Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 januari 2025,
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 15 januari 2025, waarin is neergelegd de mondelinge conclusie van antwoord.
2.De kern van de zaak
[eiser] heeft in totaal € 1.250,00 overgemaakt naar een bankrekening van [gedaagde] . Ook heeft [eiser] een iPhone aan [gedaagde] gegeven en heeft [eiser] betaald voor de kosten van reparaties van de auto van [gedaagde] .
[gedaagde] betwist dit. Zij zegt dat zij € 1.250,00 contant heeft gegeven aan [eiser] , waarna hij het giraal naar haar heeft overgemaakt. Over de iPhone zegt zij dat dit een verjaardagscadeau was. Verder zegt zij dat [eiser] auto heeft gerepareerd als vriendendienst, waar ze niet voor zou hoeven te betalen.
3.De beoordeling
[gedaagde(-s)] auto gerepareerd werd en dat de auto door haar weer gebruikt kon worden. Het lenen van geld stond dus niet voorop, maar het behulpzaam zijn van [eiser] aan [gedaagde] . De kantonrechter kwalificeert dit als dienstverlening en dus de gestelde overeenkomst tussen partijen als een overeenkomst van opdracht. Dat [eiser] een van de vennoten is van [onderneming] doet hier niet aan af.
[gedaagde] heeft betwist, dat de afspraak was dat zij de kosten van de reparatie aan [eiser] zou betalen. Zij zegt dat het een schenking was van [eiser] , een vriendendienst. Hier kan zij niet in worden gevolgd omdat zij haar betwisting op geen enkele manier heeft onderbouwd, ondanks dat zij daartoe meermaals de gelegenheid heeft gekregen.
[gedaagde] moet het totaalbedrag van € 929,86 dat [eiser] ten behoeve van [gedaagde] heeft betaald voor reparaties van haar auto aan hem betalen. Daartoe wordt zij veroordeeld.
van de vordering, namelijk als neergelegd in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) in verbinding met de wet. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten die volgen uit de wet. [4] [eiser] heeft aan [gedaagde] een aanmaning verstuurd die niet voldoet aan deze eisen, omdat het toepasselijke wettelijke tarief niet is vermeld en er geen betalingstermijn van veertien dagen is gegeven die ingaat op de dag na ontvangst van de aanmaning door [gedaagde] . De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassowerkzaamheden wordt daarom afgewezen.
. [6] Gelet hierop worden de proceskosten van [eiser] begroot op: