In deze zaak vordert eiser, handelende onder de naam [handelsnaam], dat de kantonrechter de huurovereenkomst met gedaagde ontbindt en gedaagde veroordeelt tot ontruiming van het gehuurde. Eiser stelt dat gedaagde sinds medio 2019 een onzelfstandige woonruimte huurt en dat er een huurachterstand is ontstaan van € 1.550,00, waarvan een deel betrekking heeft op een huurverhoging die gedaagde nooit heeft betaald. Eiser voert aan dat gedaagde zich intimiderend gedraagt en zich niet aan de regels houdt, wat volgens hem de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
Gedaagde betwist de huurachterstand en stelt dat de huurverhoging niet geldig is omdat er geen schriftelijke huurovereenkomst voor onbepaalde tijd is verstrekt, wat een voorwaarde was voor de huurverhoging. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser grotendeels afgewezen. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 150,00 aan achterstallige huur en € 60,00 aan buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelt dat de huurachterstand van € 150,00 te gering is om de huurovereenkomst te ontbinden. Eiser moet de proceskosten betalen, omdat hij voor het grootste deel in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 4 juni 2025.