ECLI:NL:RBMNE:2025:2787

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
25/2887
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor het Spring Event in Laren

Op 9 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een evenementenvergunning voor het 'Spring Event' in Laren wilde verkrijgen. De burgemeester van Laren had de aanvraag van verzoekster om een evenementenvergunning, ingediend op 1 mei 2025, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het evenement niet als een besloten bijeenkomst kan worden aangemerkt, aangezien verzoekster via internet en bushokjes voor het evenement had geadverteerd. Hierdoor is het evenement toegankelijk voor het publiek en valt het onder de definitie van een evenement volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster een evenementenvergunning nodig heeft, maar dat de aanvraag te laat was ingediend. De burgemeester had aangegeven dat de aanvraag zes werkdagen voor het evenement was ingediend, wat te kort was om een zorgvuldige beoordeling te maken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de kans dat het bezwaar van verzoekster tegen de afwijzing van de vergunning zou slagen, zeer klein was.

Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat het 'Spring Event' niet door kan gaan. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekster zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van de aanvraag en dat de gemaakte kosten voor haar eigen rekening komen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en partijen werden erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2887
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 mei 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. K. van der Hoeven),
en
de burgemeester van Laren en het college van burgemeester en wethouders van Laren,
(gemachtigde: S. Paffen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de weigering om het evenement ‘Spring Event’ op zaterdag 10 en zondag 11 mei 2025 op de locatie [locatie] ( [winkel] ) in Laren door te laten gaan.
1.1.
De burgemeester heeft de aanvraag van verzoekster van 1 mei 2025 om een evenementenvergunning te verlenen voor ‘Spring Event’ in het besluit van 6 mei 2025 afgewezen. Het college heeft vervolgens in het besluit van 8 mei 2025 aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd die inhoudt dat ‘Spring Event’ niet mag plaatsvinden en dat er ook geen (zwak-) alcoholische dranken geschonken of verkocht mogen worden in [winkel] . Als verzoekster zich niet aan de last houdt, dan verbeurt verzoekster een dwangsom van € 50.000.- ineens. Verzoekster heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt.
Zij wil dat de voorzieningenrechter de voorziening treft dat het evenement wel door kan gaan.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 mei 2025 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [A] en zijn echtgenote [B] , de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de burgemeester en het college.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt zij uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.1.
De voorzieningenrechter gaat eerst in op de weigering van de evenementenvergunning en daarna op het opleggen van een last onder dwangsom.
2.2.
De voorzieningenrechter bekijkt of het treffen van een voorziening nodig is. Zij geeft daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van de besluiten van de burgemeester en het college en daarmee van de kans van slagen van de beide bezwaarschriften. Daarnaast weegt zij de belangen van verzoekster en de belangen van de burgemeester en het college af.
2.3.
Verzoekster heeft ‘Spring Event’ gepland voor het komende weekend en de eerste vraag is of deze activiteit moet worden aangemerkt als een evenement, zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
2.4.
Verzoekster stelt van niet. Zij vindt dat het gaat om een besloten bijeenkomst en daarom is het geen evenement. De activiteit is volgens verzoekster niet voor het publiek toegankelijk.
2.5.
De voorzieningenrechter geeft verzoekster hierin geen gelijk. Verzoekster heeft voor ‘Spring Event’ reclame gemaakt op internet en sociale media en door middel van reclame in abri’s. Uit de hiervoor genoemde reclame-uitingen blijkt dat iedereen die belangstelling heeft voor ‘Spring Event’, zich voor dit evenement kon aanmelden. Dit heeft eiseres tijdens de zitting bevestigd. Hoewel het misschien oorspronkelijk de bedoeling was dat er alleen klanten zouden komen, is het nu een voor het publiek toegankelijke activiteit geworden. Dat maakt dat het een evenement is in de zin van de APV.
