ECLI:NL:RBMNE:2025:2791

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
C/16/593238 / FO RK 25-558
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvaarding van de bevoegdheid inzake ouderlijke verantwoordelijkheid in internationale context

Op 6 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking uitgesproken inzake de aanvaarding van de bevoegdheid op grond van artikel 15 van de Verordening Brussel II bis. De zaak betreft de minderjarige [minderjarige], geboren in 2018 in België, en de ouders, de moeder en de vader, die respectievelijk in Nederland en België wonen. De rechtbank Antwerpen had eerder het gezamenlijk gezag over de minderjarige beëindigd en de moeder belast met het gezag. De vader heeft verschillende vorderingen ingediend bij de rechtbank Antwerpen, waaronder verzoeken om gezamenlijk ouderlijk gezag en omgangsregelingen.

De rechtbank Midden-Nederland heeft de bevoegdheid aanvaard, omdat de minderjarige een bijzondere band met Nederland heeft, gezien het feit dat hij sinds 2022 met de moeder in Nederland verblijft en daar naar school gaat. De rechtbank oordeelt dat zij beter in staat is om te oordelen over de vorderingen die betrekking hebben op het gezag en de omgang. De overdracht van bevoegdheid is in het belang van de minderjarige, en de moeder heeft ingestemd met deze overdracht. De rechtbank benadrukt dat de procedure in België niet wordt beëindigd, maar dat er in Nederland een nieuw verzoekschrift moet worden ingediend met betrekking tot het gezag en de omgang.

