ECLI:NL:RBMNE:2025:2637

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
589922
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 15 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2011. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling voor een jaar te verlengen, beoordeeld. De moeder van de minderjarige was aanwezig bij de zitting, terwijl de vader niet verscheen, ondanks dat hij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die deels bij de moeder en deels in een jeugdhulpaccommodatie verblijft, vooruitgang heeft geboekt in haar ontwikkeling. De relatie met de moeder is verbeterd en het aantal politiemeldingen is afgenomen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden, omdat de hulpverlening nog steeds noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat de gemeente Lelystad moet zorgen voor passende hulpverlening, aangezien de huidige hulpverlening niet meer gefinancierd wordt. De moeder stemde in met de verlenging van de ondertoezichtstelling, en de kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/589922 / JL RK 25-165
Datum uitspraak: 15 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
gevestigd te Almere, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 maart 2025, mee in de beoordeling:
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- [A] , namens van de GI.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft deels bij moeder en deels in een accommodatie van de jeugdhulpaanbieder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 3 december 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 3 mei 2025.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden, onder aanhouding van het overige. [1] De kinderrechter zal hieronder toelichten hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.2.
[minderjarige] heeft het afgelopen jaar mooie stappen gemaakt. De relatie met de moeder is flink verbeterd en het aantal politiemeldingen is afgenomen. [minderjarige] wil graag dat er diagnostiek komt omdat zij wil begrijpen hoe zij in elkaar zit. Dit zal worden opgepakt door de GI. De situatie is verbeterd, maar een ondertoezichtstelling is nog wel nodig om [minderjarige] en moeder verder te ondersteunen en de hulpverlening in goede banen te leiden. [minderjarige] ontvangt nu al ruim een jaar Volledig Pakket Thuis (VPT) via [instelling] , wat betekent dat zij ambulante hulp krijgt, er gezinsondersteuning is, maar ook dat er logeeropvang voor [minderjarige] is, als het thuis niet goed gaat. [minderjarige] maakt op dit moment nog regelmatig gebruik van de logeeropvang. [minderjarige] heeft met de hulpverleners van [instelling] een vertrouwensrelatie opgebouwd. Hierdoor heeft [minderjarige] het afgelopen jaar mooie stappen in haar ontwikkeling weten te zetten. De GI ziet dat [minderjarige] op de goede weg is en denkt dat [minderjarige] binnen een paar maanden weer volledig thuis kan wonen. Om die reden is het dan ook belangrijk dat de reeds ingezette hulpverlening voorlopig nog betrokken blijft bij [minderjarige] en haar moeder. Ter zitting is echter gebleken dat deze vorm van hulpverlening niet meer is ingekocht/ wordt gefinancierd door de gemeente Lelystad en daarom wil de gemeente Lelystad deze hulp niet langer financieren. De gemeente Lelystad adviseert Thuis op Maat (Tom), maar dit pakket heeft geen logeeropvang, wat voor [minderjarige] van groot belang is. De kinderrechter vindt het niet in het belang van [minderjarige] dat nu overgegaan wordt tot een andere hulpverlener. Dit zal leiden tot niet passende hulpverlening dan wel een afgeschaalde versie van wat voor [minderjarige] noodzakelijk is waardoor de ontwikkeling van [minderjarige] zal stagneren. De kinderrechter meent dan ook dat het van belang is dat [minderjarige] de hulpverlening VPT via [instelling] blijft ontvangen. Wanneer dit namelijk niet het geval is, zal er een machtiging tot uithuisplaatsing voor [minderjarige] moeten worden afgegeven om dezelfde hulpverlening te krijgen. Het lijkt de kinderrechter niet de bedoeling dat een kind uithuisgeplaatst moet worden omdat de gemeente geen passende hulpverlening wil bieden. De GI is al langere tijd bij het gezin betrokken en weet welke hulpverlening passend is voor [minderjarige] . Het is niet de taak/plek van de gemeente om dit te bepalen. De kinderrechter dringt er dan ook bij de gemeente Lelystad op aan om het pakket VPT via [instelling] voor [minderjarige] te financieren.
4.3.
De moeder stemt in met de verlenging van de ondertoezichtstelling en hoopt dat [minderjarige] VPT via [instelling] kan blijven ontvangen. Dit alles maakt dat de kinderrechter de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden zal verlengen en het overige zal aanhouden om een vinger aan de pols te houden met betrekking tot het VPT traject en de verdere (positieve) ontwikkeling van [minderjarige] . Twee weken voorafgaand aan de nieuwe zitting wenst de kinderrechter een dan van stand van zaken te ontvangen van de GI.
4.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 3 november 2025;
5.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen
vóór 3 november 2025, tegen welke zitting de vader, de moeder en [minderjarige] dienen te worden opgeroepen;
5.3.
verzoekt de GI
twee weken voorafgaandaan de zitting de rechtbank op de hoogte te stellen van de dan huidige stand zaken;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025 door mr. M. Weistra, kinderrechter, in aanwezigheid van W.P.J. Rubingh als griffier, en op schrift gesteld op 16 mei 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.