ECLI:NL:RBMNE:2025:2766

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
11649305
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan dringende renovatiewerkzaamheden en tijdelijke ontruiming van de woning

In deze zaak heeft de woningstichting Veenvesters een kort geding aangespannen tegen een gedaagde huurder, die weigert mee te werken aan noodzakelijke renovatiewerkzaamheden aan haar huurwoning. De gedaagde, die sinds 2007 de woning huurt, heeft medische bezwaren geuit tegen de werkzaamheden, maar de kantonrechter oordeelt dat zij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar gezondheid in gevaar komt. De woningstichting heeft een spoedeisend belang bij de uitvoering van de werkzaamheden, die deel uitmaken van een groter onderhoudsproject. De kantonrechter heeft het wrakingsverzoek van de gedaagde afgewezen en de vorderingen van Veenvesters toegewezen. De gedaagde moet medewerking verlenen aan de werkzaamheden en de woning tijdelijk ontruimen. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.358,47.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht, kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11649305 \ UV EXPL 25-103 WMB/61313
Vonnis in kort geding van 6 juni 2025
in de zaak van
WONINGSTICHTING VEENVESTERS,
gevestigd in Veenendaal ,
eisende partij,
hierna te noemen: Veenvesters,
gemachtigde: mr. M.J. Jeths,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.A. Spigt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 april 2025 met producties;
- de mondelinge behandeling van 2 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Op de mondelinge behandeling zijn namens Veenvesters verschenen, mevrouw [A] en mevrouw [B] , beiden [functie] bij Veenvesters. Zij werden bijgestaan door mr. Jeths. [gedaagde] is op de zitting verschenen, samen met mr. Spigt. De broer van [gedaagde] , de heer [C] , was ook op de zitting aanwezig.
1.3.
Op 11 mei 2025 heeft [gedaagde] wraking verzocht van de kantonrechter. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft op 22 mei 2025 plaatsgevonden en bij beslissing van 5 juni 2025 is het verzoek afgewezen.
1.4.
Hierna heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 13 juli 2007 de woning aan het [straat 1] [nummer] in ( [postscode] ) [plaats] (hierna: de woning) van (de rechtsvoorganger van) Veenvesters. Veenvesters wilde op 2 juni 2025 starten met onderhouds- en renovatiewerkzaamheden aan de woning. [gedaagde] weigert aan de werkzaamheden mee te werken, vanwege haar medische situatie. Veenvesters vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan de werkzaamheden mee te werken onder straffe van een dwangsom en om de woning gedurende de werkzaamheden te ontruimen. De kantonrechter zal de vorderingen toewijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

