ECLI:NL:RBMNE:2025:2723

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
C/16/589826 / JE RK 25-371
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige (voornaam)]. De Raad voor de Kinderbescherming is momenteel bezig met een onderzoek naar de beëindiging van het gezag van de moeder, wat van invloed kan zijn op het perspectief van de minderjarige. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 12 mei 2026, om de stabiliteit en ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] te waarborgen.

De procedure begon met een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, die de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar wilde verlengen. De moeder van [minderjarige (voornaam)] was het niet eens met deze verzoeken en pleitte voor een terugplaatsing van haar kind. De kinderrechter heeft de argumenten van de moeder en de gecertificeerde instelling afgewogen. Tijdens de zitting op 22 april 2025 was de moeder aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, en was er ook een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige situatie van [minderjarige (voornaam)] in het pleeggezin gunstig is voor haar ontwikkeling. Er zijn positieve ontwikkelingen zichtbaar, maar de situatie is nog te fragiel om een terugplaatsing bij de moeder te overwegen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om de stabiliteit te behouden en dat de hulpverlening moet blijven monitoren of de moeder in staat is om een stabiele opvoedsituatie te bieden. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/589826 / JE RK 25-371
Datum uitspraak: 29 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. V.C.Th. van 't Westende Meeder,
Familie [.],
hierna te noemen de pleegouders,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 6 maart 2025;
  • de reactie van de moeder op het SAVE Evaluatie & Vervolgplan, ontvangen op 27 maart 2025;
  • het advies van de Raad, ontvangen op 1 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [A] , namens de GI.
1.3.
De pleegouders hebben zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige (voornaam)] verblijft in een pleeggezin. [minderjarige (voornaam)] heeft één keer in de twee weken op donderdagmiddag een uur begeleide omgang met de moeder op het kantoor van de GI.
2.3.
Bij beschikking van 12 mei 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige (voornaam)] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 12 mei 2025.
2.4.
Bij beschikking van 1 mei 2024 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een pleeggezin verlengd tot 12 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI legt het volgende aan het verzoek ten grondslag. [minderjarige (voornaam)] heeft van haar opvoeders voorspelbaarheid, betrouwbaarheid en nabijheid nodig. De pleegouders kunnen dit [minderjarige (voornaam)] bieden, maar de moeder kan dit op dit moment niet. De GI heeft de indruk dat er bij de moeder geen psychisch stabiel beeld is en hierdoor kan [minderjarige (voornaam)] niet bij de moeder wonen. De GI heeft eerdere ervaringen dat het de moeder niet lukt om haar medicatie in te nemen en een stabiele leefomgeving voor [minderjarige (voornaam)] te creëren. De GI heeft dan ook onvoldoende zicht op welke capaciteiten en vaardigheden de moeder heeft. [minderjarige (voornaam)] heeft een grote ontwikkeling doorgemaakt in het pleeggezin en zij gedijt goed op de rust die er nu is. Om dit voort te kunnen zetten verzoekt de GI om verlenging van de maatregelen.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het niet eens met de verzoeken van de GI. De moeder wil dat [minderjarige (voornaam)] zo snel mogelijk terug naar huis komt. Het perspectiefonderzoek is uitgevoerd toen de moeder opgenomen was in een GGZ-instelling. De moeder is op dit moment stabiel en wil dat dat er opnieuw gekeken wordt of [minderjarige (voornaam)] terug naar huis kan. Volgens de moeder is dit namelijk mogelijk. Daarnaast wil de moeder dat er gekeken wordt naar een uitbreiding van de zorgregeling. Deze vindt zij op dit moment te minimaal.
4.2.
Uit de e-mail van de pleegouders maakt de kinderrechter op dat zij het eens zijn met de verzoeken van de GI.

5.De beoordeling

Beslissing
5.1.
De kinderrechter wijst de verzoeken toe. Dat betekent dat de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een voorziening voor pleegzorg worden verlengd tot 12 mei 2026. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij dat beslist.
Ten aanzien van de verlenging ondertoezichtstelling
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat is voldaan aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling. [1]
5.3.
Er is voorzichtig een positieve ontwikkeling te zien bij [minderjarige (voornaam)] en de moeder. Deze is echter nog te pril en fragiel om te spreken van een stabiele (opvoed)situatie. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige (voornaam)] is dan ook nog niet voldoende weggenomen. De GI en de pleegouders zien dat [minderjarige (voornaam)] een ontwikkeling doormaakt. De speltherapie is recent afgerond en de boosheid en angst die [minderjarige (voornaam)] had zijn dusdanig verminderd dat therapie hiervoor niet meer nodig is. Het gaat goed op school en [minderjarige (voornaam)] maakt vriendschappen. De rust in de situatie doet [minderjarige (voornaam)] goed. Deze rust is er lange tijd niet geweest, waardoor de verandering, door de rust, enorm merkbaar is volgens de GI. De kinderrechter vindt het belangrijk dat het komende jaar wordt gebruikt om de huidige situatie zo stabiel en rustig mogelijk te houden. Hierbij speelt de psychische gesteldheid van de moeder ook een grote rol. Op dit moment is de moeder goed in contact met het FACT-team, neemt zij haar medicatie in en staat zij open voor behandeling. Dit is in het verleden meermaals anders geweest en daarom is het belangrijk dat dit goed gemonitord wordt door de hulpverlening. Dit heeft namelijk ook invloed op de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] .
5.4.
De kinderrechter vindt het daarom ook belangrijk dat de GI de komende tijd kijkt of het contact tussen [minderjarige (voornaam)] en haar moeder uitgebreid kan worden. De moeder heeft namelijk verteld dat zij stabiel is en meer betrokken wil zijn bij [minderjarige (voornaam)] en dat zij ook het liefst ziet dat [minderjarige (voornaam)] weer bij haar komt wonen. Op dit moment vindt de GI de huidige zorgregeling, één keer in de twee weken één uur omgang, het maximaal haalbare. Tijdens de zitting heeft de GI echter ook naar voren gebracht dat er met hulpverlening gekeken kan worden hoe het contact zich kan ontwikkelen. De GI wil graag werken aan een verdieping van het contact. De kinderrechter gaat ervanuit dat de moeder zal meewerken aan deze hulpverlening en dat zodra een uitbreiding van het contact of betrokkenheid op een andere manier mogelijk is, de GI daarop in zal zetten.
5.5.
De kinderrechter is van oordeel dat een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig is om de benodigde hulpverlening te blijven inzetten en deze te coördineren. Op die manier kan er rust en een veilige omgeving voor [minderjarige (voornaam)] gecreëerd worden, waarin zij zich goed kan ontwikkelen.
Ten aanzien van de verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
5.6.
De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] is ook noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
5.7.
De moeder heeft de wens uitgesproken dat [minderjarige (voornaam)] weer bij haar komt wonen. De kinderrechter vindt echter dat op dit moment het pleeggezin de beste plek is voor [minderjarige (voornaam)] . [minderjarige (voornaam)] is onderdeel van het pleeggezin en kan zich hier goed ontwikkelen. Het is dan ook in het belang van [minderjarige (voornaam)] haar ontwikkeling dat zij hier het komende jaar kan blijven wonen. Dat maakt dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is. Het contact tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] is op dit moment minimaal. Er moet eerst gekeken worden of een uitbreiding van het contact mogelijk, voordat er gekeken wordt of een terugplaatsing bij de moeder mogelijk is. Daarnaast speelt mee dat de Raad voor de Kinderbescherming op dit moment onderzoekt of een beëindiging van het gezag van de moeder op zijn plaats is. De uitkomst van dit onderzoek zal ook richting geven aan het perspectief van [minderjarige (voornaam)] . De kinderrechter wil hier niet op vooruit lopen en richt zich enkel op komend jaar. Voor komend jaar is de kinderrechter van mening dat [minderjarige (voornaam)] uit huis geplaatst blijft bij het huidige pleeggezin.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] tot 12 mei 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een voorziening voor pleegzorg tot 12 mei 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van I. Stooker als griffier, en op schrift gesteld op 12 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.