ECLI:NL:RBMNE:2025:2749

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
C/16/584642 / HA ZA 24-586
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een verstekvonnis in een verzetprocedure betreffende een koopovereenkomst van een auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [geopposeerde sub 1] B.V. en [geopposeerde sub 2] B.V., en [opposante] B.V. over de levering van een Toyota Hilux. De rechtbank heeft eerder op 2 oktober 2024 een verstekvonnis gewezen, waarin werd geoordeeld dat de koopovereenkomst was ontbonden en [opposante] werd veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs. [opposante] heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis, stellende dat de auto conform de overeenkomst was geleverd en dat de algemene voorwaarden aansprakelijkheid uitsluiten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 februari 2025 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat [opposante] ontvankelijk was in haar verzet en dat het verzet gegrond was. De rechtbank vernietigde het verstekvonnis en wees de vorderingen van [geopposeerde sub 1] c.s. af, omdat de rechtbank van oordeel was dat de auto wel degelijk aan de overeenkomst voldeed. Tevens werd [geopposeerde sub 1] c.s. veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag dat [opposante] op basis van het verstekvonnis had betaald. De proceskosten werden toegewezen aan [opposante].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/584642 / HA ZA 24-586
Vonnis in verzet van 28 mei 2025
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geopposeerde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geopposeerde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
oorspronkelijk eisende partijen,
gedaagde partijen in het verzet,
advocaat mr. M. Simons te Raamsdonksveer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[opposante] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
oorspronkelijk gedaagde partij,
eisende partij in het verzet,
advocaat mr. T. IJsenbrandt te Nijmegen.
De oorspronkelijk eisende partijen worden hierna gezamenlijk [geopposeerde sub 1] c.s. en afzonderlijk [geopposeerde sub 1] en [geopposeerde sub 2] genoemd. De oorspronkelijk gedaagde partij wordt aangeduid als [opposante] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank beschikt over de volgende stukken:
- het door deze rechtbank op 2 oktober 2024 tussen partijen bij verstek gewezen vonnis
onder zaaknummer / rolnummer 580326 / HA ZA / 24-438 (hierna: het Verstekvonnis) en de daarin genoemde stukken;
- de verzetdagvaarding van 15 november 2024 met producties 1 t/m 4, aan te merken als de
conclusie van antwoord; en
- de brief van [geopposeerde sub 1] c.s. van 23 januari 2025 met de aanvullende producties 21 t/m 25.
1.2.
Op 3 februari 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Aan de kant van [geopposeerde sub 1] c.s. was de heer [A] (hierna: [A] ) aanwezig, bijgestaan door mr. Simons. Aan de kant van [opposante] zijn de heer [B] , DGA van [opposante] , en de heer [C] , vestigingsmanager van [opposante] (hierna: [C] ), verschenen, bijgestaan door mr. IJsenbrandt. De advocaten van partijen hebben spreekaantekeningen voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder is besproken. Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank gezegd dat vonnis zal worden gewezen. Nadien hebben partijen verzocht het vonnis uit te stellen, in afwachting van lopende gesprekken tussen partijen. Vervolgens is bepaald dat er alsnog een vonnis komt.

2.De kern van de zaak

[opposante] komt met succes in verzet tegen het Verstekvonnis, waarin voor recht is verklaard dat de door [geopposeerde sub 1] c.s. en [opposante] gesloten koop door [geopposeerde sub 1] c.s. is ontbonden. In dat Verstekvonnis is [opposante] onder meer veroordeeld tot terugbetaling aan [geopposeerde sub 1] c.s. van de koopprijs van de door [geopposeerde sub 1] gekochte auto. De rechtbank vernietigt het Verstekvonnis, ontheft [opposante] van de veroordelingen daaruit en wijst de vorderingen van [geopposeerde sub 1] c.s. alsnog af op grond van de geldende algemene voorwaarden.

