] die stilstond op de (rechter)rijstrook van die A27en buiten welke auto die [slachtoffer] zich op de (rechter)rijstrook van die A27 bevond en/of
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg/rijbaan kon overzien en deze vrij was, waardoor verdachte vervolgens tegen de stilstaande auto van die [slachtoffer] en/oftegen [slachtoffer] is aangereden en/of gebotst,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaren gevorderd, waarvan twee jaren voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de door de officier van justitie geëiste straf te hoog is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft een dodelijk verkeersongeval veroorzaakt door onoplettend rijgedrag. Zeker van verdachte als professioneel vrachtwagenchauffeur had in de gegeven situatie grotere oplettendheid en voorzichtigheid mogen worden verwacht. Dit heeft dramatische gevolgen gehad voor [slachtoffer] , en groot onherstelbaar leed veroorzaakt voor zijn nabestaanden en naasten. Zij zullen moeten leven met het verlies van hun dierbare. Dit gemis is door de moeder en zus van [slachtoffer] op indringende wijze verwoord tijdens het voorlezen van hun slachtofferverklaringen ter terechtzitting.
Persoon van verdachte
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 februari 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld. De rechtbank houdt er rekening mee dat uit het strafblad van verdachte niet blijkt dat hij sinds het ongeval van 1 maart 2024 strafbare feiten heeft gepleegd in het verkeer.
Verdachte heeft ter zitting laten blijken zich bewust te zijn van de enorme gevolgen van het verkeersongeval. Ook heeft hij zijn excuses gemaakt aan de nabestaanden. Het ongeval heeft ook veel impact op verdachte gehad. Hij heeft EMDR-therapie gevolgd om het opgelopen trauma te verwerken.
Op te leggen straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf is aansluiting gezocht bij straffen die voor soortgelijke gevallen worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting. De LOVS-oriëntatiepunten vermelden voor overtreding van artikel 6 WVW, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer is overleden een taakstraf van 240 uren en een rijontzegging van een jaar.
Ten aanzien van de taakstraf ziet de rechtbank geen redenen om af te wijken van het oriëntatiepunt. Ten aanzien van de rijontzegging ligt dat anders. De rijontzegging zal geheel in voorwaardelijke vorm worden opgelegd gezien het feit dat verdachte beroepschauffeur is en hij zijn rijbewijs daarvoor nodig heeft. De voorwaardelijke straf strekt er mede toe verdachte ervan te doordringen in de toekomst de grootst mogelijke voorzichtigheid in het verkeer in acht te nemen.
De straf is lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank niet uitgaat van roekeloosheid maar van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
De rechtbank realiseert zich dat deze straf voor de nabestaanden vermoedelijk als laag zal aanvoelen. Daarbij is van belang dat de straf ziet op het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt en dat dit los staat van de zeer ernstige gevolgen daarvan. De rechtbank begrijpt dat geen enkele strafoplegging voor de door verdachte gemaakte verkeersovertreding kan opwegen tegen het leed van de nabestaanden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
  • ontzegtverdachte
    de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
  • bepaalt dat de ontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt daarbij een
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. S.C. Hagedoorn en B.F. Hammerle, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 mei 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair:
hij, op of omstreeks 1 maart 2024, te Almere, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A27, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan en/of vluchtstrook van die A27 zich een of meer stilstaand(e) voertuig(en) (met ingeschakelde alarmverlichting) bevond(en) (doordat deze voertuigen kort daarvoor met elkaar in aanrijding en/of botsing waren gekomen) en/of
- tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig zijn mobiele telefoon vast te houden en/of een of meerdere gebruikershandeling(en) op zijn mobiele telefoon te verrichten en/of
- zich (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem, verdachte, gelegen gedeelte van die weg/rijbaan en/of het overige verkeer op dat weggedeelte te letten en/of blijven letten, althans niet, althans in onvoldoende mate, acht te slaan op de auto van [slachtoffer] die stilstond op de (rechter)rijstrook van die A27 en/of buiten welke auto die [slachtoffer] zich op de (rechter)rijstrook van die A27 bevond en/of
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg/rijbaan kon overzien en deze vrij was, waardoor verdachte vervolgens tegen de stilstaande auto van die [slachtoffer] en/of tegen [slachtoffer] is aangereden en/of gebotst,

waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;

subsidiair:
hij, op of omstreeks 1 maart 2024, te Almere, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A27,
- terwijl op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan en/of vluchtstrook van die A27 zich een of meer stilstaand(e) voertuig(en) (met ingeschakelde alarmverlichting) bevond(en) (doordat deze voertuigen kort daarvoor met elkaar in aanrijding en/of botsing waren gekomen) en/of
- tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig zijn mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of een of meerdere gebruikershandeling(en) op zijn mobiele telefoon heeft verricht en/of
- zich (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem, verdachte, gelegen gedeelte van die weg/rijbaan en/of het overige verkeer op dat weggedeelte heeft gelet en/of is blijven letten, althans niet, althans in onvoldoende mate, acht heeft geslagen op de auto van [slachtoffer] die stilstond op de (rechter)rijstrook van die A27 en/of buiten welke auto die [slachtoffer] zich op de (rechter)rijstrook van die A27 bevond en/of
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg/rijbaan kon overzien en deze vrij was, waardoor verdachte vervolgens tegen de stilstaande auto van die [slachtoffer] en/of tegen [slachtoffer] is aangereden en/of gebotst,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 oktober 2024, genummerd PL0900-2024066744, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 183. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 5 t/m 8.
3.Pagina 55.
4.Pagina 49.
5.Pagina’s 74 t/m 82.
6.Pagina 134.
7.Pagina 127.
8.Pagina 172 en 176.
9.Pagina 89.
10.Pagina 124.
11.Pagina 167.
12.Pagina’s 167 en 168.