ECLI:NL:RBMNE:2025:2708

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
16.142269.24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het voorbereiden van een ontploffing, maar veroordeling voor medeplichtigheid aan het voorhanden hebben van explosieven en vuurwerk

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorbereiden van een ontploffing en het voorhanden hebben van explosieven en vuurwerk. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van het voorbereiden van een ontploffing, omdat er onvoldoende bewijs was voor de intentie van de verdachte om een ontploffing teweeg te brengen. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan het voorbereiden van een ontploffing door het ter beschikking stellen van een garagebox voor de opslag van explosieven, waaronder fasciapakketten met flitspoeder en cobra's. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 158 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die bezig was met re-integratie. De uitspraak benadrukt de risico's en de ernst van het voorhanden hebben van explosieven en vuurwerk, vooral in het licht van de toenemende incidenten met dergelijke stoffen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.142269.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 augustus 2024, 8 november 2024, 12 februari 2025 en 20 mei 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. V. Boelhouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
Primair: zich tussen 25 maart 2024 en 25 april 2024 in Utrecht samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van een ontploffing, waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen aanwezig was;
Subsidiair: in die periode medeplichtig is geweest aan dit feit door een garagebox ter beschikking te stellen;
Feit 2:
Primair:zich tussen 25 maart 2024 en 25 april 2024 in Utrecht samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere (fascia)pakket(ten) met een hoeveelheid flitspoeder (in totaal ongeveer 1556 gram);
Subsidiair: in die periode medeplichtig is geweest aan dit feit door een garagebox ter beschikking te stellen;
Feit 3:
Primair: zich tussen 25 maart 2024 en 25 april 2025 in Utrecht schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 12 cobra’s 6;
Subsidiair: in die periode medeplichtig is geweest aan dit feit door een garagebox ter beschikking te stellen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De standpunten van de officier van justitie worden, voor zover van belang voor de beoordeling, besproken in paragraaf 4.3.2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft zich voor feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De standpunten van de raadsman worden, voor zover van belang voor de beoordeling, besproken in paragraaf 4.3.2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen zijn weergegeven, oordeelt de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan het voorbereiden van een ontploffing. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde (medeplegen van het) voorbereiden van een ontploffing. De rechtbank acht ook feit 2 primair en feit 3 primair wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal na de bewijsmiddelen uiteenzetten hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , voor zover inhoudende:
Op 25 april 2024 kwam ik op de [adres 2] te [plaats] . Ik ben naar de garagebox nummer [nummer] gelopen. Bij de garagebox toonde een collega mij een zak met daarin vier pakjes van drie Cobra 6.
Ik zag links achter in de garagebox op een kast een tweetal afgezaagde gieters. Het is mij ambtshalve bekend dat dit soort gieters gebruikt worden door plofkrakers.
Ik zag achter in het midden van de garagebox verschillende jerrycans staan.
Ik zag op twee kartonnen dozen een zwarte grote tas liggen. Ik zag dat deze zwarte
grote tas open stond. Ik keek in deze zwarte tas en zag twee pakketjes liggen. Ik zag
dat deze twee pakketjes beide voorzien waren van een stroomdraad. Ik
herkende deze pakketjes als zijnde Fascia pakketten. Toen ik de zwarte tas op de vloer had gezet zag ik dat de kartonnen doos open stond. Ik keek in de doos en zag ook hierin een fascia pakket voorzien van een stroomdraad. [2]
Een medewerker van de explosieve opruimingsdienst (EOD) heeft de fascia pakketten onderzocht. Uit het onderzoek bleek dat de fascia pakketten gevuld waren met flitspoeder. De drie Fascia pakketten zijn gewogen en een pakket woog 486 gram, 476 gram en 594 gram.
