ECLI:NL:RBMNE:2025:2642

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
11506893
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betaling voor niet geleverde schoenspanners

In deze zaak vordert eiseres, een B.V., betaling van € 914,19 plus rente en kosten van gedaagde, eveneens een B.V. Eiseres stelt dat gedaagde schoenspanners heeft besteld en dat vier verzonden facturen onbetaald zijn gebleven. Gedaagde erkent slechts één bestelling te hebben gedaan en deze te hebben betaald, maar betwist de vier andere bestellingen en stelt dat zij deze niet heeft ontvangen. De kantonrechter heeft op 28 mei 2025 uitspraak gedaan en gaf gedaagde gelijk, waardoor de vordering van eiseres werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de vier bestellingen zijn geleverd aan gedaagde. Eiseres had de bewijslast om aan te tonen dat de bestellingen zijn ontvangen, maar heeft dit niet gedaan. Hierdoor is de vordering van eiseres niet opeisbaar verklaard. Tevens werd eiseres in de proceskosten veroordeeld, inclusief een forfaitair bedrag voor verletkosten van gedaagde, die niet door een gemachtigde werd bijgestaan. De beslissing is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat gedaagde dit niet had verzocht.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11506893 \ UC EXPL 25-599
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door haar commissaris: de heer [A] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 december 2024,
- de conclusie van antwoord van 23 december 2024,
- de akte van [gedaagde] van 3 februari 2025.
1.2.
Op 16 mei 2025 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij was de heer [B] , werkzaam bij de gemachtigde van [eiseres] , aanwezig. Namens [gedaagde] waren de heer [A] en de heer [C] aanwezig. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] vordert betaling van € 914,19 plus rente en kosten. Zij stelt dat [gedaagde] voor dit bedrag schoenspanners heeft besteld, die aan haar geleverd zijn, en de vier daarvoor verzonden facturen onbetaald heeft gelaten. [gedaagde] zegt dat zij inderdaad één keer schoenspanners bij [eiseres] heeft besteld en dat ze de daarvoor verzonden factuur ook heeft betaald. De vier facturen waar [eiseres] nu betaling van eist, herkent zij echter niet. [gedaagde] zegt dat zij deze vier bestellingen niet heeft gedaan en de desbetreffende schoenspanners ook niet heeft ontvangen. Zij vindt daarom dat zij niets hoeft te betalen.
2.2.
De kantonrechter geeft [gedaagde] gelijk. De vordering van
[eiseres] wordt afgewezen. Deze beslissing wordt hierna uitgelegd.

3.De beoordeling

3.1.
Volgens [eiseres] hadden partijen een overeenkomst op grond waarvan [gedaagde] vijf keer een aantal schoenspanners heeft besteld. [gedaagde] heeft maar voor één van de vijf bestellingen betaald. [gedaagde] heeft het voormelde weersproken. Zij zegt dat zij slechts één bestelling heeft gedaan, waarvan zij de kosten heeft betaald, en dat zij de schoenspanners van de andere vier vermeende bestellingen niet van [eiseres] heeft ontvangen.
3.2.
De kantonrechter oordeelt dat in het midden kan blijven of tussen partijen een (raam-/koop)overeenkomst is gesloten in welk kader [gedaagde] steeds bestellingen voor goederen kon plaatsen bij [eiseres] , zoals [eiseres] heeft gesteld. Ook als tussen partijen vorenbedoelde overeenkomst zou zijn gesloten, is dat onvoldoende om de vordering van [eiseres] toe te wijzen. Immers, niet kan worden vastgesteld dat [eiseres] de schoenspanners, als vermeld in de vier in geschil zijnde facturen, heeft geleverd aan [gedaagde] . Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
3.3.
De kantonrechter overweegt dat op grond van de wet de koopsom moet worden betaald ten tijde van de aflevering. [1] [gedaagde] heeft betwist dat zij de door [eiseres] gestelde vier bestellingen schoenspanners van [eiseres] ontvangen heeft. Daarmee betwist [gedaagde] de opeisbaarheid van de koopsom.
3.4.
[eiseres] draagt de bewijslast van haar stelling [2] dat de gestelde bestellingen door of namens [gedaagde] zijn ontvangen en dat haar vordering daarom opeisbaar is geworden. [eiseres] heeft haar stelling dat de vier bestellingen geleverd zijn, niet nader gemotiveerd. Zo heeft zij niet gesteld op welke wijze, door wie en op welke dagen de vier bestellingen zijn geleverd en/of wie deze bestellingen in ontvangst heeft genomen. Verder heeft zij geen objectief verifieerbare gegevens van aflevering overgelegd, bijvoorbeeld in de vorm van track&trace informatie of iets dergelijks. Aangezien [gedaagde] betwist dat zij de vier bestellingen van [eiseres] heeft ontvangen, had het op de weg van [eiseres] gelegen om haar stelling nader te motiveren en te onderbouwen. Omdat zij dit niet heeft gedaan, verwerpt de kantonrechter de stelling van [eiseres] dat de schoenspanners waarop de vier in geschil zijnde facturen zien aan [gedaagde] geleverd zijn. De koopsom is daarom niet opeisbaar. De hoofdvordering van [eiseres] wordt daarom afgewezen.
3.5.
Omdat de hoofdvordering worden afgewezen, delen de nevenvorderingen hetzelfde lot.
3.6.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat zij haar eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde] aan haar moet betalen. Niet is gesteld dan wel gebleken dat [gedaagde] zich door een beroeps-/bedrijfsmatig gemachtigde heeft laten bijstaan. Zij heeft niet gemotiveerd gesteld dat sprake is geweest van kosten waarvoor de wet een vergoeding toekent. [gedaagde] is in de persoon van haar commissaris wel verschenen bij de mondelinge behandeling van 16 mei 2025. Het is aannemelijk dat [gedaagde] hiervoor kosten heeft gemaakt (verletkosten). Deze kosten worden door de kantonrechter begroot op een forfaitair bedrag van € 50,00, en zullen door [eiseres] betaald moeten worden. Daartoe wordt [eiseres] veroordeeld. De nakosten worden ook toegewezen als in de beslissing vermeld.
3.7.
De beslissing wordt niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [gedaagde] dit niet gevraagd heeft.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten; zij moet de proceskosten van [gedaagde] van € 50,00 aan haar betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025. [3]

Voetnoten

1.Zie artikel 7:26 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Zie artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.Typ.: 62938