3.23.De vragen die aan de deskundige ter beantwoording zullen worden voorgelegd, zijn:
In deze zaak staat het handelen van (de neurologen van) het UMCU in 2008 en 2009 ter discussie. Uw onderzoek(srapport) heeft als doel om partijen (en zo nodig de rechter) te informeren over het handelen van UMCU. Het handelen van de betrokken artsen moet juridisch getoetst worden aan een norm die geduid wordt als de norm van het goed hulpverlenerschap. Die norm vereist kennis van de medisch professionele standaard en de manier waarop de betrokken artsen de geneeskundige behandeling heeft/ hebben verricht. Om die toets te kunnen doen, is het noodzakelijk dat de partijen door u als medische deskundige worden voorgelicht, om zo te worden voorzien van feitelijke informatie over de medische praktijk en het handelen van de betrokken artsen. U wordt als medisch deskundige niet gevraagd om te oordelen over leeftijd, rang en ervaring van de arts. Dit is voor de toets niet van belang.
In dit kader worden u onderstaande vragen gesteld. Het zal niet mogelijk zijn om alle vragen met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te geven. Wel wordt gevraagd of u, vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied, de geformuleerde vragen wilt beantwoorden, naar de stand van de wetenschap op het moment waarop de geneeskundige behandeling plaats had, uw antwoorden te motiveren enzo
mogelijk te verwijzen naar relevante literatuur.
Het begrip 'medisch professionele standaard' moet u steeds opvatten als het geheel van regels en normen waaraan de hulpverlener is gehouden, die blijken uit de opleiding(seisen) voor medici, inzichten en ervaring uit de geneeskundige praktijk, wetenschappelijke literatuur, protocollen en gedragsregels.
De verwijten van [verzoeker] jegens UMCU zijn als volgt
I. dat er in 2008 en 2009 geen vervolgonderzoek naar de absolute stenose, met mogelijk een myelopathie (of risico op myelopathie), werd uitgevoerd;
II. dat [verzoeker] niet eerder, in 2008 of ten laatste in 2009 toen hij daar werd gezien, werd doorverwezen naar de neurochirurg;
III. dat de stenose niet eerder is behandeld dan in november 2011,
IV. dat [verzoeker] op 10 juli 2008 is medegedeeld dat er op de MRI geen afwijkingen waren, terwijl er wel een stenose (met mogelijk myelopathie of risico op myelopathie) zichtbaar en kenbaar was. Hij stelt zich op het standpunt dat hij in 2008 en 2009 onvolledig en onjuist is geïnformeerd.
U wordt verzocht uw onderzoek te richten op de verwijten die [verzoeker] UMCU maakt.
Hoe hoort het in het algemeen te gaan?
a. Kunt u de voor de verschillende stadia van de geneeskundige behandeling waar het hier over gaat, aangeven waaruit deze moet bestaan volgens de binnen de beroepsgroep bestaande professionele standaard?
b. Wilt u daarbij zoveel mogelijk verwijzen naar richtlijnen, protocollen en literatuur, en de (digitale) vindplaats daarvan vermelden?
c. Kunt u bij de verschillende stadia van de geneeskundige behandeling aangeven of met de bepaalde handelwijze beoogd wordt een specifiek omschreven medisch doel te bereiken?
d.Zo
ja, welk doel?
e. Zijn er meerdere mogelijkheden van behandeling?
f.Zo
ja, voor welke mogelijke behandeling is in dit geval gekozen?
g. Kunt u aangeven of er binnen de beroepsgroep bestaande medisch professionele standaard iets bekend is over het verschil in resultaat van de behandelingen?
Hoe is het in dit geval gegaan?
Vraag 2
a. Kunt u op basis van de beschrijving in het medisch dossier een beschrijving geven van de verschillende stadia van de geneeskundige behandeling zoals die in het geding is en zoals verricht bij betrokkene?
b. Voor zover een handeling niet duidelijk is, wilt u dit dan aangeven onder opgave van redenen?