Tijdens het zoeken werd in de garagebox een zwart doosje aangetroffen. In het zwarte doosje troffen wij een zogenaamd: "Slagpijpje" aan. Wij troffen verder veel goederen aan die gebruikt kunnen worden bij een plofkraak, zoals bivakmutsen, handschoenen, zwarte grote tassen, tweetal grote breekijzers. [3]
Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, voor zover inhoudende:
Op 26 april 2024 waren wij in een garagebox, [adres 2] te [plaats] . Achterin in de garagebox stond een stellingskast. Hierop troffen wij: [4]
- een tas met hierin een masker. [5]
Naast deze stellage troffen wij:
- acetyleen en zuurstofflessen. [6]
Een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, proces-verbaalnummer PL0900-2024129386-17, met bijlagen, voor zover inhoudende:
Op 25 april 2024 kwamen wij in een garagebox op de locatie [adres 2] in [plaats] . [7]
Wij hoorden van een andere EOD-medewerker dat er in de garagebox drie (3) stuks IED's (Improved Explosive Devices) aangetroffen waren, die waren omwikkeld met tape. In ieder pakket zat een ontsteker met daaraan een rol twee aderig elektrische snoer. [8]
Wij zagen in een kartonnen draagtas vier verpakkingen met hierin drie Cobra'6 (pyrotechnisch vuurwerk) liggen. [9]
De monsters van de IED’s werden voorzien van het SIN-nummer AAFI3564NL, AAFI3565NL en AAFI3566NL.
Door de EOD werd in de garagebox een slagpijpje (ontsteker) aangetroffen, deze werd door hun veiliggesteld en voorzien van het Sin nummer AAF13569NL. [10]
Een proces-verbaal van onderzoek inbeslaggenomen vuurwerk, met bijlagen, voor zover inhoudende:
Ik zag dat de door mij onderzochte partij was voorzien van de PL-code en BVH-nummer PL0900-2024129386. [11]
Mijn bevindingen:
Naam: Super Cobra 6
12 stuks. [12]
Het onderzochte vuurwerk is ingedeeld in Lijst III van de Richtlijn voor strafvordering vuurwerkdelicten. [13] Dit vuurwerk is aan te merken als professioneel vuurwerk. [14]
Een geschrift, te weten een rapportage explosievenonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door dr. [A] , voor zover inhoudende:
Onderzoeksmaterialen:
De via de EOD ontvangen onderzoeksmaterialen:
  • AAFI3564NL – monster – poeder – uit fascia pakket
  • AAFI3565NL – monster – poeder – uit fascia pakket
  • AAFI3566NL – monster – poeder – uit fascia pakket
  • AAFI3569NL – explosief (slagpijpje)
Interpretatie
De monsters AAFI3564NL t/m AAFI3566NL betreffen een pyrotechnisch mengsel op basis van kaliumperchloraat, zwavel en aluminiumpoeder. Pyrotechnische mengsels met deze chemische samenstelling en dit uiterlijk (poeder) zijn nader te typeren als 'flitspoeder'. Flitspoeder is een krachtige explosieve stof. Van flitspoeders zijn mij geen toepassingen bekend anders dan in pyrotechniek. [16]
Uitwerking en gevaarzetting bij een ontploffing
Bij een ontploffing van één met tape omwikkelde pakket met dergelijke hoeveelheden
flitspoeder, zullen effecten als hitte, kortstondige vuurverschijnselen (met een felle witte flits) en een drukgolf met een zeer luide knaloptreden. Het met tape omwikkeld pakket wordt uiteengereten en de tape verbrandt gedeeltelijk. [17] Hier zijn de drie explosieve constructies dusdanig dicht bij elkaar aangetroffen (twee direct tegen elkaar aan in de zwarte tas en de derde explosieve constructie in de kartonnen doos eronder), dat door de explosieve kracht die optreedt bij één constructie, de andere twee pakketten mee zullen exploderen.
Dat door de explosie materiële schade ontstaat aan deze omgevingsmaterialen in de
directe omgeving is een gegeven. Er zal scherfwerking optreden van (delen van) deze
omgevingsmaterialen, waarbij fragmenten met veel energie weggeslingerd worden. Dit vergroot de gevaarzetting voor personen en andere goederen.
Het gevaar voor personen is sterk afhankelijk van waar de persoon zich bevindt ten
tijde van de explosie:
- Voor personen die in de garagebox aanwezig zijn binnen een afstand van
enkele meters (in een vrije baan) van de explosie is dodelijk letsel een
gegeven.