3.De achtergrond van het geschil

3.1.
In 2018 heeft [opposante] , een automobielbedrijf, een Toyota Hilux met dubbele cabine en plaats voor vijf personen (hierna: de Auto) aan [geopposeerde sub 1] verkocht en geleverd tegen een koopprijs van € 46.584,99 (inclusief BTW). Voorafgaand aan de koop heeft [A] , de (indirect) bestuurder van [geopposeerde sub 1] , bij een verkoopmedewerker van [opposante] , de heer [D] (hierna: [D] ), aangegeven dat de Auto voor een grijs kenteken in aanmerking moest komen. [D] antwoordde hierop in een e-mail aan [opposante] : [1]

Beste [B (voornaam)] ,
In de bijlage tref je de offerte aan van de Toyota Hilux dubbel cabine Exe Automaat.
En als extra een ombouw naar B/E trekker. Dan kun je op grijskenteken, rijden als 5 persoons.(…).’
3.2.
Vervolgens hebben [A] en [opposante] afgesproken dat – voorafgaand aan de levering – een aantal zaken op de Auto zal worden aangebracht (een coating op de laadbak, een afdekking op de laadbak, een autoalarm en een ‘bullbar’, samen neerkomend op een bedrag van € 3.872,24) en dat de Auto door een derde zal worden omgebouwd naar een B/E opleggertrekker met een demontabele laadbak. De gedachte achter de ombouw van de Auto naar een B/E opleggertrekker was dat de Auto dan als bedrijfsauto op een grijs kenteken zou kunnen worden gereden. Nadat de Auto was omgebouwd, heeft de RDW de Auto zonder de demontabele laadbak als B/E opleggertrekker goedgekeurd.
3.3.
Nadat in september 2018 de Auto met daarop de demontabele laadbak door [opposante] aan [geopposeerde sub 1] is geleverd, is de Auto op naam gezet van [geopposeerde sub 2] (een holding van [A] , ook bestuurder van [geopposeerde sub 1] ). De Auto met daarop de demontabele laadbak werd jaren gereden op een grijs kenteken. Maar, na een controle van de Belastingdienst in 2023, kreeg [geopposeerde sub 2] het bericht van de Belastingdienst dat de Auto met laadbak niet voldeed aan de inrichtingsvereisten om met een grijs kenteken te mogen rijden. Hierdoor werd [geopposeerde sub 2] een naheffingsaanslag BPM (Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen) opgelegd van € 30.033,- en werd de MRB (Motorrijtuigenbelasting) verhoogd, waardoor sprake was van naheffingsaanslagen van € 3.207,- en € 517,- (hierna gezamenlijk: de Naheffingsaanslagen BPM en MRB). [geopposeerde sub 2] heeft de Naheffingsaanslagen BPM en MRB betaald. Op 14 maart 2024 heeft de advocaat van [geopposeerde sub 1] c.s. een e-mail naar de toenmalige advocaat van [opposante] gestuurd waarin de ‘overeenkomst inzake de koopovereenkomst’ buitengerechtelijk is ontbonden.
3.4.
In haar oorspronkelijke verstekdagvaarding vorderen [geopposeerde sub 1] c.s. een verklaring voor recht dat de koop van de Auto bij de voornoemde e-mail van 14 maart 2024 is ontbonden. Ook vorderen [geopposeerde sub 1] c.s. [opposante] te veroordelen tot betaling van de hoofdsom van in totaal € 84.211,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2023 van € 6.488,39 en de wettelijke rente vanaf de datum van betekening tot de dag van volledige betaling. Daarnaast vorderen zij [opposante] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente, en in de nakosten. De hoofdsom bestaat uit (a) de koopprijs van de Auto (inclusief de ombouw daarvan naar een B/E opleggertrekker) (b) de kosten van de op de Auto voorafgaand aan de levering aangebrachte zaken (de coating, de afdekking, het autoalarm en de bullbar) en (c) de Naheffingsaanslagen BPM en MRB.
3.5.
[geopposeerde sub 1] c.s. leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat de Auto niet volgens de tussen [geopposeerde sub 1] en [opposante] gesloten koopovereenkomst is geleverd, omdat de Auto niet voldeed aan de vereisten voor het voeren van een grijs kenteken terwijl dat wel was afgesproken. Verder stellen [geopposeerde sub 1] c.s. dat zij kosten hebben moeten maken om hun vorderingen buiten rechte te innen zodat [opposante] ook buitengerechtelijke kosten (€ 1.956,71), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum betekening tot de dag van volledige betaling, verschuldigd is.
3.6.
[opposante] is in die procedure niet in rechte verschenen. De rechtbank heeft in een Verstekvonnis de vorderingen van [geopposeerde sub 1] c.s. toegewezen, behalve de gevorderde buitengerechtelijke kosten die zijn verminderd. [opposante] is in verzet gekomen tegen het Verstekvonnis en voert – als meest verstrekkend verweer – aan dat de Algemene voorwaarden zakelijke markt BOVAG autobedrijven koop/reparatie & Onderhoud (hierna: de Algemene Voorwaarden) de gestelde aansprakelijkheid uitsluiten. Verder stelt [opposante] zich op het standpunt dat de Auto is geleverd conform de overeenkomst, omdat geen garantie is gegeven dat de Auto na ombouw zou voldoen aan de vereisten voor een grijs kenteken en bovendien is gewaarschuwd voor eventuele naheffingen.

