ECLI:NL:RBMNE:2025:2651

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
11484263
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van geldleningen en kosten van autoreparatie met betrekking tot een iPhone

In deze civiele zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. Ö. Kenç, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeert. De zaak betreft een geschil over geldleningen en een iPhone die eiser aan gedaagde zou hebben gegeven. Eiser stelt dat hij in totaal € 1.250,00 heeft geleend aan gedaagde en dat hij kosten van autoreparaties ter waarde van € 929,86 heeft voorgeschoten. Gedaagde betwist deze stellingen en beweert dat het geld contant aan eiser is gegeven en dat de iPhone een cadeau was. De kantonrechter heeft op 28 mei 2025 uitspraak gedaan en oordeelt dat eiser in zijn gelijk wordt gesteld. De rechter concludeert dat gedaagde de geldleningen en de kosten van de autoreparaties moet terugbetalen, evenals de iPhone moet teruggeven aan eiser. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten. De rechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen, ook als zij in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11484263 \ AC EXPL 25-121
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. Ö. Kenç,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 januari 2025,
  • het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 15 januari 2025, waarin is neergelegd de mondelinge conclusie van antwoord.
1.2.
[gedaagde] is verschenen op de rolzitting van 15 januari 2025. De rolrechter heeft haar toen de gelegenheid gegeven om binnen vier weken een aanvullende conclusie van antwoord in te dienen, waarin zij haar stellingen (nader) motiveert en met stukken onderbouwt. Van deze gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt. Ook van de mogelijkheid tot het overleggen van stukken tot tien dagen voor de zitting, waar zij in de oproepingsbrief op is gewezen, heeft zij geen gebruik gemaakt.
1.3.
Op 30 april 2025 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij was [eiser] aanwezig met zijn gemachtigde, mr. Kenç. [gedaagde] was niet aanwezig; de griffie van deze rechtbank heeft vóór de mondelinge behandeling geen bericht van verhindering van [gedaagde] ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] zijn eis verminderd. Hij heeft namelijk aangegeven dat hij de verklaringen voor recht niet meer vordert. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.4.
Ten slotte heeft de kantonrechter partijen laten weten dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben enige tijd contact met elkaar gehad.
[eiser] heeft in totaal € 1.250,00 overgemaakt naar een bankrekening van [gedaagde] . Ook heeft [eiser] een iPhone aan [gedaagde] gegeven en heeft [eiser] betaald voor de kosten van reparaties van de auto van [gedaagde] .
[eiser] zegt dat hij aan [gedaagde] voormeld bedrag en voormelde iPhone heeft geleend en dat hij voormelde kosten ten behoeve van [gedaagde] heeft voorgeschoten; [gedaagde] zou dit bedrag, deze kosten en deze iPhone aan hem terugbetalen respectievelijk teruggeven.
[gedaagde] betwist dit. Zij zegt dat zij € 1.250,00 contant heeft gegeven aan [eiser] , waarna hij het giraal naar haar heeft overgemaakt. Over de iPhone zegt zij dat dit een verjaardagscadeau was. Verder zegt zij dat [eiser] auto heeft gerepareerd als vriendendienst, waar ze niet voor zou hoeven te betalen.
2.2.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] gelijk krijgt. Hij heeft zijn stellingen voldoende gemotiveerd en onderbouwd; [gedaagde] heeft de stellingen van [eiser] wel betwist, maar zij heeft haar stellingen onvoldoende gemotiveerd en niet onderbouwd. De hoofdvorderingen van [eiser] worden daarom toegewezen. [gedaagde] wordt ook veroordeeld in de kosten.

3.De beoordeling

[gedaagde] moet € 1.250,00 terugbetalen aan [eiser]
3.1.
De kantonrechter stelt vast dat er sprake is van twee geldleningsovereenkomsten tussen [eiser] en [gedaagde] . Dit heeft [eiser] gemotiveerd gesteld en voldoende onderbouwd. In de omschrijving bij de twee, op 15 oktober 2023 respectievelijk 7 november 2023 overgemaakte bedragen staat namelijk ‘lening’. [eiser] heeft terecht aangevoerd dat [gedaagde] het geld direct terug had kunnen storten, wanneer zij het niet eens was met deze omschrijving omdat het volgens haar geen geldleningen waren. De omstandigheid dat zij dat niet heeft gedaan, ondersteunt de stelling van [eiser] dat het om geleende bedragen gaat. De stelling van [gedaagde] dat zij het geld contant heeft gegeven aan [eiser] heeft zij op geen enkele wijze onderbouwd. De kantonrechter gaat daar daarom niet in mee.
3.2.
[eiser] heeft [gedaagde] op 24 augustus 2024 laten weten dat hij wil dat [gedaagde] het bedrag van de geldleningen aan hem terugbetaalt. Op grond van de wet is [gedaagde] verplicht het geld binnen zes weken vanaf deze datum aan [eiser] terug te betalen. [1] De vordering is daarmee opeisbaar geworden. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] € 1.250,00 moet betalen aan [eiser] . [gedaagde] wordt daartoe veroordeeld.
[gedaagde] moet het voorgeschoten totaalbedrag van € 929,86 voor de autoreparaties betalen aan [eiser]
3.3.
De tweede vordering van [eiser] ziet op het totaalbedrag van € 929,86, waarvan hij stelt dat hij dat ten behoeve van [gedaagde] heeft voorgeschoten aan [onderneming] , een bedrijf waarvan zijn vader en hij vennoten zijn, voor reparaties van de auto van [gedaagde] .
3.4.
De kantonrechter moet eerst de gestelde overeenkomst waarop [eiser] zich beroept, kwalificeren.
3.5.
[eiser] beroept zich op nakoming van een volgens hem op [gedaagde] rustende verplichting om het totaalbedrag dat hij ten behoeve van haar heeft voorgeschoten, aan hem te betalen. De kantonrechter is van mening dat deze gestelde overeenkomst tussen partijen kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht. [2] Het staat vast dat [onderneming] de auto van [gedaagde] heeft gerepareerd en dat [eiser] daarvoor een totaalbedrag van € 929,86 aan [onderneming] heeft betaald. Met het gestelde voorschieten van het geldbedrag heeft [eiser] ervoor gezorgd dat
[gedaagde(-s)] auto gerepareerd werd en dat de auto door haar weer gebruikt kon worden. Het lenen van geld stond dus niet voorop, maar het behulpzaam zijn van [eiser] aan [gedaagde] . De kantonrechter kwalificeert dit als dienstverlening en dus de gestelde overeenkomst tussen partijen als een overeenkomst van opdracht. Dat [eiser] een van de vennoten is van [onderneming] doet hier niet aan af.
3.6.
[eiser] zegt dat hij ten behoeve van [gedaagde] het totaalbedrag van € 929,86 heeft betaald aan [onderneming] . Hij heeft gesteld dat de afspraak was dat [gedaagde] hem dit totaalbedrag zou betalen. Hij heeft haar daarmee een dienst verleend. [gedaagde] moet volgens [eiser] daarom ook haar deel van de overeenkomst nakomen en het totaalbedrag van € 929,86 aan [eiser] betalen.
[gedaagde] heeft betwist, dat de afspraak was dat zij de kosten van de reparatie aan [eiser] zou betalen. Zij zegt dat het een schenking was van [eiser] , een vriendendienst. Hier kan zij niet in worden gevolgd omdat zij haar betwisting op geen enkele manier heeft onderbouwd, ondanks dat zij daartoe meermaals de gelegenheid heeft gekregen.
[gedaagde] moet het totaalbedrag van € 929,86 dat [eiser] ten behoeve van [gedaagde] heeft betaald voor reparaties van haar auto aan hem betalen. Daartoe wordt zij veroordeeld.
[gedaagde] moet de iPhone teruggeven aan [eiser]
3.7.
[eiser] eist verder dat [gedaagde] de overeenkomst van bruikleen nakomt en hem de iPhone 15 Pro Max met serienummer [serienummer] teruggeeft. [gedaagde] heeft erkend deze telefoon in haar bezit te hebben, maar zegt hierover dat de iPhone een verjaardagscadeau van [eiser] aan haar is geweest. Dat de iPhone in november 2023 aan haar is gegeven verklaart zij door te stellen dat zij in december jarig is, ook al staat januari in haar paspoort als haar geboortemaand. Beide stellingen, zowel over haar geboortemaand als over het feit dat de iPhone een verjaardagscadeau is geweest, heeft zij niet onderbouwd. [eiser] daarentegen heeft zijn stelling dat sprake is van een bruikleenovereenkomst onderbouwd met de verklaring van een getuige, mevrouw [getuige] . Deze verklaring heeft [gedaagde] op geen enkele wijze betwist. Dat sprake is van een bruikleenovereenkomst en geen schenking, is daarmee vast komen te staan. [eiser] heeft dit voldoende gesteld en [gedaagde] onvoldoende betwist. [gedaagde] moet de iPhone teruggeven aan [eiser] . Daartoe wordt zij veroordeeld.
3.8.
Ook de bij deze veroordeling gevorderde dwangsom wordt door de kantonrechter toegewezen, met dien verstande dat deze wordt gematigd en gemaximeerd zoals hierna in de beslissing is vermeld.
3.9.
Ter informatie van partijen meldt de kantonrechter hier dat de dwangsom niet kan worden verbeurd vóór de betekening van de uitspraak waarbij zij is vastgesteld. [3]
[gedaagde] hoeft de buitengerechtelijke incassokosten niet te betalen
3.10.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten heeft betrekking op situaties waarvoor verschillende regels gelden. De kantonrechter toets de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom aan de regels die gelden voor het grootste deel
van de vordering, namelijk als neergelegd in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) in verbinding met de wet. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten die volgen uit de wet. [4] [eiser] heeft aan [gedaagde] een aanmaning verstuurd die niet voldoet aan deze eisen, omdat het toepasselijke wettelijke tarief niet is vermeld en er geen betalingstermijn van veertien dagen is gegeven die ingaat op de dag na ontvangst van de aanmaning door [gedaagde] . De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassowerkzaamheden wordt daarom afgewezen.
3.11.
De over de buitenrechtelijke incassokosten gevorderde wettelijke rente deelt dat lot.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.12.
[gedaagde] is voor een groot deel in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat zij haar eigen (proces)kosten moet dragen en de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiser] aan hem moet betalen. [5] Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, is hij geen explootkosten en betekeningskosten aan de deurwaarder verschuldigd
. [6] Gelet hierop worden de proceskosten van [eiser] begroot op:
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
Totaal
600,00
3.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.14.
De kantonrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is gevorderd door [eiser] . Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een totaalbedrag van (€ 1.250,00 + € 929,86 =) € 2.179,86,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om de iPhone 15 Pro Max met serienummer [serienummer] terug te geven aan [eiser] ,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 50,00 voor iedere dag dat zij niet aan de onder 4.2. vermelde veroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000,00 is bereikt,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; zij moet aan [eiser] € 600,00 betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025. [7]
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie artikel 7:129e van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.In de zin van artikel 7:400 BW.
3.Zie artikel 611a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
4.Artikel 6:96 leden 5 en 6 BW.
5.Artikel 237 lid 1 eerste volzin Rv.
6.Zie artikel 40 van de Wet op de rechtsbijstand.
7.62938