ECLI:NL:RBMNE:2025:2638

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
UTR 23/6123
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, die zich op 4 februari 2020 ziekmeldde, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het UWV weigerde deze op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV handhaafde zijn standpunt. De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en om nadere toelichting gevraagd van het UWV over het medisch oordeel van de verzekeringsarts.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres op 24 mei 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld en dat eiseres niet voldoende onderbouwd heeft dat haar klachten haar werkcapaciteit volledig belemmeren. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd die de beoordeling van het UWV zou kunnen weerleggen. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestaat over de medische beoordeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar oordeelt dat het UWV wel de proceskosten van eiseres moet vergoeden, omdat er een motiveringsgebrek in het bestreden besluit was. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 2.721,- en het griffierecht van € 50,- moet ook worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6123

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.S. Pot),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. R.M.H. Rokebrand).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering [1] .
1.2.
Het Uwv heeft de aanvraag met het besluit van 1 maart 2023 (
het primaire besluit) afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres is het niet eens met dit besluit en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het besluit van 1 december 2023 (
het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Hierop heeft eiseres een beroepschrift ingediend bij de rechtbank.
1.3.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV.
1.5
Na de zitting heeft de rechter het onderzoek heropend en het Uwv verzocht om een nadere toelichting van het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
1.6
Op 22 augustus 2024 heeft het Uwv een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en een aangepaste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 augustus 2024 overgelegd. Eiseres heeft bij brief van 29 oktober 2024 gereageerd. Ook heeft eiseres verzocht om een tweede zitting.
1.7
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep hervat op zitting op 10 april 2025. Eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen en ook de gemachtigde van het Uwv.

Wat ging aan deze procedure vooraf

2. Eiseres was werkzaam als caissière voor gemiddeld 20,04 uur per week toen zij zich op 4 februari 2020 heeft ziekgemeld. Eiseres heeft, nadat haar dienstverband was geëindigd, een Ziektewetuitkering van het Uwv ontvangen vanaf 20 april 2020, en aansluitend vanaf 29 juli 2021 tot 18 november 2021 een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg. Vanaf 18 november 2021 ontving eiseres een Werkloosheidswet-uitkering, maar omdat eiseres ziek was, is deze uitkering later omgezet naar een Ziektewetuitkering.
3. Eiseres heeft op 2 november 2022 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het Uwv

4. Het Uwv vindt dat eiseres op 24 mei 2022 minder dan 35%, namelijk 3,56%, arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
5. Het Uwv heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 november 2023. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de FML van 23 februari 2023.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het Uwv. Eiseres geeft aan het gevoel te hebben dat het Uwv haar niet serieus neemt door aan te geven dat zij gewoon kan werken. Ze vraagt niet zomaar een WIA-uitkering aan. Naast lang staan en lopen, kan ze ook niet lang zitten, want ook dan neemt de pijn alleen maar toe. Zittend werk is daarom niet mogelijk. Eiseres wijst erop dat zij door de pijn en haar klachten in bijna alles wordt beperkt. Daarnaast heeft de pijn ook mentaal veel impact. Ze wil weer met plezier en gezond door het leven, ook voor haar dochter en geeft aan er alles voor te willen doen om normaal te functioneren. Ze start weer met een andere fysiotherapeut en daarnaast wordt ze door haar huisarts doorgestuurd naar een specialist in een ander ziekenhuis voor haar buikpijn. Mogelijk wordt dan ook een kijkoperatie gedaan of een MRI-scan gemaakt. Eiseres heeft geprobeerd een deskundige in te schakelen om de rapporten van de verzekeringsartsen te beoordelen, maar dat is vanwege de kosten die dat met zich mee brengt niet gelukt.

Wat vindt de rechtbank

7. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv terecht de aanvraag voor een WIA-uitkering heeft afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd. Belangrijk hierbij is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 24 mei 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is. Dat wil zeggen dat het Uwv terecht de WIA-aanvraag van eiseres heeft afgewezen en dat eiseres dus geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Hoe moet de rechtbank het bestreden besluit beoordelen?

9. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.
De medische beoordeling
10. Eiseres heeft aangevoerd dat zij helemaal niet kan werken en dus geen benutbare mogelijkheden heeft, maar zij heeft dit verder niet onderbouwd. Zij is niet opgenomen in een ziekenhuis, is niet bedlegerig, in haar algemene dagelijkse levensverrichtingen niet afhankelijk van anderen en ook is niet gebleken dat zij vanwege psychische klachten disfunctioneert. De rechtbank ziet daarom geen aanknopingspunten dat het Uwv had moeten aannemen dat eiseres op 24 mei 2022 geen benutbare mogelijkheden had.
11. Eiseres vindt verder dat zij verdergaand beperkt is ten aanzien van lopen, staan en
zitten en dat ten onrechte geen psychische beperkingen zijn aangenomen.
In de FML van 23 februari 2023 zijn voor eiseres beperkingen opgenomen voor lopen en lopen tijdens werk en staan en staan tijdens werk. Voor zitten en zitten tijdens het werk is geen beperking in de FML opgenomen. Na de eerste zitting heeft de rechtbank ten aanzien van het aspect zitten het Uwv verzocht om een toelichting op dat aspect, omdat de primaire verzekeringsarts wel een grond zag om eiseres niet alleen beperkt te achten voor lopen en staan, maar ook voor langer zitten en de verzekeringsarts bezwaar en beroep de primaire verzekeringsarts daarin heeft gevolgd. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de vraag van de rechtbank gereageerd dat per abuis de FML in bezwaar niet is gecorrigeerd en dat nu in beroep alsnog de beperking ten aanzien van zitten en zitten tijdens werk is opgenomen in de aangepaste FML van 13 augustus 2024.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep deugdelijk gemotiveerd in zijn rapport van 13 november 2023 waarom de beperkingen voor eiseres passend zijn, en waarom zij niet verdergaand beperkt is. Hij heeft toegelicht dat de door eiseres aangegeven ernst van de beperkingen niet kan worden verklaard vanuit het onderliggende ziektebeeld en de objectieve onderzoeksbevindingen. Daarvoor benoemt hij een aantal argumenten waaronder dat bij uitgebreid aanvullend onderzoek in het ziekenhuis geen oorzaak van de pijnklachten is gevonden. Hij heeft daarbij benadrukt dat dit niet wil zeggen dat eiseres haar klachten niet als ernstig zou kunnen ervaren, maar dat een objectiveerbare afwijking/oorzaak van de pijn ontbreekt.
De rechtbank heeft goed begrepen dat eiseres veel (pijn)klachten en belemmeringen ervaart.
Uit het dossier blijkt dat eiseres na verwijzing door de huisarts is onderzocht door specialisten en geen afwijkingen/oorzaken zijn gevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische informatie van huisarts en specialist betrokken in zijn overwegingen om beperkingen aan te nemen te aanzien van de fysieke belastbaarheid. Eiseres heeft geen andere medische informatie overgelegd die aanleiding geeft om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling.
Benoemen van een deskundige
13. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding, omdat zij geen twijfel heeft over de juistheid van de medisch beoordeling. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres af.
Arbeidskundige beoordeling
14. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiseres geen gronden aangevoerd. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen van eiseres zoals opgenomen in de aangepaste FML van 13 augustus 2024 juist zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 19 augustus 2024 gemotiveerd toegelicht dat de geduide functies passen bij de vastgestelde belastbaarheid van eiseres. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres de werkzaamheden die horen bij de functies op grond van de FML niet zou kunnen verrichten.

Conclusie en gevolgen

15. Het Uwv heeft terecht besloten dat eiseres met ingang van 24 mei 2022 geen WIA-uitkering krijgt, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiseres is dus ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
16. Gelet op het feit dat in beroep na een vraag van de rechtbank de FML is aangepast, betekent dat het bestreden besluit wel een motiveringsgebrek heeft. [2] De rechtbank passeert dat gebrek [3] , omdat het niet aannemelijk is dat eiseres daardoor is benadeeld. Ook als het gebrek in het bestreden besluit zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen.
17. Vanwege het motiveringsgebrek moet het Uwv wel het griffierecht en de proceskosten die eiseres in beroep heeft gemaakt, vergoeden. De vergoeding van de proceskosten is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en was aanwezig bij de beide zittingen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.721,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het Uwv de proceskosten van eiseres vergoedt tot een bedrag van € 2.721,-;
- draagt het Uwv op het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.