4.De beoordeling

4.1.
[opposante] vordert, zo begrijpt de rechtbank, in deze verzetprocedure:
  • dat het Verstekvonnis wordt vernietigd, althans dat [opposante] van de tegen haar uitgesproken veroordelingen wordt ontheven door de vorderingen van [geopposeerde sub 1] c.s. alsnog af te wijzen;
  • [geopposeerde sub 1] c.s. te veroordelen tot terugbetaling van wat zij uit hoofde van het Verstekvonnis van [opposante] heeft ontvangen, te weten € 99.263,92; en
  • met veroordeling van [geopposeerde sub 1] c.s. in de proceskosten.
4.2.
De rechtbank zal beslissen dat [opposante] ontvankelijk is haar verzet en dat het verzet gegrond is, zodat het Verstekvonnis zal worden vernietigd. De vorderingen van
[geopposeerde sub 1] c.s. zullen alsnog worden afgewezen en [geopposeerde sub 1] c.s. zullen worden veroordeeld tot terugbetaling van wat zij uit hoofde van het Verstekvonnis van [opposante] hebben ontvangen. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot deze beslissingen komt.
[opposante] is op tijd in verzet gekomen
4.3.
De verzetdagvaarding van [opposante] dateert van 15 november 2024. [geopposeerde sub 1] c.s. hebben aangevoerd dat [opposante] in haar verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het verzet na het verstrijken van de daarvoor geldende wettelijke termijn – en dus te laat – is ingediend. Op grond van artikel 143 Rv moet in beginsel verzet worden gedaan binnen vier weken:
(1) na de betekening van het verstekvonnis aan gedaagde in persoon, of
(2) nadat de veroordeelde persoon een daad heeft gepleegd waaruit blijkt dat hij bekend is met het verstekvonnis of met de tenuitvoerlegging daarvan.
4.4.
Volgens [geopposeerde sub 1] c.s. blijkt uit de communicatie die na het Verstekvonnis tussen (de advocaat van) [geopposeerde sub 1] c.s. en [opposante] heeft plaatsgevonden een daad van bekendheid van [opposante] met het bestaan van het Verstekvonnis, waardoor de verzettermijn toen al is gaan lopen en de verzetdagvaarding niet tijdig is ingesteld. De rechtbank gaat hier niet in mee en wijst daarbij op het volgende.
4.5.
Onder het plegen van een ‘daad van bekendheid’, als bedoeld in het voorgenoemde wetsartikel, moet worden verstaan iedere gedraging van de veroordeelde waarin zijn bekendheid met het vonnis besloten ligt, waaronder begrepen de kennisneming zelf. Op grond van de rechtspraak van de Hoge Raad moet de veroordeelde zelf een handeling hebben verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat hij over voldoende gegevens met betrekking tot (de inhoud van) zijn veroordeling beschikt om zich daartegen tijdig én adequaat te kunnen verzetten. [2] Ten aanzien van het verstekvonnis zelf is het voldoende als gedaagde blijk geeft van bekendheid met de hoofdinhoud daarvan. Het enkele aanhoren van de inhoud van het vonnis door de veroordeelde is daarvoor onvoldoende, ook al zou moeten worden aangenomen dat hij daardoor (via een ander) globaal van de inhoud van het verstekvonnis op de hoogte is geraakt. [3]
4.6.
Op grond van het voorgaande zijn de omstandigheden dat:
  • [geopposeerde sub 1] c.s. op 9 oktober 2024 een e-mail naar [opposante] hebben gestuurd waarin onder vermelding van het zaaknummer stond vermeld dat [opposante] door de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht is veroordeeld tot betaling van € 98.608,82 en dat de Auto als gevolg van de ontbinding van de koop na betaling van dit bedrag kon worden opgehaald, en
  • de advocaat van [geopposeerde sub 1] c.s. en [C] elkaar vervolgens op 14 oktober 2024 telefonisch hebben gesproken waarbij de advocaat van [geopposeerde sub 1] c.s. heeft aangegeven dat [opposante] tegen het Verstekvonnis in verzet kon gaan (en in welk gesprek de inhoud van het Verstekvonnis – afgezien van de hierboven genoemde punten – verder niet aan de orde is gekomen),