- Verder weg dan enkele meters (maar nog steeds in de garagebox) geldt voor
personen gevaar voor ernstig lichamelijk letsel tot dodelijk letsel, waarbij de
ernst van het letsel zal afhangen waar een persoon geraakt wordt door een
rondvliegend fragment en de grootte, snelheid en vorm van het fragment.
- Wanneer de toegangsdeuren gesloten zijn ten tijde van de ontploffing, zullen
deze door de explosieve kracht naar buiten (de straatzijde) toe weggeblazen
worden. Dit zal gevaar voor lichamelijk letsel opleveren voor personen die
zich op enkele meters afstand van de garagebox op straat bevinden. [18]
Het vermeende slagpijpje
Onderzoeksmateriaal AAFI3569NL betreft vrijwel zeker de restanten van een
ontploft elektrisch slagpijpje. [19]
Elektrische slagpijpjes zijn ontstekers die speciaal bestemd zijn voor het tot
ontsteking brengen van (grotere) hoeveelheden springstof. Het slagpijpje van [AAFI3569NL] is dus al een keer (bedoeld of onbedoeld) geactiveerd en ontploft. Een slagpijpje is voor éénmalig gebruik. [20]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 mei 2025, voor zover inhoudende:
Ik had een sleutel van de garagebox van mijn vader aan de [adres 2] te [plaats] en maakte al lange tijd gebruik van deze garagebox. Ik kwam daar wekelijks, soms vaker. Twee jongens die ik wel eens op straat zie, [B] en [C] , hebben mij gevraagd of zij cobra’s in de garagebox mochten bewaren. Ik wist dat cobra’s gevaarlijk waren. Ik heb die jongens gezegd dat ze de cobra’s achterin de garagebox moesten neerleggen. Ik heb daarna nog een keer aan die jongens de sleutel van de garagebox gegeven en zag daarna dat er nog meer spullen lagen. Ik zag twee zwarte tassen en andere spullen staan in de garagebox. Het klopt dat ik in het doosje heb gekeken dat voorin op de plank lag en dat daarin het slagpijpje lag zoals u dat noemt. Ik zag in dat doosje een kabeltje. En ik heb ook een maatbeker gezien. De jerrycans, de acetyleen, de zuurstofflessen en de bivakmutsen in de garagebox waren van onszelf. De breekijzers zijn van mijn vader. [21]
Proces-verbaal van verhoor van verdachte, voor zover inhoudende:
O: We tonen je een foto van hoe de garagebox (foto 1) er bij stond toen we de cobra’s en
explosieven aantroffen.
V: Geef op de foto eens met pen aan welke spullen in de loods van jou zijn, en welke van je vader?
O: Op de afbeelding [22] is een cirkel geplaatst waarop de spullen lagen die door [B] en [C] in zijn box waren gezet.
De papieren tas rechtsonder in beeld stond op een andere plek in de box, redelijk
achterin, wel in de cirkel. Deze hebben jullie mogelijk verplaatst. Alleen het doosje met de slagpen lag niet in de cirkel. Deze lag rechts bovenin op de foto, op de houten stelling. [23]
Ik ben samen met [C] en [B] naar de garagebox gegaan. Ik heb hen toen verteld waar ze de cobra’s moesten neerleggen. Dat was achterin de stelling.
Ik ben nog een keertje in die garagebox geweest. Toen zag ik dat al die extra spullen er stonden. [24]
Ik heb alles met mijn voet aangeraakt. Om even snel in de tassen te kijken. [25]
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, voor zover inhoudende:
Die spullen lagen er denk ik tegen de maand nu. [26]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Feit 2 en feit 3, primair: voorhanden hebben van cobra’s en fascia pakketten
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een voorwerp is vereist dat verdachte de feitelijke macht over het voorwerp kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarnaast is vereist dat verdachte het voorwerp opzettelijk aanwezig had. Dit houdt in dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp of tot de exacte locatie daarvan. Voor het bewijs van deze bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte deze bewustheid heeft gehad.
