ECLI:NL:RBMNE:2025:2782

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
C/16/589360
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij over minderjarige na problematische situatie moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2025 een beschikking gegeven inzake de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar pasgeboren dochter, hierna te noemen [minderjarige (voornaam)]. De moeder heeft haar verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding van [minderjarige (voornaam)] niet kunnen dragen, wat heeft geleid tot de beslissing van de rechtbank. De moeder, die verslaafd is aan drugs en alcohol, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en is na de geboorte van [minderjarige (voornaam)] spoorloos verdwenen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland te benoemen tot voogd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de zorg voor [minderjarige (voornaam)] op zich te nemen, gezien haar problematische situatie en het feit dat zij niet naar de zitting is gekomen. De rechtbank heeft de belangen van [minderjarige (voornaam)] vooropgesteld en geconcludeerd dat het in haar belang is dat er duidelijkheid is over haar opvoedsituatie. De Raad heeft aangegeven dat de aspirant adoptiefouders van [minderjarige (voornaam)] bereid zijn om haar op te voeden en dat de GI de voogdij over haar moet uitoefenen.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummers:
C/16/589360 / FO RK 25-232 (beëindiging van het ouderlijk gezag)
C/16/587826 / FO RK 25/76 (voogdij)
Beschikking van 19 juni 2025
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming Regio [.],
hierna te noemen: de Raad,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
over het kind:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige (voornaam)] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende],
met een onbekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.J. Stobbe,
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
hierna te noemen: de GI.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de Raad tot benoeming tijdelijk voogd (met bijlagen) van 28 januari 2025;
  • het verzoekschrift van de Raad tot beëindiging gezag (met bijlagen), binnengekomen op 25 februari 2025;
  • het bericht van de Raad met bijlage van 19 maart 2025.
1.2.
De verzoeken zijn door de rechtbank besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 22 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder;
  • de heer [A] namens de Raad;
  • mevrouw [B] namens de GI.
1.3.
De moeder heeft wel een uitnodiging van de rechtbank gekregen, maar is niet naar de zitting gekomen.
1.4.
Aan de heer [C] en de heer [D] , zijnde de aspirant adoptiefouders van [minderjarige (voornaam)] , is bijzondere toegang tot de zittingszaal verleend.
1.5.
Na de zitting heeft de rechtbank – zoals tijdens de zitting is besproken – op 27 mei 2025 van de GI de bereidverklaring ontvangen.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] .
2.2.
Bij beschikking van 20 augustus 2024 heeft de kinderrechter de voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken over de toen nog ongeboren vrucht.
2.3.
Vervolgens is ten behoeve van de moeder een crisismachtiging afgegeven in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (WVGGZ). De moeder is op 25 augustus 2024 opgenomen bij [instelling] . Zij verbleef sinds 5 september 2024 bij de [afdeling] ( [afdeling] ) van het [ziekenhuis] in [wijk] .
2.4.
De moeder heeft na de geboorte van [minderjarige (voornaam)] op [geboortedatum] 2024 het ziekenhuis verlaten en sindsdien is zij spoorloos.
2.5.
[minderjarige (voornaam)] is direct na haar geboorte geplaatst in een neutraal terreingezin.
2.6.
Op [geboortedatum] 2024 heeft de kinderrechter Samen Veilig Midden-Nederland, locatie [vestigingsplaats 2] , belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige (voornaam)] voor de duur van drie maanden. Op 20 november 2024 heeft de kinderrechter de voorlopige voogdij bekrachtigd.
2.7.
De Raad vraagt de rechtbank nu om het gezag van de moeder te beëindigen en de GI met de voogdij te belasten. De GI heeft per brief van 27 mei 2025 laten weten dat zij bereid is om de voogdij over [minderjarige (voornaam)] op zich te nemen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad toewijzen en het gezag van de moeder over [minderjarige (voornaam)] beëindigen en de GI met de voogdij over haar belasten. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij zo beslist.
Gezagsbeëindiging
3.2.