De beschikking is openbaar uitgesproken door kinderrechter V.M.M. van Amstel, in samenwerking met griffier M.H. Lamers. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/593238 / FO RK 25-558
Aanvaarding bevoegdheid ex artikel 15 Brussel II bis
Beschikking van 6 juni 2025
in de zaak van:
de RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG ANTWERPEN in België,
afdeling Antwerpen, sectie familie- en jeugdrechtbank,
hierna te noemen: de rechtbank Antwerpen,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] , België.
Als belanghebbende worden aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
en
[belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats 2] , België,
hierna te noemen: de vader.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen via het Bureau Liaisonrechter Internationale Kinderbescherming (BLIK):
  • het vonnis van de rechtbank Antwerpen van 28 april 2025;
  • het verzoek van de Belgische Liaisonrechter op grond van artikel 15 van de Verordening Brussel II bis;
  • het bericht van de Antwerpse rechter ingekomen via de Belgische Liaisonrechter.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De moeder en de vader hebben samen het volgende minderjarige kind:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] , België.
2.2.
De moeder en [minderjarige (voornaam)] hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.3.
De moeder en [minderjarige (voornaam)] wonen in Nederland. De vader woont in België.
2.4.
Bij vonnis van de rechtbank Antwerpen van 27 juni 2022 is het gezamenlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] beëindigd en is de moeder belast met het gezag. Dat betekent dat de moeder de belangrijke beslissingen over [minderjarige (voornaam)] moet nemen.
2.5.
Verder is bij vonnis van de rechtbank Antwerpen van 27 juni 2022 beslist:
  • inschrijving en hoofdverblijf van [minderjarige (voornaam)] bij de moeder,
  • contacten tussen [minderjarige (voornaam)] en de vader via videogesprek, elke zaterdag van 10:00 uur tot 11:00 uur,
  • groeipakket en sociale voordelen aan de moeder.
2.6.
De zaak is vervolgens naar de bijzondere rol verwezen en aangehouden.
De volgende vorderingen die door de vader zijn ingediend in zijn conclusie van 24 februari 2025 bij de rechtbank Antwerpen zijn nog aanhangig:
- gezamenlijk ouderlijk gezag;
- inschrijving bij moeder;
- een verblijf bij vader tijdens een weekend om de twee weken:
• van zaterdag tussen 10.00 uur en 11.00 uur tot zondag tussen 16.00 uur en
17
uur;
• vanaf 1 september 2025: van vrijdag na school tot zondag tussen 16.00 uur en
17:00 uur en te verlengen indien het weekend wordt voorafgaan of opgevolgd
door een schoolvrije dag;
- vanaf 1 september 2025 te voorzien in een gelijkmatig verdeeld verblijf tijdens de
schoolvakanties volgens de gebruikelijke bepalingen van de rechtbank, met dien
verstande dat die regeling van toepassing is volgens de Nederlandse vakantiekalender;
- halen en brengen door moeder;
- desgevallend een evaluatiezitting te voorzien in september 2025;
- desgevallend een sociaal onderzoek dan wel deskundigenonderzoek te voorzien;
- desgevallend vader te veroordelen tot het aanleveren van bijkomen de medische verslagen;
- sociale en fiscale voordelen aan moeder;
- buitengewone onkosten te verdelen bij helften conform het KB van 22 april 2019;
- kosten als naar recht.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank Antwerpen verzoekt de rechtbank Midden-Nederland (locatie Utrecht - sectie Familierecht) om haar bevoegdheid overeenkomstig artikel 15 Brussel II bis uit te oefenen.
3.2.
De rechtbank zal haar bevoegdheid inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 15 Brussel II bis in het belang van [minderjarige (voornaam)] aanvaarden en legt hierna uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Wettelijk kader
3.3.
Op grond van artikel 15 Brussel II bis kan – bij wijze van uitzondering – een ten gronde bevoegd gerecht van een lidstaat op eigen initiatief het gerecht van een andere lidstaat verzoeken om zijn bevoegdheid uit te oefenen, indien de ten gronde bevoegde lidstaat van mening is dat het gerecht van een andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft beter in staat is om de zaak of een specifiek onderdeel daarvan te behandelen en het in het belang van het kind is dat het andere gerecht de zaak verder in behandeling neemt.
De vereisten voor aanvaarding
Bevoegdheid gerecht
3.4.
De rechtbank Antwerpen heeft zich bevoegd verklaard om over de vorderingen van de vader te oordelen. Om die reden is de rechtbank Antwerpen ook bevoegd een verzoek tot overdracht van bevoegdheid te doen.
Een bijzondere band en beter in staat
3.5.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of [minderjarige (voornaam)] een bijzondere band met Nederland heeft. Op grond van artikel 15 lid 3 Brussel II bis wordt een kind geacht in de zin van lid 1 van het artikel een bijzondere band met een lidstaat te hebben indien:
- het kind na het aanhangig maken van een zaak bij het in lid 1 bedoelde gerecht zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft verkregen;
- het kind voordien zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat had;
- het kind onderdaan van die lidstaat is;
- een van de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft,
- het geschil betrekking heeft op maatregelen ter bescherming van het kind die verband houden met het beheer, de instandhouding van of de beschikking over bestanddelen van het vermogen van het kind die zich op het grondgebied van die lidstaat bevinden.
3.6.
Uit het verzoek van de rechtbank Antwerpen blijkt dat [minderjarige (voornaam)] sinds 2022 met de moeder in Nederland verblijft. Zij gaat sindsdien ook in Nederland naar school. De moeder heeft ook eerder in Nederland gewoond. De vader heeft tot mei 2024 eveneens in Nederland gewoond. Gelet hierop is de rechtbank – net als de Belgische rechter – van oordeel dat [minderjarige (voornaam)] een bijzondere band heeft met Nederland en dat de Nederlandse rechtbank beter in staat om te oordelen over de vorderingen die zien op het gezag en de omgang. De overdracht van de bevoegdheid is daarom ook in het belang van [minderjarige (voornaam)] . In elk geval één van partijen, de moeder, stemt in met de overdracht van de bevoegdheid aangezien zij bij de Belgische rechter zelf heeft gesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is.
3.7.
De rechtbank merkt op dat met deze beslissing wel de bevoegdheid wordt overgedragen, maar niet de al aanhangige procedure in België. Dit betekent dat er in Nederland bij deze rechtbank een (nieuw) verzoekschrift moet worden ingediend met betrekking tot het gezag en de omgang.
3.8.
De vorderingen van de vader die gaan over de sociale en fiscale voordelen, de buitengewone onkosten en de kosten naar recht, vallen niet onder het bereik van de Verordening Brussel II bis; daarop ziet de overdracht van bevoegdheid dus niet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
aanvaardt overeenkomstig artikel 15 lid 5 Brussel II bis Verordening haar bevoegdheid inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid ten aanzien van
[minderjarige], geboren op
[geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] , België.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door V.M.M. van Amstel, (kinder)rechter, in samenwerking met M.H. Lamers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
6 juni 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.