De beoordeling van het medisch handelen. U moet deze vraag zo feiteliik mogeliik beantwoorden. U hoeft niet aan te geven in hoeverre een eventuele afwijking aanvaardbaar, redelijk of verwijtbaar is.
a. Kunt u aangeven of naar uw oordeel de neurologen hebben gehandeld volgens de op dat moment voor hen geldende professionele standaard?
b. Als er niet volgens de professionele standaard is gehandeld, kunt u dan aangeven in hoeverre dat niet is gebeurd en hoe er anders had moeten en kunnen worden gehandeld?
c. Kunt u aangeven of een deskundige met een andere opvatting in dit geval tot een andere conclusie zou zijn gekomen dan waartoe u komt?
d. Als inderdaad een deskundige met een andere opvatting in dit geval tot een ander oordeel zou zijn gekomen: kunt u aangeven wat die conclusie zou zijn geweest?
Enkele specifieke vragen m.b.t. de verwijten van [verzoeker] onder I, II en III
Vraag 4
In mei 2008 heeft er bij betrokkene een neurologisch onderzoek en een EMG onderzoek plaatsgevonden. Bij beide onderzoeken zijn afwijkingen gevonden.
a. Waren dit afwijkingen die wezen op aandoening van het PMN?
b. Waren dit afwijkingen die wezen op aandoening van het CMN?
Vraag 5
Op 14 juni 2008 is er bij betrokkene een MRI-scan van de plexus brachialis gemaakt.
a. Waren er naar aanleiding van dit neurologisch onderzoek, de EMG en de MRI scan aanwijzingen voor een cervicale stenose met vervorming van het myelum?
b. zo ja, gaf het resultaat van deze scan aanleiding tot het vermoeden dat er sprake was van myelopathie?
Vraag 6
De radioloog die de beelden van de MRI-scan van de plexus brachialis beoordeelt, beschrijft in zijn rapport onder andere geen afwijkingen in de plexus te zien; wel een stenose C3-C4 met wat vervorming van het myelum te zien, maar dat een eventuele myelopathie (of het risico op myelopathie) moeilijk is te beoordelen op deze plexus MRI-scan. Nu wordt beschreven dat het myelum was vervormd: is het mogelijk dat het myelum mogelijk was verdrukt of gecomprest, en indien ja wat kunnen de gevolgen van een verdrukt of gecomprest myelum (ook op langere termijn) zijn?
Vraag 7
Was er anderszins reden voor een nadere beeldvorming van de CWK gezien de bevindingen op de plexus MRI-scan, de EMG-bevindingen en het klinisch beeld zoals dat blijkt uit het medisch dossier. Met name naar de stenose en de waargenomen vervorming van het myelum om duidelijkheid in de afwijkingen te krijgen en deze te kunnen beoordelen?
Vraag 8
In hoeverre was het vermoeden van plexus brachialis neuritis op dat moment passend, mede in het licht dat [verzoeker] geen pijn of tintelingen in de linkerarm had en er op de MRI-beelden aan de plexus geen afwijkingen waren geconstateerd?
Vraag 9
Had in 2008 en/of in 2009 een neurochirurg in medeconsult moeten worden geroepen?
Vraag 10
Indien er in 2008 en/of in 2009, gelet op de EMG-bevindingen, de MRI-plexus en de gegevens in het medisch dossier van dat moment, wel aanvullend vervolgonderzoek (bijvoorbeeld in de vorm van een MRI CWK, of andersoortig (beeldvormend) onderzoek) zou zijn uitgevoerd, is het dan aannemelijk dat het beleid anders zou zijn geweest?. Meer specifiek: is het aannemelijk dat er een operatie-indicatie geweest zou zijn?
Enkele specifieke vragen m.b.t. het verwijt van [verzoeker] onder IV
Vraag 11
Had in 2008 en/of in 2009 met betrokkene gecommuniceerd moeten worden dat er een stenose C3-C4 met mogelijke (of risico op) myelopathie te zien was en tot welke gevolgen dat zou kunnen leiden? Daaronder zij ook begrepen de vraag of [verzoeker] geïnformeerd en geadviseerd had moeten worden over het al dan niet verrichten van (zijn) zware lichamelijke werkzaamheden.
Heeft u nog opmerkingen die van belang zouden kunnen zijn voor de beoordeling van deze zaak door de betrokken partijen?
stukken voor de deskundige