Feitelijke macht
Verdachte had de feitelijke macht over de cobra’s en fasciapakketten die zijn aangetroffen in de garagebox. Hij heeft namelijk verklaard dat hij een sleutel had van de garagebox en deze garagebox bovendien wekelijks gebruikte.
Bewustheid van aanwezigheid cobra’s
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat er cobra’s aanwezig waren in de garagebox. Het voorhanden hebben van de cobra’s (onder feit 3 primair ten laste gelegd) acht de rechtbank om die reden wettig en overtuigend bewezen.
Bewustheid van aanwezigheid fascia pakketten
De raadsman heeft bepleit dat verdachte niet wist van de aanwezigheid van de fascia pakketten. De raadsman wijst erop dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij niet in de zwarte tassen heeft gekeken.
De rechtbank is van oordeel dat wel bewezen is dat verdachte ook wetenschap had van de aanwezigheid van de fascia pakketten. Verdachte heeft namelijk bij de politie verklaard dat hij in de zwarte tassen heeft gekeken, terwijl in één van die zwarte tassen de fascia pakketten zijn gevonden. Verdachte heeft ter terechtzitting weliswaar ontkend dat hij de fascia pakketten heeft gezien, maar deze verklaring is niet consistent: hij verklaarde enerzijds dat hij niet in de zwarte tassen heeft gekeken, maar anderzijds dat hij heeft gezien dat de tassen leeg waren. Verdachte heeft ter terechtzitting en bij de politie bovendien verklaard dat hij, nadat hij de zwarte tassen in de garagebox zag, tegen [B] en [C] heeft gezegd dat zij alle voorwerpen uit de garagebox moesten weghalen. Hij heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij er niets mee te maken wilde hebben.
De rechtbank vindt dit niet passen bij het aantreffen van twee lege zwarte tassen en onschuldige voorwerpen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte over zijn (gebrek aan) wetenschap van de aanwezigheid van de fascia pakketten om die reden niet geloofwaardig.
Dat verdachte de fascia pakketten heeft gezien en dus wetenschap had van de aanwezigheid van de fascia pakketten, past ook bij de bevindingen van verbalisant [verbalisant] . Hij heeft gerelateerd dat de zwarte tas waarin de fascia pakketten zijn gevonden open stond bij aanvang van de doorzoeking van de garagebox door de politie. Het kan niet zo zijn dat de politie de tas heeft geopend nadat de doorzoeking was geopend. Daarvoor hadden zij namelijk geen bevoegdheid. Verdachte kwam bovendien regelmatig in de garagebox en de fascia pakketten zijn aangetroffen op een plek in de garagebox waar volgens verdachte ook zijn eigendommen lagen opgeslagen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het ter beschikking stellen van de garagebox aan één (of meer) andere(n) voor opslag van de fascia pakketten voldoende is om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een (of meer) andere(n) bij het voorhanden hebben van de fascia pakketten.
De fascia pakketten zijn door het Nederlands Forensisch Instituut omschreven en deze geprepareerde pakketten flitspoeder zijn bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of ontploffing. De rechtbank acht het onder feit 2 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1: geen (medeplegen) voorbereiding ontploffing, wel medeplichtig aan die voorbereiding
De rechtbank stelt voorop dat van strafbare voorbereiding alleen sprake is wanneer de voorwerpen – die verdachte in dit geval voorhanden had – bestemd zijn tot het begaan van het misdrijf dat wordt voorbereid. In dit kader moet beoordeeld worden of de aangetroffen voorwerpen kennelijk zijn bestemd tot het begaan van het (beoogde) misdrijf. In deze beoordeling moet worden betrokken (i) de uiterlijke verschijningsvorm van de voorwerpen, (ii) het gebruik dat van die voorwerpen wordt gemaakt als ook (iii) het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had. Voor dit laatste (de intentie van verdachte) is vereist dat met voldoende bepaaldheid uit de bewijsvoering blijkt op welk misdrijf de voorbereidingshandelingen en voorwerpen waren gericht en dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht, in dit geval het teweegbrengen van een ontploffing
.