Volgens de wet kan de rechtbank het gezag van een ouder of van beide ouders beëindigen als het kind opgroeit op een manier waardoor hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De ‘aanvaardbare termijn’ is de periode waarbinnen voor dit kind duidelijk moet zijn waar het zal opgroeien. [1]
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat dit in de onderhavige procedure het geval is. De moeder heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en zij is verslaafd aan crack en alcohol (test positief op cocaïne en cannabis). Er is sprake geweest van een ongecontroleerde zwangerschap. Tijdens de zwangerschap heeft de moeder aangegeven dat zij een abortus wilde, maar dat was op dat moment niet meer mogelijk. De moeder heeft vervolgens gezegd dat zij het kindje na de geboorte wil afstaan. Aangezien Veilig Thuis van mening was dat de (toen nog) ongeboren baby teveel gevaar liep, vonden zij dat de moeder gedwongen moest worden opgenomen zodat zij kon afkicken van drugs en alcohol. De Raad heeft op 20 augustus 2024 met de moeder gesproken. Zij maakte op dat moment een geagiteerde indruk. Ook wilde zij niet luisteren naar de zorgen over de baby. Op 25 augustus 2024 is de moeder – na afgifte van een crisismachtiging – opgenomen op de acute opname afdeling van [instelling] . De verplichte zorg is vervolgens geëindigd na de geboorte van [minderjarige (voornaam)] omdat het gevaar voor het ongeboren kind de enige grond was voor de zorgmachtiging.
3.4.
Uit het verzoekschrift volgt verder dat de moeder het ziekenhuis drie kwartier na haar bevalling heeft verlaten. De moeder heeft verteld dat zij mogelijk terug zou keren naar Frankrijk of dat zij weer in [plaats] op straat zou gaan leven. De moeder heeft het ziekenhuispersoneel niet concreet verteld waar zij naartoe zou gaan. [minderjarige (voornaam)] is na haar geboorte in een tijdelijk pleeggezin geplaatst. Sinds 19 maart 2025 verblijft ze bij de aspirant adoptiefouders. Het gaat goed met [minderjarige (voornaam)] . Het ziekenhuis heeft bevestigd dat [minderjarige (voornaam)] niet verslaafd is geboren en dat er geen reden is om haar te volgen in de polikliniek. [minderjarige (voornaam)] heeft na haar geboorte geen ontwenningsverschijnselen laten zien. De aspirant adoptiefouders hebben tijdens de zitting verklaard dat [minderjarige (voornaam)] langzaam aan hun begint te wennen. Ook hebben ze verklaard dat ze haar in de toekomst graag zouden willen adopteren. De Raad vindt dit de aangewezen weg, omdat de moeder niet traceerbaar is en niet in staat wordt geacht of bereid is om zelf de verzorging en opvoeding van [minderjarige (voornaam)] op zich te nemen. Daarnaast is het onbekend wie de vader van [minderjarige (voornaam)] is, zodat ook hij geen rol kan spelen in haar leven. Evenals de Raad vindt ook de rechtbank dat het voor [minderjarige (voornaam)] belangrijk is dat het duidelijk is waar zij gaat opgroeien. Naar het oordeel van de rechtbank is de aanvaardbare termijn verstreken. Het is in het belang van [minderjarige (voornaam)] dat haar een thuis- en opvoedsituatie wordt geboden die stabiel is en aansluit bij haar hechtings- en ontwikkelingsbehoeften. De rechtbank zal het gezag van de moeder dan ook beëindigen.
Voogdij
3.5.
Nu het gezag van de moeder wordt beëindigd, is de vraag wie de voogdij over het [minderjarige (voornaam)] moet uitoefenen, De Raad adviseert om de GI met de voogdij over [minderjarige (voornaam)] te belasten omdat dit de aangewezen instantie is om de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] te waarborgen. [minderjarige (voornaam)] verblijft op dit moment bij de aspirant adoptiefouders en het is noodzakelijk dat de GI de ingroei bij de aspirant adoptiefouders voorlopig blijft volgen. De Raad merkt hierbij op dat het de verwachting is dat de aspirant adoptiefouders op termijn met de voogdij over haar zullen worden belast, zodat zij haar na een jaar kunnen adopteren. De rechtbank sluit zich hierbij aan en zal de GI tot voogd van [minderjarige (voornaam)] benoemen.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.6.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige (voornaam)] ;
4.2.
benoemt de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, locatie [vestigingsplaats 2] , tot voogd van [minderjarige (voornaam)] ;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. A.G. van Doorn, kinderrechter, in samenwerking met mr. M.N. Cheuk A Lam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:266 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW).