Op 27 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek tot faillietverklaring afgewezen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.B.A.M.E. Leushuis, stelde dat hij een opeisbaar bedrag van € 10.396,76 had van de verweerster, een besloten vennootschap, wegens onregelmatige opzegging van het dienstverband en een onbetaalde schuld aan een derde partij. De verweerster, vertegenwoordigd door mr. C. van der Mark, betwistte de vordering en stelde dat deze al was voldaan. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verzoeker een vordering had verkregen na cessie van een deel van de vordering van de derde partij, de verzoeker misbruik van recht maakte. De rechtbank concludeerde dat de splitsing en cessie van de vordering enkel was gedaan om de vereiste pluraliteit van schuldeisers te creëren voor de faillissementsaanvraag. Aangezien de oorspronkelijke vordering van de verzoeker al was voldaan, werd het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. De rechtbank besloot ook dat de verzoeker niet in de kosten van de procedure werd veroordeeld, omdat de verweerster de oorspronkelijke vordering had voldaan.