onvoldoende om te kunnen spreken van een daad van bekendheid door [opposante] .
4.7.
Sterker nog, uit de communicatie tussen (de advocaat van) [geopposeerde sub 1] c.s. en (de advocaat van) [opposante] blijkt juist dat
geensprake was van een daad van bekendheid door [opposante] . Daaruit volgt namelijk het tegendeel:
  • op 15 oktober 2024 heeft [C] vergeefs geprobeerd om het Verstekvonnis onder vermelding van het zaaknummer en partijnamen op te vragen waarna hij op dezelfde dag nog een e-mail naar de advocaat van [geopposeerde sub 1] c.s. heeft gestuurd met de vraag of zij een kenmerk van de zaak heeft, en
  • op 17 oktober 2024 heeft een jurist namens [opposante] per e-mail bij de advocaat van [geopposeerde sub 1] c.s. aangegeven dat [opposante] niet bekend is met het Verstekvonnis en is [geopposeerde sub 1] c.s. gevraagd het Verstekvonnis op te sturen, zodat dit met [opposante] kon worden besproken.
4.8.
Vast staat dat het Verstekvonnis op 24 oktober 2024 aan [opposante] is betekend. De rechtbank volgt het standpunt van [opposante] dat zij pas op dat moment met de inhoud van het Verstekvonnis bekend is geworden en dat toen de termijn voor verzet is gaan lopen. De verzetdagvaarding is op 15 november 2024 betekend en dus binnen vier weken na 24 oktober 2024. Dat betekent dat [opposante] op tijd en overigens ook op de juiste wijze in verzet is gekomen. Het verzet wordt daarom in behandeling genomen en is ook gegrond, zoals hierna verder wordt uitgelegd.
Non-conformiteit en gevolgschade in algemene voorwaarden van [opposante] uitgesloten
4.9.
[opposante] stelt zich – als het meest verstrekkende standpunt – op het standpunt dat in artikel 14 van de Algemene Voorwaarden vorderingen op grond van non-conformiteit en gevolgschade door de (zakelijke) koper zijn uitgesloten. Volgens [opposante] heeft [geopposeerde sub 1] bij het sluiten van de koopovereenkomst van 17 mei 2018 (hierna: de Koopovereenkomst) voor de ontvangst en kennisname van deze Algemene Voorwaarden getekend en is in de (later opgestelde) offerte en verkoopfactuur die zij in het kader van de verkoop van de Auto heeft opgesteld ook naar deze Algemene Voorwaarden verwezen. [opposante] vindt dat de vorderingen van [geopposeerde sub 1] c.s. op die grond moeten worden afgewezen.
4.10.
Op de mondelinge behandeling hebben [geopposeerde sub 1] c.s. enkel betoogd dat de Algemene Voorwaarden niet ter hand zijn gesteld en dat daarvoor geen bewijs is. Hier gaat de rechtbank niet in mee. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [opposante] namelijk een door [A] (namens [geopposeerde sub 1] ) en [D] (namens [opposante] ) ondertekende versie van de Koopovereenkomst aan de rechtbank laten zien, met daarop een paraaf van [A] bij de mededeling van [opposante] : ‘
Op al onze transacties zijn de Algemene Voorwaarden Bovag-Afdeling NDA van toepassing.Koper verklaart deze algemene voorwaarden te hebben ontvangen en de inhoud daarvan voorafgaand aan de ondertekening kennis te hebben genomen(onderstreping, rechtbank).’ Hoewel [A] (die een niet door hem ondertekende versie van de Koopovereenkomst als productie 25 had overgelegd) tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd dat hij de Algemene Voorwaarden niet heeft gelezen, heeft hij wél bevestigd dat hij de hierboven genoemde handtekening en paraaf heeft gezet en dat het goed kan zijn dat hij ook papieren van [opposante] heeft meegekregen Hieruit blijkt volgens de rechtbank, in het licht van de stellingen van [opposante] hierover, voldoende dat [geopposeerde sub 1] de Algemene Voorwaarden heeft ontvangen en hiervan in redelijkheid kennis heeft kunnen nemen.
4.11.
Art. 14 van de Algemene Voorwaarden luidt voor zover relevant:

