ECLI:NL:RBMNE:2025:2640

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
C/16/593232 / JL RK 25-340 en C/16/593541 JL RK 25-349
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een familiezaken

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 mei 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 3 juni 2024 en zou oorspronkelijk eindigen op 3 juni 2025. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij de vader voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn bereikt, voornamelijk door een gebrek aan hulpverlening die niet gefinancierd werd door de gemeente. De moeder heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1], maar verzocht om beperking van de verlenging voor [minderjarige 2] tot zes maanden. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en de communicatie tussen de ouders benadrukt en heeft besloten de ondertoezichtstelling van beide kinderen te verlengen tot 3 juni 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij de vader tot 3 december 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummers: C/16/593232 / JL RK 25-340 en C/16/593541 JL RK 25-349
Datum uitspraak: 27 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te [.] , hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2014 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1 (voornaam)] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2 (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Flantua te Ens,
[belanghebbende 2],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop bestaat uit het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 12 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- [A] namens de GI.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige 1 (voornaam)] woont bij de vader. [minderjarige 2 (voornaam)] woont bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 3 juni 2024 [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] onder toezicht gesteld tot 3 juni 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 19 november 2024 een machtiging verleend om [minderjarige 1 (voornaam)] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag tot 3 juni 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] bij de vader met gezag te verlengen voor de duur van zes maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] is noodzakelijk, omdat de gestelde doelen nog niet zijn behaald. In het afgelopen jaar is het niet gelukt om passende hulpverlening op te starten, voornamelijk doordat de vader een zeer volle agenda heeft en de gemeente [gemeente] de benodigde hulp niet heeft willen financieren. Hierdoor kon er bij de vader geen opvoedondersteuning worden ingezet, is er geen diagnostiek bij [minderjarige 1 (voornaam)] uitgevoerd en is en is er binnen de zeer beperkte omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige 1 (voornaam)] geen ruimte voor contactherstel. Om het contactherstel tussen moeder en [minderjarige 1 (voornaam)] alsnog te realiseren, is de GI voornemens een gezinsopname bij GGZ [plaats] te organiseren voor moeder en [minderjarige 1 (voornaam)] (en daarmee ook voor [minderjarige 2 (voornaam)] ). Het is de bedoeling dat ook de vader aansluit via een aangepast programma. Het is echter nog onzeker of hij hieraan mee zal werken. Daarnaast is het niet gelukt om contactherstel tussen [minderjarige 2 (voornaam)] en de vader te realiseren. Het is van belang dat er duidelijkheid komt over de mogelijkheden voor contactherstel en wat dit betekent voor [minderjarige 2 (voornaam)] op de lange termijn. Een blijvend aandachtspunt is de communicatie tussen de ouders. Hoewel de moeder de vader volgens de afspraken informeert over [minderjarige 2 (voornaam)] , lukt het de vader niet om de moeder te informeren over [minderjarige 1 (voornaam)] . Van constructieve communicatie tussen de ouders over de kinderen is dan ook geen sprake en dit blijft daarom een doel van de ondertoezichtstelling. Gelet op de nog te behalen doelen is een verlenging van de ondertoezichtstelling voor beide kinderen voor de duur van een jaar passend. Voor [minderjarige 1 (voornaam)] is ook een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader voor de duur van zes maanden noodzakelijk.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder stemt in met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] , maar ten aanzien van de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 2 (voornaam)] verzoekt de moeder deze in duur te beperken tot zes maanden.
4.2.
De moeder begrijpt dat verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] noodzakelijk is, maar zij is gefrustreerd over het verloop van de ondertoezichtstelling tot nu toe. De afgelopen periode is er namelijk geen hulpverlening voor [minderjarige 1 (voornaam)] opgestart. De moeder vindt dit het belangrijkste, maar de focus van de GI ligt voornamelijk op het herstel van het contact met moeder. De moeder heeft al enige tijd geleden toestemming gegeven voor de voorgenomen gezinsopname bij GGZ [plaats] , maar de aanmelding hiervoor is nog steeds niet afgerond. Ook heeft de moeder twijfels over de effectiviteit van dit traject zolang [minderjarige 1 (voornaam)] in het weekend bij vader verblijft. Zolang de vader blijft uitstralen naar [minderjarige 1 (voornaam)] dat het bij hem beter is, zal het werk dat de moeder doordeweeks verricht teniet worden gedaan. Daarnaast is een de opname – naar verwachting achttien weken – zeer ingrijpend voor [minderjarige 2 (voornaam)] , die daardoor uit haar vertrouwde leefomgeving wordt gehaald. Indien de opname bij GGZ [plaats] niet doorgaat of onvoldoende effect heeft als de vader niet kan aansluiten, moet duidelijk worden wat het alternatieve traject is nu het inzetten van hulpverlening via de gemeente gefinancierd wordt.
4.3.