Geen intentie op voorbereiding ontploffing
Hoewel de in de garagebox aangetroffen voorwerpen (in het bijzonder de cobra’s en fascia pakketten) in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm geschikt zijn om een ontploffing teweeg te brengen, heeft de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen niet kunnen vaststellen dat de verdachte ook zelf de intentie had om een ontploffing teweeg te (laten) brengen. Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier om het (voorwaardelijke) opzet van verdachte op het teweegbrengen van een ontploffing buiten redelijke twijfel vast te stellen. Het enkele feit dat de aangetroffen voorwerpen (in samenhang) bij of voor een ontploffing gebruikt kunnen worden, is onvoldoende om bewezen te achten dat de verdachte het plegen van een ontploffing als misdadig doel voor ogen had. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Medeplichtig aan voorbereiden ontploffing
De rechtbank acht verdachte wel schuldig aan het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde, medeplichtigheid aan het voorbereiden van het teweegbrengen van een ontploffing. De rechtbank zal dat hierna toelichten.
De rechtbank volgt de verdachte in zijn verklaring dat hij spullen voor een ander in bewaring heeft genomen. Verdachte noemt de namen [B] en [C] . Deze [B] en [C] (mogelijk schuilnamen) hebben doelbewust goederen die zij uit het zicht wilde houden bij verdachte opgeslagen. Zoals eerder overwogen kunnen deze goederen gebruikt worden om ontploffingen teweeg te brengen. Fascia pakketten zijn zelf gefabriceerde pakketten die enkel voor dat doel worden gebruikt. Alleen al deze omstandigheid maakt dat [B] en [C] het criminele doel voor ogen hadden, dus om met de bij verdachte opgeslagen goederen een ontploffing teweeg te brengen. De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging door het aangetroffen en reeds gebruikte slagpijpje. Dit gebruikte slagpijpje duidt erop dat de personen waarvan de aangetroffen cobra’s en fascia pakketten zijn, eerder betrokken zijn geweest bij het teweegbrengen van een ontploffing. Deze, verder in het onderzoek onbekend gebleven, personen hebben zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen.
Voor een bewezenverklaring van opzettelijke medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van verdachte was gericht op het behulpzaam zijn of op het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, maar in beginsel ook dat het opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Als het opzet van de medeplichtige niet (volledig) is gericht op het gronddelict, moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel is gericht voldoende verband houden met het gronddelict. Of van een dergelijk verband sprake is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Hierbij zijn onder meer de aard van het gronddelict, de aard van de gedraging van de medeplichtige en de overige omstandigheden van het geval van belang.
De rechtbank stelt vast dat verdachte opzet heeft gehad op het ter beschikking stellen van de garagebox aan een (of meer) ander(en) voor de opslag van onder meer cobra’s en fascia pakketten. Hij heeft verklaard dat hij aan twee jongens, [B] en [C] , de sleutel heeft gegeven van de garagebox om daarin goederen op te slaan. Zoals hiervoor is overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat het om de opslag van in ieder geval cobra’s en fascia pakketten ging. Zoals hiervoor ook al overwogen kan de rechtbank echter niet vaststellen dat zijn (voorwaardelijke) opzet volledig was gericht op het ten laste gelegde gronddelict, het voorbereiden van het teweegbrengen van een ontploffing. De rechtbank staat daarmee voor de vraag of het misdrijf waar het opzet van verdachte (wel) op ziet voldoende verband houdt met het gronddelict.
De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Verdachte zijn opzet was gericht op het bewaren van cobra’s en fascia pakketten. Deze zijn bij uitstek geschikt voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij de garagebox en later ook de sleutel van deze garagebox uitleende aan personen die hij als louche omschrijft. Desondanks heeft hij toch ingestemd met het in bewaring nemen van de goederen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het opzet van verdachte voldoende verband houdt met het gronddelict.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is aan het voorbereiden van het teweegbrengen van een ontploffing.