Veenvesters heeft spoedeisend belang bij haar vorderingen
3.1.
Veenvesters heeft spoedeisend belang bij haar vorderingen. Zij heeft toegelicht dat de werkzaamheden aan de woning worden uitgevoerd in het kader van een groter onderhoudsproject waarbij meerdere woningen worden aangepakt. In eerste instantie zouden de eerste inspecties en werkzaamheden worden uitgevoerd in de woning van [gedaagde] . Omdat [gedaagde] weigert om daaraan mee te werken, zijn de werkzaamheden al twee keer uitgesteld. Volgens de aangepaste planning hadden de werkzaamheden in de woning op 2 juni 2025 moeten beginnen, nadat daarvoor inspecties hadden plaatsgevonden en er materiaal was besteld. Veenvesters zal in de problemen komen met haar vergunningen als de werkzaamheden nog langer worden uitgesteld, omdat zij de werkzaamheden alleen binnen een bepaalde periode mag uitvoeren. Daarnaast heeft Veenvesters voldoende aannemelijk gemaakt dat verder uitstel extra kosten met zich zou brengen.
[gedaagde] moet meewerken aan de werkzaamheden en de woning tijdelijk ontruimen
3.2.
In deze kortgedingprocedure moet de kantonrechter beoordelen of de vorderingen van Veenvesters in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat de gevorderde voorlopige voorzieningen gerechtvaardigd zijn. De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval is.
3.3.
Op grond van de wet is [gedaagde] verplicht om medewerking te verlenen op het moment dat er dringende werkzaamheden aan haar huurwoning moeten worden uitgevoerd of als Veenvesters de woning wil renoveren en zij daarvoor een redelijk voorstel doet. [1] Dringende werkzaamheden zijn werkzaamheden die niet zonder nadeel, zoals bijvoorbeeld schade of extra kosten, kunnen worden uitgesteld.
3.4.
Uit het zogenaamde bewonersboekje Onderhoud en renovatie Project [straat 2] e.o. (hierna: het bewonersboekje) blijkt dat Veenvesters met het project grootschalig onderhoud wil plegen en de woningen toekomstbestendig wil maken. De werkzaamheden omvatten onder andere het vervangen van de dakkapellen, de ketel, de dakpannen, het keukenblok, verschillende plafonds, de ramen, het schilderwerk, de schoorsteen, de voordeuren, het isoleren van het dak en de aanbouw, en het plaatsen van een stalen balk om de constructie van de eerste verdieping toekomstbestendig te maken. Veenvesters heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de werkzaamheden voor de woning van [gedaagde] vanwege de projectmatige aanpak niet (verder) kan uitstellen zonder dat dat extra kosten met zich zou brengen, waardoor zij als dringende werkzaamheden kunnen worden aangemerkt. Daarnaast wil Veenvesters de woningen renoveren in die zin dat er mechanische ventilatie zal worden geïnstalleerd om de luchtkwaliteit van de woning te verbeteren. Meer dan 70% van de bewoners heeft met het voorstel voor die renovatie ingestemd, waardoor dat voorstel wordt geacht redelijk te zijn.
3.5.
Daaruit volgt dat [gedaagde] in principe aan alle werkzaamheden medewerking moet verlenen en zo nodig de woning tijdelijk moet ontruimen. [gedaagde] heeft duidelijk gemaakt dat zij dat weigert te doen vanwege haar medische situatie. Zij heeft longziekten die worden verergerd door allergische reacties en zegt bang te zijn dat er (voor haar) schadelijke stoffen zullen vrijkomen bij de werkzaamheden. Daarnaast denkt [gedaagde] dat zij slecht zal reageren op de mechanische ventilatie. Om die reden is zij ook een bodemprocedure gestart om het renovatievoorstel aan te vechten.
3.6.
De door [gedaagde] aangevoerde belangen wegen naar oordeel van de kantonrechter niet op tegen de belangen van Veenvesters om de werkzaamheden op korte termijn te kunnen uitvoeren. [gedaagde] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij door de werkzaamheden voor haar gezondheid te vrezen heeft, aangezien uit het bewonersboekje blijkt dat de werkzaamheden er onder andere juist op gericht zijn om de luchtkwaliteit in de woning te verbeteren. Bovendien heeft Veenvesters veelvuldig geprobeerd om met [gedaagde] in contact te komen, zodat zij met haar kon bespreken wat er zou gaan gebeuren en welke voorzieningen [gedaagde] nodig had om de periode van de werkzaamheden met zo min mogelijk zorgen te kunnen overbruggen. Uit het bewonersboekje blijkt dat het bijvoorbeeld een optie was voor [gedaagde] om gedurende de werkzaamheden tijdelijk te verhuizen met hulp van Veenvesters. Veenvesters heeft dat op de zitting ook (opnieuw) aangeboden. [gedaagde] heeft echter elk aanbod tot overleg of hulp van Veenvesters afgeslagen, waardoor zij het voor Veenvesters onmogelijk heeft gemaakt om haar te accommoderen. De kantonrechter zal de door Veenvesters gevorderde voorzieningen en de gevorderde dwangsom daarom toewijzen.
[gedaagde] moet de proceskosten van Veenvesters betalen
3.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Veenvesters worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,47
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.358,47
3.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om medewerking te verlenen aan alle werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de uitvoering van de (voorbereidende) werkzaamheden die reeds op 7 april 2025 zijn aangevangen en een doorlooptijd hebben tot uiterlijk 25 juni 2025, en dit alles te gehengen en gedogen en daartoe gelegenheid en toegang tot de woning aan het [straat 1] [nummer] te ( [postscode] ) [plaats] en/of de bijbehorende onroerende aanhorigheden te geven, bij gebreke waarvan gedaagde een dwangsom verbeurt van € 500,00 per keer met een maximum van € 10.000,00, indien zij geen medewerking verleent aan de uitvoering van de (voorbereidende) werkzaamheden;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om de woning en/of de bijbehorende onroerende aanhorigheden met adres [straat 1] [nummer] te ( [postscode] ) [plaats] , onmiddellijk na betekening van het in deze te wijzen vonnis, tijdelijk, dat wil zeggen voor de duur van de uitvoering van de (voorbereidende) werkzaamheden die reeds op 7 april 2025 zijn aangevangen en een doorlooptijd hebben tot uiterlijk 25 juni 2025, te ontruimen met al degenen die zich daar vanwege haar bevinden en al hetgeen zich daarin vanwege haar bevindt, zodat Veenvesters alle (voorbereidende) werkzaamheden kan uitvoeren die noodzakelijk zijn om de in het bewonersboekje genoemde werkzaamheden te verwezenlijken;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.358,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:220 van het Burgerlijk Wetboek.