Ten aanzien van [minderjarige 2 (voornaam)] verzoekt de moeder de verlenging van de ondertoezichtstelling in duur te beperken tot zes maanden. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 2 (voornaam)] heeft voornamelijk tot doel het contact tussen de vader en [minderjarige 2 (voornaam)] te herstellen. Tot op heden is dit niet gelukt, omdat de vader hier geen ruimte voor maakt. Indien vader geen ruimte blijft maken, moet worden geconcludeerd dat contactherstel niet realistisch is. De doelen van de ondertoezichtstelling omtrent het contact tussen de vader en [minderjarige 2 (voornaam)] dienen daarom te worden aangescherpt; óf er komt daadwerkelijk hulp en contactherstel met vader, óf er wordt geconcludeerd dat dit niet haalbaar is. In beide gevallen moet moeder concrete doelen krijgen waaraan zij kan werken om naar beëindiging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2 (voornaam)] toe te werken.
4.4.
Over het doel ‘ouders hebben op een constructieve wijze communicatie met elkaar over de kinderen’ heeft de moeder naar voren gebracht dat zij zich niet kan vinden in deze formulering. Dit doel moet worden toegespitst op de vader, omdat moeder haar deel doet, maar de communicatie van vaders kant structureel ontbreekt. De subdoelen zoals ‘emotionele toestemming geven aan de kinderen’ en ‘ouders informeren elkaar over hoe zij het contact met hun kinderen hebben ervaren op de momenten dat zij de kinderen hadden’ sluiten volgens de moeder niet aan bij dit doel.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] voor de duur van een jaar. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter verlengt daarom ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] bij de vader voor de duur van zes maanden. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom deze beslissing is genomen.
5.2.
De zorgen om de ontwikkeling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] die ten tijde van de aanvang van de ondertoezichtstelling bestonden zijn onverminderd aanwezig. Er is nog steeds geen sprake van constructieve communicatie tussen de ouders, de omgang tussen [minderjarige 1 (voornaam)] en de moeder is zéér minimaal waarbij er onvoldoende ruimte is om te werken aan adequaat contactherstel en ook is er op dit moment nog steeds geen contact tussen [minderjarige 2 (voornaam)] en de vader. De kinderrechter vindt het zeer zorgelijk dat de hulpverlening die noodzakelijk is om deze doelen te behalen niet van de grond is gekomen omdat gemeente [gemeente] deze hulp niet heeft willen financieren. Om alsnog contactherstel tussen [minderjarige 1 (voornaam)] en de moeder te realiseren, is de GI voornemens om een (landelijk gefinancierde) gezinsopname bij GGZ [plaats] te organiseren. De kinderrechter begrijpt de zorgen die de moeder heeft over de inzet van de vader aan deze opname. De kinderrechter roept de vader dan ook op om tijd vrij te maken voor dit traject en zich actief in te zetten zodat [minderjarige 1 (voornaam)] én beide ouders optimaal van dit traject kunnen profiteren. Mocht de gezinsopname onverhoopt niet doorgaan, dan ligt het op de weg van gemeente [gemeente] om de hulpverlening die de gezinsvoogd nodig acht om het contact tussen [minderjarige 1 (voornaam)] en de moeder te hertstellen, de omgangsmomenten uit te kunnen breiden en verdere diagnostiek te bekostigen.
5.3.
Een andere zorg is dat er nog steeds geen contactherstel tussen [minderjarige 2 (voornaam)] en de vader heeft plaatsgevonden. De kinderrechter betreurt het dat het de vader niet lukt om tijd vrij te maken in zijn agenda om [minderjarige 2 (voornaam)] te kunnen zien. Hoewel het uitgangspunt is dat een minderjarige omgang heeft met beide ouders en dit de (identiteits)ontwikkeling van de minderjarige ten goede komt, is de kinderrechter het met de moeder eens dat het duidelijk moet worden of contactherstel en omgang met de vader haalbaar is. Om verder te kunnen werken aan de doelen van de ondertoezichtstelling is voortdurende betrokkenheid van de gezinsvoogd noodzakelijk. De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van beide kinderen voor de duur van een jaar. Het komende jaar zal er opnieuw aan de communicatie tussen de ouders gewerkt moeten worden. De kinderrechter stelt vast dat de moeder zich inzet om communicatie met de vader over de kinderen tot stand te brengen door hem te informeren, maar dat het de vader niet lukt om de moeder de informeren over [minderjarige 1 (voornaam)] , waardoor constructieve communicatie tussen de ouders uitblijft. Ander dan de moeder, is de kinderrechter van oordeel dat het tot stand brengen van constructieve communicatie tussen de
ouderseen doel van de ondertoezichtstelling blijft. De kinderrechter merkt daarbij op dat het aan vader is om zich hiervoor in te zetten en zich aan de afspraken te houden.
5.4.
De kinderrechter zal ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] bij de vader verlengen voor de duur van zes maanden, nu een thuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] bij de moeder op dit moment niet mogelijk is. De kinderrechter merkt daarbij wel op dat zij zich zorgen maakt over de beschikbaarheid van de vader als opvoeder. [minderjarige 1 (voornaam)] verblijft doordeweeks op veel verschillende locaties en is vaak al vroeg van huis, kennelijk als gevolg van de volle agenda van de vader. Dit patroon lijkt ten koste te gaan van de stabiliteit en rust die [minderjarige 1 (voornaam)] nodig heeft.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] tot 3 juni 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] bij de vader met gezag tot 3 december 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025 door
mr. L.P. de Haas, kinderrechter, in aanwezigheid van M.R. Meijn als griffier, en op schrift gesteld op
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.