Partieel vrijspraak medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te stellen dat er bij feit 1 subsidiair sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen anderen. Daarom zal de rechtbank verdachte voor feit 1 subsidiair vrijspreken van het bestanddeel medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
subsidiair
één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in de periode tussen 25 maart 2024 tot en met 25 april 2024, te [plaats] , ter voorbereiding van
het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht
jaren of meer is gesteld, te weten het misdrijf genoemd in artikel 157 Wetboek van
Strafrecht (namelijk: opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen te duchten is en levensgevaar of zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten is) opzettelijk voorwerpen, te weten:
- meerdere jerrycans en
- meerdere afgezaagde gieters en
- meerdere (fascia)pakketten (met daaraan bevestigde elektriciteitsdraden)
met daarin een hoeveelheid flitspoeder en
- meerdere grote sporttassen en
- meerdere cobra’s en
- een slagpijpje en
- meerdere handschoenen en
- meerdere breekijzers en
- meerdere bivakmutsen en een gezichtsmasker en
- meerdere flessen acetyleen en zuurstof,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden hebben gehad,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks de periode
tussen 25 maart 2024 tot en met 25 april 2024, te [plaats] ,
opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door een garagebox (gelegen aan de [adres 2]
[adres 2] ) ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven personen;
2
hij omstreeks de periode tussen 25 maart 2024 tot en met 25 april 2024, te
Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere (fascia)pakketten bevattende een hoeveelheid flitspoeder (in totaal
1556 gram), zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van
personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, zijnde geen explosief
voor civiel gebruik, voorhanden heeft gehad;
3
hij omstreeks de periode tussen 25 maart 2024 tot en met 25 april 2024, te
Utrecht, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor
particulier gebruik, te weten 12 cobra’s 6, voorhanden heeft
gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair, feit 2 primair en feit 3 primair:
de eendaadse samenloop van
medeplichtigheid aan voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º;
en
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapportage van 5 februari 2025 aan het voorwaardelijk strafdeel zullen worden verbonden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. Voor zover de rechtbank anders oordeelt, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte al ruim acht maanden werkt aan re-integratie in samenwerking met zijn begeleider vanuit de Gemeente Utrecht. Mede door deze begeleiding wordt hij losgeweekt uit het negatieve sociale milieu waar verdachte zich in begeeft. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die het voorarrest overstijgt zal dit ingezette traject doorkruisen en de raadsman acht daarom een groot voorwaardelijk deel en een taakstraf in dit geval passender.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van cobra’s en fascia pakketten met flitspoeder, bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan de voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Explosies met cobra’s of fascia pakketten zijn de laatste jaren exponentieel toegenomen en hebben (kennelijk) tot doel personen te intimideren of plofkraken te bewerkstelligen. Ze veroorzaken niet alleen grote schade voor en hebben impact op de direct betrokkenen, maar zorgen ook voor gevoelens van angst en onveiligheid voor andere inwoners en de samenleving als geheel. Verdachte heeft een grote hoeveelheid explosieve stoffen laten opslaan in de garagebox en heeft daarmee een groot risico genomen. Als deze explosieven tot ontploffing waren gekomen, zou dat tot grote schade hebben geleid met mogelijk dodelijke slachtoffers. De rechtbank acht het zorgelijk dat deze grote risico’s verdachte niet van deze stafbare feiten hebben weerhouden en verdachte het normaal lijkt te vinden om zoals hij het zelf ter zitting verwoordde: als ‘pleziertje voor anderen’ cobra’s op te slaan. Verdachte neemt bovendien maar beperkt verantwoordelijkheid voor de door hem begane strafbare feiten.
Strafblad
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 31 oktober 2024, waaruit volgt dat hij niet eerder voor een vergelijkbaar feit is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in strafmatigende zin mee.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft bij haar beslissing ook het rapport van de Reclassering Nederland van 5 februari 2025 meegewogen. De reclassering vermeldt dat er signalen zijn die duiden op problemen op meerdere leefgebieden. De reclassering heeft verder onvoldoende zicht gekregen op het psychosociaal functioneren van verdachte. Hierdoor is onduidelijk of sprake is van impulsiviteit en naïviteit, of dat sprake is van een pro-criminele levensstijl bij verdachte.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Concluderend adviseert de reclassering bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en medewerking aan verdiepingsdiagnostiek en, indien nodig, ambulante behandeling.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten die verdachte heeft gepleegd de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook gelet op de straffen die doorgaans bij het (voorbereiden van het) teweegbrengen van een ontploffing en het voorhanden hebben van een explosief worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die bij soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte al bijna vijf maanden in voorarrest heeft gezeten in afwachting van zijn strafzaak en sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis al acht maanden met een begeleider vanuit de Gemeente Utrecht aan het werken is aan zijn re-integratie.
De eis van de officier van justitie is gegrond op een bewezenverklaring van medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het teweegbrengen van een ontploffing. Aangezien niet medeplegen maar medeplichtigheid bewezen is verklaard, en gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf op van 300 dagen waarvan 158 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Dit betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. Daarmee hoopt de rechtbank dat verdachte zich op de toekomst gaat richten, met de begeleiding van de reclassering de ingezette nieuwe weg zal voortzetten en niet opnieuw zal vervallen in het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal daarnaast (naast de algemene voorwaarden) de bijzondere voorwaarden opleggen die de reclassering heeft geadviseerd. De invulling van deze bijzondere voorwaarden is gespecificeerd in het dictum van dit vonnis. De rechtbank legt aan verdachte ook een taakstraf op van 120 uur.
Tenslotte zal de rechtbank het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de cobra’s, de fascia pakketten, het slagpijpje en het stroomstootwapen te onttrekken aan het verkeer. Zij heeft daarnaast gevorderd (onder meer) de zwarte tassen, bivakmutsen, maatbeker en snoeren verbeurd te verklaren. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen cobra’s, de fascia pakketten, het slagpijpje en het stroomstootwapen te onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen zwarte tassen, bivakmutsen, maatbeker en snoeren, verbeurd verklaren. Met betrekking tot of met behulp van deze voorwerpen zijn de onder 5 bewezen verklaard feiten begaan of voorbereid.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36d, 46, 47, 48, 49, 55, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten
  • 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer
  • 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
300 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
158 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte zich gedurende de proeftijd houdt aan:
* medewerking verlenen aan verdiepingsdiagnostiek en, indien geïndiceerd, zich laat behandelen door een forensische ambulante zorginstelling, nader te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Indien een gedragsinterventie passender wordt geacht door de reclassering, verleent verdachte medewerking aan de door de reclassering aangegeven gedragsinterventie;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 Maatbeker (PL0900-2024129386-3334513);
  • 1 STK Tas (PL0900-2024129386-3334514);
  • 1 STK Bivakmuts (PL0900-2024129386-3334233);
  • 1 STK Snoer (PL0900-2024129386-3334234);
  • 1 STK Snoer (PL0900-2024129386-3334235);
  • 1 STK Snoer (PL0900-2024129386-3334236);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Vuurwerk (PL0900-2024129386-G3334178);
  • 1 STK Stroomstootwapen (PL0900-2024129386-3334231)
  • 1 STK (Slagpijpje) (PL0900-2024129386-3334230)
  • 1 STK Tas met fascia pakketten (PL0900-2024129386-3334227).
