In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, die zich op 4 februari 2020 ziekmeldde, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het UWV weigerde deze op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV handhaafde zijn standpunt. De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en om nadere toelichting gevraagd van het UWV over het medisch oordeel van de verzekeringsarts.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres op 24 mei 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld en dat eiseres niet voldoende onderbouwd heeft dat haar klachten haar werkcapaciteit volledig belemmeren. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd die de beoordeling van het UWV zou kunnen weerleggen. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestaat over de medische beoordeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar oordeelt dat het UWV wel de proceskosten van eiseres moet vergoeden, omdat er een motiveringsgebrek in het bestreden besluit was. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 2.721,- en het griffierecht van € 50,- moet ook worden vergoed.