2.6.
De volgende vraag is of het evenement een klein evenement is, waarvoor geen vergunning nodig is. Verzoekster vindt dat dit het geval is.
2.7.
De voorzieningenrechter vindt dat niet. Anders dan zij stelt, gaat het niet om een klein evenement, zoals bedoeld in artikel 2.24 van de APV. Een klein evenement is een eendaags evenement en dat is ‘Spring Event’ niet, omdat het is gepland op twee dagen. Dat het evenement op zaterdag binnen de reguliere bedrijfsvoering zou kunnen vallen, ziet de voorzieningenrechter ook niet in. De activiteiten waar verzoekster reclame voor maakt, muziek van een DJ, een wijnproeverij en ‘bubbles and bites,’ vallen niet binnen de reguliere bedrijfsvoering van een winkel. Het gaat dus niet om een klein evenement.
2.8.
Verzoekster heeft daarom een evenementenvergunning, zoals bedoeld in artikel 2.25 van de APV, nodig voor ‘Spring Event’. De burgemeester vindt dat verzoekster de aanvraag die zij op 1 mei 2025 heeft ingediend te laat heeft gedaan. Een verzoek om een vergunning voor een evenement moet namelijk worden aangevraagd drie maanden voordat het evenement plaatsvindt, anders kan de burgemeester de vergunning om die reden weigeren. Dit staat in artikel 1.8, derde lid, van de APV.
2.9.
Verzoekster heeft de aanvraag op 1 mei 2025 ingediend. Dat is zes werkdagen voordat het evenement plaatsvindt. De burgemeester heeft tijdens de zitting toegelicht dat bij de aanvraag een formulier ontbrak en dat de beslistermijn van zes dagen voor de burgemeester te kort dag is. Hij heeft geen tijd gehad om te beoordelen of het evenement strijd oplevert met de openbare orde. Ook konden er, indien nodig, geen draaiboeken rond bijvoorbeeld brandveiligheid gemaakt worden voor dit evenement. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester zes werkdagen voor het afgeven van een evenementenvergunning een te korte periode heeft mogen vinden om de aanvraag te behandelen.
2.10.
Dit betekent dat het standpunt van de burgemeester dat de aanvraag van 1 mei 2025 niet tot een evenementenvergunning leidt, in bezwaar hoogstwaarschijnlijk standhoudt.
2.11.
Wat betreft de last onder dwangsom, geldt het volgende. De last bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel is dat verzoekster ‘Spring Event’ niet mag laten doorgaan en het tweede onderdeel is dat zij geen alcohol in [winkel] mag schenken. Verzoekster is niet opgekomen tegen het tweede onderdeel, het niet schenken of verkopen van alcohol. Daarom zal de voorzieningenrechter hierop niet verder ingaan.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt verder dat verzoekster een evenementenvergunning nodig heeft voor haar activiteiten dit weekend. Die vergunning ontbreekt en dus mag het evenement niet doorgaan. Dat betekent dat het bezwaar tegen het eerste onderdeel van de last onder dwangsom geen redelijke kans van slagen heeft. Het besluit blijft in bezwaar hoogstwaarschijnlijk in stand.
2.12.
De voorzieningenrechter weegt altijd nog zelf de belangen af. Als de bezwaren geen redelijke kans van slagen hebben, is er weinig ruimte om alsnog een voorlopige voorziening te treffen en komt er meer gewicht toe aan het belang dat is gediend met de besluiten. Aan de kant van verzoekster speelt het belang dat zij graag het evenement wil laten doorgaan, omdat zij meer klanten naar haar winkel wil trekken en zij stelt dat zij kosten heeft gemaakt voor het evenement. De voorzieningenrechter vindt niet dat het evenement daarom toch zou moeten doorgaan. Verzoekster heeft zelf een risico genomen door zó laat pas een aanvraag in te dienen voor het evenement. Dat er kosten zijn gemaakt, komt daarom voor haar eigen rekening. Verzoekster stelt dat zij niet weet wat er mogelijk is in [winkel] , maar dat had zij vooraf zelf moeten uitzoeken. Daarom leidt de belangenafweging niet tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Conclusie en gevolgen
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat ‘Spring Event’ dit weekend niet mag doorgaan en dat als verzoekster dat wel door laat gaan, zij een dwangsom verbeurt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2025 door mr. I. Helmich, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.