Dit vonnis is gewezen door mr. G.K.L. de Wijkerslooth de Weerdesteijn, voorzitter, mrs. J. Edgar en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juni 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Mr. A. Maas is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, in of omstreeks de periode tussen 25 maart 2024 tot en met 25 april 2024, te
[plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het misdrijf genoemd in
artikel 157 Wetboek van Strafrecht (namelijk: opzettelijk een ontploffing teweeg
brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of
levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is) opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten:
- een of meerdere jerrycan(s) en/of
- een of meerdere (afgezaagde) gieter(s) en/of
- een of meerdere (fascia)pakket(ten) (met daaraan bevestigde elektriciteitsdraden)
met daarin een hoeveelheid flitspoeder en/of
- een of meerdere (grote) sporttassen en/of
- een of meerdere cobra’(s) en/of
- een slagpijpje en/of
- een of meerdere handschoen(en) en/of
- een of meerdere breekijzer(s) en/of
- een of meerdere bivakmuts(en) en/of een gezichtsmasker en/of
- een of meerdere flessen acetyleen en/of zuurstof,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd,
doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
( art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), in of omstreeks de periode tussen 25
maart 2024 tot en met 25 april 2024, te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer (onbekend gebleven) ander(en), ter voorbereiding van
het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht
jaren of meer is gesteld, te weten het misdrijf genoemd in artikel 157 Wetboek van
Strafrecht (namelijk: opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar of zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten is) opzettelijk voorwerpen, stoffen,
informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten:
- een of meerdere jerrycan(s) en/of
- een of meerdere (afgezaagde) gieter(s) en/of
- een of meerdere (fascia)pakket(ten) (met daaraan bevestigde elektriciteitsdraden)
met daarin een hoeveelheid flitspoeder en/of
- een of meerdere (grote) sporttassen en/of
- een of meerdere cobra’(s) en/of
- een slagpijpje en/of
- een of meerdere handschoen(en) en/of
- een of meerdere breekijzer(s) en/of
- een of meerdere bivakmuts(en) en/of een gezichtsmasker en/of
- een of meerdere flessen acetyleen en/of zuurstof,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd,
ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode
tussen 25 maart 2024 tot en met 25 april 2024, te [plaats] , althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door een garagebox (gelegen aan de [adres 2]
[adres 2] ) ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven perso(o)n(en);
( art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, in of omstreeks de periode tussen 25 maart 2024 tot en met 25 april 2024, te
[plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een of
meerdere (fascia)pakket(ten) bevattende een hoeveelheid flitspoeder (in totaal
ongeveer 1556 gram), zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van
personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, zijnde geen explosief
voor civiel gebruik, voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), in of omstreeks de periode tussen 25
maart 2024 tot en met 25 april 2024, te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer (onbekend gebleven) ander(en), een wapen van
categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere
(fascia)pakket(ten) bevattende een hoeveelheid flitspoeder (in totaal ongeveer 1556
gram), zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken
door vuur of door middel van ontploffing, zijnde geen explosief voor civiel gebruik,
voorhanden heeft/hebben gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode
tussen 25 maart 2024 tot en met 25 april 2024, te [plaats] , althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door een garagebox (gelegen aan de [adres 2]
[adres 2] ) ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven perso(o)n(en);
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij, in of omstreeks de periode tussen 25 maart 2024 tot en met 25 april 2024, te
[plaats] , althans in Nederland, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor
particulier gebruik, te weten 12 cobra’s 6, heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft
gehad;
( art 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), in of omstreeks de periode tussen 25
maart 2024 tot en met 25 april 2024, te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk,
professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten 12 cobra’s 6,
heeft/hebben opgeslagen en/of voorhanden heeft/hebben gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode
tussen 25 maart 2024 tot en met 25 april 2024, te [plaats] , althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door een garagebox (gelegen aan de [adres 2]
[adres 2] ) ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven perso(o)n(en);
( art 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 januari 2025, genummerd PL09002024129386, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pag. 1 tot en met 235, met als bijlage bijgevoegd bijbehorend forensisch dossier doorgenummerd pag. 1 tot en met 75. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Alle opgenomen bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Pagina 21.
3.Pagina 22.
4.Pagina 54
5.Pagina 55.
6.Pagina 56.
7.Pagina 10 van het forensisch dossier
8.Pagina 11 van het forensisch dossier, met foto’s op pag. 20 en 21
9.Pagina 11 van het forensisch dossier, met foto’s op pag. 23 en 24
10.Pagina 12 van het forensisch dossier
11.Pagina 74.
12.Pagina 79.
13.Pagina 74.
14.Pagina 80.
15.Pagina 85.
16.Pagina 86.
17.Pagina 89.
18.Pagina 90.
19.Pagina 91.
20.Pagina 92.
21.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 mei 2025.
22.Pagina 146.
23.Pagina 142.
24.Pagina 143.
25.Pagina 144.
26.Pagina 105.