Artikel 14 - Aansprakelijkheid
3. In artikel 15 staan garantievoorwaarden en dat is de basis om verkoper/reparateur aan te kunnen spreken. Na en naast deze garantievoorwaarden heeft de koper/opdrachtgever niet de rechten die de wet geeft aan kopers (en opdrachtgevers) die handelen voor doeleinden die buiten hun bedrijf- of beroepsactiviteit vallen. Een voorbeeld van een degelijk recht dat de koper/opdrachtgever dus niet heeft, is het recht uit boek 7 BW dat een zaak bij aflevering aan de koopovereenkomst beantwoordt.
4. Iedere andere vordering van schadevergoeding, op welke basis dan ook, is uitgesloten.’
Het standpunt van [opposante] dat [geopposeerde sub 1] c.s. zich op grond hiervan niet kunnen beroepen op non-conformiteit, is door [geopposeerde sub 1] c.s. onvoldoende weersproken, terwijl dit de grondslag is voor alle vorderingen van [geopposeerde sub 1] c.s. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [geopposeerde sub 1] c.s. hierover op vragen van de rechtbank alleen gezegd dat dit niet de bedoeling kan zijn geweest. Dit wordt verder op geen enkele manier handen en voeten gegeven, terwijl art. 14 lid 3 Algemene Voorwaarden op basis van de bewoordingen moeilijk anders kan worden uitgelegd dan dat deze bepaling een beroep op non-conformiteit uitsluit. Alleen al om deze reden moeten alle vorderingen van [geopposeerde sub 1] c.s. worden afgewezen.
Andere relevante beslispunten komen niet meer aan de orde
4.12.
Gelet op wat hiervoor is besproken, komt de rechtbank niet meer toe aan andere relevante beslispunten die tijdens de mondelinge behandeling wel aan bod zijn gekomen, namelijk:
  • de hoedanigheid van de eisende partijen in deze procedure. Het gaat om twee verschillende entiteiten die beide als eisende partijen optreden. Eiseres [geopposeerde sub 1] heeft de Auto van [opposante] gekocht en nadien is de Auto op naam van de andere eiseres, [geopposeerde sub 2] , gezet. [geopposeerde sub 2] heeft de Naheffingsaanslagen BPM en MRB opgelegd gekregen en heeft betaald, maar is niet de partij die de Koopovereenkomst met [opposante] heeft gesloten. Van een rechtsgeldige cessie (artikel 3:94 BW) van de (vermeende) vorderingen van [geopposeerde sub 1] op [opposante] aan [geopposeerde sub 2] is niet gebleken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank geen duidelijk antwoord gekregen op vragen naar de juridische basis voor de vorderingen van [geopposeerde sub 2] en wat de invloed daarvan is op deze procedure;
  • het antwoord op de vraag of – zoals namens [opposante] is aangevoerd – [geopposeerde sub 1] voorafgaand aan de koop is gewezen op het risico dat de Belastingdienst een naheffingsaanslag zou kunnen opleggen omdat de naar B/E opleggertrekker omgebouwde Auto mogelijk (toch) niet in aanmerking kwam voor een grijs kenteken. Op basis van het dossier, meer in het bijzonder de daarin opgenomen verklaring van [D] dat [A] wist dat de Auto niet op een grijs kenteken kon worden gereden en dat [A] ook met het ombouwen een risico nam, is het maar de vraag of – al dan niet na het geven van een bewijsopdracht – tot de conclusie kan worden gekomen dat de Auto niet voldeed aan de Koopovereenkomst;
  • de overige verweren van [opposante] , inhoudende dat de ontbinding van de koopovereenkomst niet gerechtvaardigd is en dat niet voldaan is aan de schadebeperkingsplicht.
Conclusie
4.13.
Gelet op wat hiervoor is besproken, zal de rechtbank het verzet van [opposante] gegrond verklaren. Het Verstekvonnis zal worden vernietigd en [opposante] zal worden ontheven van de daarbij uitgesproken veroordelingen. De vorderingen van [geopposeerde sub 1] c.s. zullen alsnog worden afgewezen. Omdat met dit vonnis de rechtsgrond voor de ter uitvoering van het Verstekvonnis door [opposante] aan [geopposeerde sub 1] c.s. gedane betalingen is komen te vervallen, zullen [geopposeerde sub 1] c.s. worden veroordeeld tot terugbetaling van alles wat [opposante] op basis van het Verstekvonnis aan hen heeft voldaan. Volgens [opposante] bedraagt dit € 99.263,92. Omdat [geopposeerde sub 1] c.s. de hoogte van dit bedrag niet hebben weersproken, gaat de rechtbank uit van de juistheid daarvan.
[geopposeerde sub 1] c.s. moeten de proceskosten van [opposante] betalen
4.14.
[geopposeerde sub 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de kosten van de verstek- en verzetprocedure worden veroordeeld. De kosten van het betekenen van het Verstekvonnis en van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen echter op grond van art. 141 Rv voor rekening van [opposante] komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat [opposante] in eerste instantie niet is verschenen. Ook de kosten van het betekenen van het Verstekvonnis komen voor rekening van [opposante] , maar omdat de rechtbank niet bekend is met deze kosten, kan dit bedrag niet in mindering worden gebracht op de proceskostenveroordeling aan de zijde van [geopposeerde sub 1] c.s. De door [geopposeerde sub 1] c.s. te vergoeden kosten aan de zijde van [opposante] worden begroot op:
  • salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten x tarief € 1.214,00)
  • griffierecht € 2.889,00
  • nakosten
beslissing)
Totaal € 5.495,00.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaarthet verzet van [opposante] gegrond,
5.2.
vernietigthet door deze rechtbank op 2 oktober 2024 onder zaaknummer / rolnummer 580326 / HA ZA / 24-438 gewezen Verstekvonnis, en ontheft [opposante] van de veroordelingen die voortvloeien uit dat Verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.3.
wijstde vorderingen van [geopposeerde sub 1] c.s. alsnog af,
5.4.
veroordeelt[geopposeerde sub 1] c.s. tot terugbetaling van al hetgeen zij van [opposante] uit hoofde van het door deze rechtbank op 2 oktober 2024 onder zaaknummer / rolnummer 580326 / HA ZA / 24-438 gewezen Verstekvonnis heeft ontvangen, zijnde € 99.263,92,
5.5.
veroordeelt[geopposeerde sub 1] c.s. in de kosten van de verzetprocedure (met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding), aan de zijde van [opposante] tot op heden begroot op € 5.495,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [geopposeerde sub 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [geopposeerde sub 1] c.s. € 92,00 extra betalen, plus de kosten van de betekening,
5.6.
wijsthet meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.J. van Yperen, rechter, bijgestaan door mr. L. Leber, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
Type: LL5240

Voetnoten

1.Productie 12 bij de verstekdagvaarding.
2.HR 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ0652 r.o. 3.2 (
3.HR 23 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT4071 r.o. 3.5 (